ECLI:NL:GHARL:2025:355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
21-004236-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en deelname aan criminele organisatie, maar bewezenverklaring van tewerkstellen van illegaal verblijvende personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel, deelname aan een criminele organisatie en het tewerkstellen van illegaal verblijvende personen. Het hof sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie, omdat niet bewezen kon worden dat de betrokken vrouwen, afkomstig uit Colombia, Venezuela en Roemenië, daadwerkelijk uitgebuit werden. Het hof oordeelde dat hoewel de vrouwen zich in een kwetsbare positie bevonden, er onvoldoende bewijs was voor uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verklaringen van de vrouwen wezen op een zekere mate van autonomie en keuzevrijheid in hun werkzaamheden, wat het hof leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van misbruik van hun kwetsbare positie.

Echter, het hof kwam wel tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tewerkstellen van de vrouwen, terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat zij wederrechtelijk in Nederland verbleven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof benadrukte dat de verdachte met zijn handelen het illegale verblijf van de vrouwen faciliteerde en het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf ondermijnde. De uitspraak benadrukt de complexiteit van zaken rondom mensenhandel en de noodzaak om zorgvuldig te kijken naar de omstandigheden van de betrokkenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004236-23
Uitspraak d.d.: 23 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 5 september 2023 met parketnummer 16-061246-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
wonende te [plaats] [district] ( [land] ), [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 en 9 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, naar voren is gebracht.
Deze strafzaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (21-004291-23) en [medeverdachte 2] (21-004212-23).

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mensenhandel van [naam 1] . Voor het overige heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, te weten (kort samengevat):
Feit 1: mensenhandel met betrekking tot [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (artikel 273f, eerste lid, onder sub 1, 4, 6 en 9 Wetboek van Strafrecht),
Feit 2: het tewerkstellen van [naam 2] en [naam 3] terwijl hij wist dat zij wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland hadden, en
Feit 3: deelname aan een criminele organisatie.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot andere bewijsbeslissingen komt en zal opnieuw rechtdoen.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Zoals hiervoor is overwogen is de verdachte bij het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van de onder feit 1 tenlastegelegde mensenhandel van [naam 1] . Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor de verdachte niet open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 juli 2020 tot en met 02 maart 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten, een vrouw genaamd [naam 2] en/of een vrouw genaamd [naam 3] en/of een vrouw genaamd [naam 4] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam 2] en/of van die [naam 3] en/of van die [naam 4] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [naam 2] en/of die [naam 3] en/of die [naam 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar, die [naam 2] ’s en/of die [naam 3] ’s en/of van die [naam 4] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten van die [naam 2] en/of van die [naam 3] en/of van die [naam 4] (sub 6°),
hebbende en/of zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de reis naar Nederland voor die voormelde vrouw(en) geregeld en/of die voormelde vrouw(en) ondergebracht in een of meer woning(en) om te leven/wonen en/of een of meer werkplek(ken) voor die voormelde vrouw(en) geregeld en/of advertenties over die voormelde vrouw(en) op sites als [naam website] aangemaakt en/of onderhouden en/of contacten met klanten onderhouden en/of bepaald hoeveel klanten er per dag door die voormelde vrouw(en) moesten worden ontvangen en/of bepaald met welke klanten er welke sexuele handelingen verricht moesten worden door die voormelde vrouw(en) en/of bepaald wat de prijs was voor de sexuele handelingen en/of bepaald hoeveel die voormelde vrouw(en) per dag moesten verdienen en/of die voormelde vrouw(en) naar klanten gebracht en/of later weer opgehaald en/of alle, althans een groot deel van het, met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld van die voormelde vrouw(en) afgepakt en/of aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader(s) laten afgeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 18 november 2020 tot en met ongeveer 02 maart 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam 2] (geboren [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] in Venezuela) en/of een ander, te weten [naam 3] (geboren [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] in Colombia) die zich telkens) wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft, (telkens) krachtens (mondelinge) overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2020 t/m 02 maart 2021 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] welke organisatie tot oogmerk had (telkens) het plegen van misdrijven te weten (telkens) mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht en/of mensensmokkel zoals bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht en/of witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De standpunten

Het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle in hoger beroep nog aan de orde zijnde tenlastegelegde feiten. De in de tenlastelegging genoemde vrouwen bevonden zich in een kwetsbare positie en kunnen niet worden aangemerkt als mondige prostituees. Zij kwamen uit economisch zwakkere landen, waren de Nederlandse taal niet en de Engelse taal slechts beperkt machtig. Verdachte en zijn medeverdachten waren op de hoogte van de omstandigheden waarin de vrouwen zich bevonden. Ze waren voor hun huisvesting volledig afhankelijk van de verdachten. Vanwege hun kwetsbare positie konden de vrouwen niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Vanwege deze omstandigheden waren de vrouwen genoodzaakt zich ermee in te laten dat verdachte en zijn medeverdachten hen onderbrachten in en verplaatsten naar verschillende woningen, de seksadvertenties voor hen maakten en betaalden en hen naar verschillende klanten brachten, waarna de verdachten zelf de helft van de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden hielden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin de vrouwen verkeerden. Tijdens deze tewerkstelling van de vrouwen waren de verdachten op de hoogte van het feit dat [naam 2] en [naam 3] illegaal in Nederland verbleven.
Uit het dossier blijkt tevens dat de verdachte heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat seksuele uitbuiting van vrouwen tot doel had, aldus de advocaat-generaal.
De verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van alle in hoger beroep nog aan de orde zijnde tenlastegelegde feiten.
Volgens de verdediging is de ‘mondige prostituee’ waaraan getoetst wordt een onbekende factor: niemand weet precies wat dat inhoudt. De betreffende vrouwen hebben zelfstandig gekozen om als prostituee te werken vanwege de relatief hoge verdiensten, zodat zij hun familie in hun thuisland goed konden ondersteunen, en niet door druk van de verdachte. Er was geen sprake van dwang of misleiding. De vrouwen zijn akkoord gegaan met de 50/50 verdeling, ook omdat de verdachte(n) hen ondersteunden met huisvesting, middelen en administratie met betrekking tot het prostitutiewerk. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte misbruik zou hebben gemaakt van enige kwetsbare positie, zo die al aanwezig was. Er was dan ook geen uitbuitingssituatie. De verdachte heeft geen oogmerk op uitbuiting gehad en heeft geen dwangmiddelen toegepast.
Ook was er geen crimineel samenwerkingsverband dat mensenhandel, mensensmokkel, dan wel witwassen tot doel had.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte er wetenschap van had dat de vrouwen niet legaal in Nederland waren. De vrouwen werkten zelfstandig. Er was geen sprake van een werkgever-werknemer verhouding tussen de vrouwen en de verdachte.

Vrijspraken

Feit 1: Mensenhandel ten aanzien van [naam 2] , [naam 3] en [naam 4]
Uit het dossier blijkt het volgende:
[naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) hebben geen aangifte gedaan tegen verdachte of een medeverdachte. [naam 2] en [naam 3] zijn gehoord bij de rechter-commissaris. [naam 4] is wel gehoord bij de politie maar niet bij de rechter-commissaris, dan wel raadsheer-commissaris.
[naam 2] (afkomstig uit Venezuela) heeft voor zover relevant het volgende verklaard bij de rechter-commissaris:
Op de vraag of zij door verdachte of één van de medeverdachten is gedwongen of bewogen arbeid of diensten van seksuele aard te verrichten, heeft zij geantwoord dat dat niet het geval is. Zij is op geen enkel moment gedwongen. Zij is niet bedreigd, niet mishandeld, niet afgeperst, niet misleid. Het was haar eigen keuze om in Nederland in de prostitutie te werken. Zij heeft samengewerkt met verdachte en medeverdachten. Zij is het prostitutiewerk gaan doen omdat zij geen geld had. Zij had geld nodig om naar haar familie in Venezuela te sturen. Zij gaf de helft van haar verdiensten aan (mede)verdachte. Op de vraag of het een bewuste keuze was om op basis van een verdeling van de opbrengsten van 50-50 te werken, heeft zij bevestigend geantwoord. Zij had geen kosten, omdat (mede)verdachten voor alles zorgden. [naam 2] betaalde ook geen huur. Zij hield ongeveer € 700 per week over. Zij was niet echt tevreden met de verdiensten in Nederland, maar zij verdiende in Nederland wel meer dan in Frankrijk. Haar vriendin [naam 3] heeft vanuit Frankrijk contact opgenomen met (mede)verdachten. Een chauffeur heeft ze toen opgehaald uit Frankrijk. Zij had de werkzaamheden in Nederland niet zelfstandig kunnen verrichten. [naam 2] sprak op dat moment geen Engels, zij kon niet de website beheren en ze wist ook niet hoe ze aan een woning zou moeten komen. Als (mede)verdachten er niet waren geweest, hadden zij het werk in Nederland niet kunnen doen. Zij heeft (mede)verdachten verteld dat zij illegaal in Nederland verbleef. Bij de politie heeft zij niet verklaard over de 50-50 regeling vanwege mogelijke represailles van de kant van de (mede)verdachten. Op de vraag of ze vrij was om een klant te weigeren heeft zij verklaard dat zij die vrijheid niet had en dat ze moest werken. Op de vraag of er een situatie is geweest waarin ze een klant wilde weigeren, heeft ze geantwoord: ‘die waren er wel veel maar ik moest werken en want ik had geld nodig’. Zij ontving klanten waar ze woonde en maakte daarbij gebruik van het bed waarin ze ook sliep. Zij heeft van tevoren als voorwaarde gesteld om niet zonder condoom te werken. Andere meisjes deden dat wel, maar zij niet. Zij heeft op het adres van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en op het adres van [verdachte] gewerkt. Als het werk minder werd, werd besloten dat ze gingen verhuizen. Zij maakte gebruik van twee telefoons en zij voelde zich in Nederland kwetsbaar. Zij kende niemand in Nederland, zij was bang en wist niet hoe het werkte in Nederland. Op de vraag of zij zich veilig voelde bij de personen waar zij mee samenwerkte, heeft ze geantwoord dat die personen haar beschermden bij de cliënten voor het geval er iets zou gebeuren. Zij vond het prettig dat zij ondersteuning had bij de advertentie van [naam website] , de woning en het vervoer. Zij wist niet hoe het werkte en het kwam goed uit dat de (mede)verdachten alles deden. Zij heeft zich soms een beetje slachtoffer gevoeld. Ze had zich wel eens afgevraagd waarom ze dit deed, maar het was moeilijk in die situatie om werk te vinden en ze moest een gezin onderhouden.
[naam 3] heeft bij de politie op 2 maart 2021 onder meer het volgende verklaard:
Zij komt uit Colombia en ze is ongeveer drie maanden in Nederland. Zij werkt al vele jaren in de prostitutie. Zij is naar Nederland gekomen omdat de situatie in Spanje slecht was. Vanuit Spanje is ze eerst naar Frankrijk gegaan. Haar situatie in Colombia was slecht, daarom werkt ze in de prostitutie. Zij heeft een dochter van 9 jaar die bij haar oma in Colombia woont. Zij heeft voor het prostitutiewerk gekozen omdat ze een beter leven wilde. Ze wilde een eigen huis. Inmiddels heeft ze een appartement waar haar moeder, broer, schoonzus en hun zoontje wonen. Zij spreekt een beetje Engels en Spaans. Zij doet mee aan een WhatsApp groep (‘ [naam WhatsApp-groep] ’). Daarin wordt besproken waar het werk goed en slecht is. In Nederland zou het werk legaal zijn en goed. Zij heeft een WhatsApp bericht gestuurd naar [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 1] werd aangeraden in de WhatsApp groep. Zij is samen met een andere vrouw naar Nederland gegaan. Zij is niet onder druk gezet. Ze heeft wel eens klanten geweigerd omdat ze zonder condoom wilden en een keer toen een klant agressief was. Ze heeft [medeverdachte 1] gezegd dat ze de klant er had uitgezet en hij zei ‘oké’.
[naam 3] heeft voor zover relevant bij de rechter-commissaris het volgende verklaard:
Zij heeft met [medeverdachte 2] contact opgenomen om te werken in Nederland. Zij heeft die beslissing zelf genomen. Zij heeft contact opgenomen omdat het werd aanbevolen als een goede plek om te werken. Zij werkte voor (mede)verdachten op 50-50 basis, omdat zij niet wist hoe zij een appartement moest huren. Zij hielpen haar. Zij kon zelfstandig beslissingen nemen, zoals de beslissing om te vertrekken. Van [medeverdachte 2] kreeg zij geen bevelen, maar zij kreeg wel werkzaamheden van hem. Zij werkt nog steeds als prostituee in Spanje. Zij werkt zelfstandig en na aftrek van de kosten verdient ze ongeveer hetzelfde als destijds in Nederland. Zij was tevreden met haar verdiensten in Nederland. Zij was niet legaal in Nederland en (mede)verdachten wisten dit.
[naam 4] (afkomstig uit Roemenië) heeft op 2 maart 2021 bij de politie verklaard dat zij via [verdachte] en zijn vrouw naar Nederland is gekomen. Zij is naar Nederland gekomen omdat zij haar dochter moet onderhouden. Zij wil scheiden en haar zoon terugkrijgen. Zij is naar Nederland gekomen om te werken. Zij wist dat zij in Nederland prostitutiewerk ging doen. Zij heeft vorig jaar ook in Nederland gewerkt. Dat ging toen via een vriendin waarvan zij de naam niet wil noemen. Zij is nu een maand in Nederland en twee weken geleden is zij begonnen te werken. [verdachte] en zijn vrouw kenden haar situatie. Ze zeiden als je wil kom maar, dan kun je geld verdienen. Het zijn volgens [naam 4] goede mensen; zij gebruiken geen geweld. Zij heeft [verdachte] zijn vrouw benaderd. Zij vroeg vrienden om hulp. Zij wilde niet alleen gaan werken. Zij heeft een advertentie op [naam website] . Zij werkt zes dagen in de week, maar niet in de avond. Zij had 3 of 4 klanten op een dag en soms maar 1. Zij gebruikt altijd een condoom. Zij doet soms ook anaal, maar dat staat niet in de advertentie. Zij doet dat als de klant dat verzoekt. Zij vindt zichzelf geen slachtoffer van mensenhandel. Niemand dwingt haar; zij is hier vrijwillig. Zij weet dat het geen normaal werk is, maar het verdient goed. Zij verdient nergens zo goed. Het werk voelt niet goed. Zij heeft een hekel aan haarzelf dat ze toelaat dat iedereen haar aanraakt. Zij heeft het geld nodig voor de scheiding in Roemenië en ze heeft geld nodig om te overleven. Het is lastig om in Roemenië te werken.
Het vonnis van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] het slachtoffer geworden van mensenhandel, waarbij misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie waarin de vrouwen verkeerden en verdachte(n) misbruik hebben gemaakt van het overwicht dat zij op de vrouwen hadden.
Ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] heeft de rechtbank aangegeven dat deze vrouwen zich in een kwetsbare situatie bevonden en dat zij door die situatie niet zelf konden bepalen wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden konden verrichten. De rechtbank noemt daarbij dat [naam 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij niet de vrijheid had om klanten te weigeren. Volgens de rechtbank waren [naam 2] en [naam 3] genoodzaakt zich ermee in te laten dat (mede)verdachten hen onderbrachten in verschillende woningen, de seksadvertenties voor hen maakten en betaalden, hen naar verschillende klanten brachten, waarna de opbrengsten werden verdeeld en (mede)verdachten zelf daarvan de helft hielden. Daarmee hebben (mede)verdachten volgens de rechtbank misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [naam 2] en [naam 3] verkeerden.
Als reactie op de verweren heeft de rechtbank nog gesteld dat het feit dat de vrouwen enige inspraak hadden niet maakt dat sprake was van een situatie waarin zij volledige autonomie hadden over waar zij verbleven, welke klanten zij wilden ontvangen en hoeveel zij van hun verdiensten aan (mede)verdachten afstonden. Zij moesten zich inlaten met door (mede)verdachte gecreëerde omstandigheden. Veelzeggend vindt de rechtbank dat de vrouwen in hetzelfde bed sliepen als waarin zij ook hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Die situatie is volgens de rechtbank op geen enkele wijze is te vergelijken met de situatie waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert.
Ten aanzien van [naam 4] geeft de rechtbank aan dat [naam 4] zich in een kwetsbare positie bevond en dat [naam 4] door die kwetsbare positie niet zelf kon bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Zij was niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en afspraken met klanten te maken. De rechtbank ziet bevestiging van de conclusie - die inhoudt dat [naam 4] geen werkelijke andere keuze had dan het misbruik te ondergaan - in haar verklaring bij de politie, namelijk dat zij dit werk niet normaal vindt, maar dat zij dat moet doen om haar kind terug te krijgen en dat ze een hekel aan haarzelf heeft dat zij toelaat dat iedereen haar aanraakt. Vanwege die omstandigheden was [naam 4] genoodzaakt zich ermee in te laten dat [verdachte] haar onderbracht in een woning en het vervoer naar klanten regelde, waarna (mede)verdachten (minstens) de helft van de verdiende inkomsten van [naam 4] afnamen.
Het oordeel van het hof
Is sprake van misbruik van een kwetsbare positie (of overwicht)?
Het hof zal bij de uitleg van het middel misbruik van een kwetsbare positie aansluiting zoeken bij de tekst en de ratio van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), welk artikel in de kern uitbuiting (en de voorbereiding of het profijt ervan) strafbaar stelt. Het vaak gebruikte begrip ‘mondige prostituee’ of ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee verkeert’ is afkomstig uit de wetsgeschiedenis (van lang geleden). Hoewel het begrip niet heel concreet is en ook wel verschillend wordt ingevuld, zal het duiden op een situatie waarin de prostituee (voldoende mate van) zeggenschap heeft over haar werkzaamheden en verdiensten. Die aspecten komen echter ook aan de orde bij de vraag of sprake is van uitbuiting, dat inmiddels (als gevolg van uitspraken van de Hoge Raad) als impliciet bestanddeel wordt beschouwd van artikel 273f, eerste lid, onder sub 3, 4 en 9 Sr, terwijl het expliciet wordt genoemd in artikel 273f, eerste lid, onder sub 1 en sub 6 Sr.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de middelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht elkaar grotendeels overlappen. Het hof is verder met de rechtbank van oordeel dat [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] zich in een kwetsbare positie bevonden. Het faciliteren van prostitutiewerkzaamheden van mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden hoeft niet strafwaardig te zijn. Dit is anders in geval
misbruikwordt gemaakt van die kwetsbare positie. Van misbruik zal (in ieder geval) sprake zijn (in geval van sub 4) als de verdachte weet van de kwetsbare positie (althans voorwaardelijk opzet daarop heeft) en de kwetsbare positie gebruikt als middel om de persoon aan het werk te zetten of te faciliteren onder zodanige omstandigheden dat sprake is van uitbuiting. In geval van sub 1 zal van misbruik (in ieder geval) sprake zijn als de verdachte weet van de kwetsbare positie (althans daar voorwaardelijk opzet op heeft) en de kwetsbare positie als middel inzet om een persoon te vervoeren, huisvesten etc. met het oogmerk van uitbuiting.
Artikel 273f Sr en (het oogmerk op) uitbuiting
De tenlastelegging ziet op artikel 273f, eerste lid, onder sub 1, 4, 6 en 9 Sr.
Onder sub 1 vallen handelingen die zien op de voorbereiding van uitbuiting. Voor een bewezenverklaring van sub 1 is niet nodig dat er daadwerkelijk is uitgebuit; wel moet sprake zijn van het oogmerk van uitbuiting. Dit is anders ten aanzien van sub 4, 6 en 9. Om tot een bewezenverklaring van die subjes te komen dient vast te staan dat er is uitgebuit (althans sprake is van omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld). Bij die subjes hoeft anders dan bij sub 1 niet het oogmerk op uitbuiting te worden bewezen.
Wanneer is sprake van uitbuiting in de prostitutie?
De enkele omstandigheid dat mensen zich (vanwege de omstandigheden in hun land of andere persoonlijke omstandigheden) uit financiële motieven genoodzaakt voelen werkzaamheden te verrichten die ze als niet prettig ervaren, maakt nog niet dat degene die het werk aanbiedt of faciliteert die mensen uitbuit. Daarvoor moet meer aan de hand zijn zoals te geringe verdiensten, te lange werkdagen, onveilig werk etc.
Voor de vraag of sprake is van uitbuiting in de prostitutie is een aantal factoren relevant, zoals (zeggenschap over) de verdiensten en (zeggenschap over) de inhoud van het werk (waaronder de aard van de seksuele handelingen, de omstandigheden waaronder de werkzaamheden worden verricht, het aantal klanten op een dag en het aantal dagen in de week dat gewerkt wordt).
Werden [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] uitgebuit?
Uit de verklaringen van met name [naam 2] en [naam 4] blijkt dat ze het prostitutiewerk niet met plezier deden. Omdat zij geld nodig hadden, kozen zij er toch voor om die werkzaamheden te verrichten. Dat [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] besloten die werkzaamheden in Nederland te verrichten, hield verband met de hoogte van de verdiensten en/of de mogelijkheden die er in Nederland waren. Zij waren echter niet in staat zelf die werkzaamheden te organiseren, omdat zij Nederland niet kenden en ook de taal niet spraken. Voor [naam 2] en [naam 3] was het extra gecompliceerd omdat het voor hen niet was toegestaan om in Nederland te werken. Zij kwamen uit Venezuela en Colombia en hadden geen werkvergunning. Om toch geld te kunnen verdienen in Nederland waren [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] afhankelijk van de hulp van anderen die wel de weg in Nederland kenden. [naam 3] heeft daarom contact opgenomen met [medeverdachte 2] , waarna zij en [naam 2] werden opgehaald vanuit Frankrijk. [naam 4] kende (de vrouw van) [verdachte] van vroeger en ging in op het aanbod om in Nederland in de prostitutie te gaan werken.
[naam 2] en [naam 3] spraken af dat zij de helft van hun verdiensten zouden afstaan aan (mede)verdachten. In ruil daarvoor zouden (mede)verdachten voor huisvesting, vervoer, veiligheid, advertenties en klantcontacten zorgen. Mede omdat het niet gelukt is om [naam 4] bij de rechter-commissaris of raadsheer-commissaris te horen, heeft het hof een minder goed beeld van de situatie van [naam 4] in Nederland, maar uit het dossier blijkt onvoldoende dat die situatie voor haar anders of slechter was dan voor [naam 2] en [naam 3] .
Uit het dossier volgt niet dat de vrouwen elke dag werkten en ook niet dat ze dagelijks veel klanten hadden. Bij de rechter-commissaris verklaart [naam 2] dat ze zo’n € 700 per week overhield wat dus inhoudt dat ze eenzelfde bedrag afstond aan (mede)verdachten. Uit het dossier volgt niet dat [naam 3] en [naam 4] een (beduidend) hoger bedrag of een hoger percentage van hun verdiensten afstonden aan de (mede)verdachten. Gelet op het feit dat de (mede)verdachten huisvesting regelden en betaalden, de vrouwen vervoerden, voor hun veiligheid zorgden en de advertenties en klantcontacten regelden, is naar het oordeel van het hof het gedeelte dat de vrouwen afstonden aan (mede)verdachte(n) niet zodanig dat reeds om die reden gesproken kan worden van uitbuiting.
Ook de omstandigheid dat (mede)verdachte(n) bepaalde(n) dat de vrouwen de helft van hun verdiensten zouden afstaan en niet de vrouwen zelf bepaalden wat zij de (mede)verdachten betaalden, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat sprake was van uitbuiting. Over dat tarief werd namelijk vooraf met de vrouwen gecommuniceerd. Kennelijk vonden ze het tarief aanvaardbaar omdat het hen niet tegenhield om naar Nederland te reizen en aldaar aan het werk te gaan. Niet is gebleken dat gedurende de werkzaamheden van de vrouwen dat tarief door medeverdachten werd gewijzigd, dan wel dat (mede)verdachten minder diensten verrichtten voor de vrouwen dan vooraf was afgesproken. (Mede)verdachte(n) hield(en) zich aan de gemaakte afspraken.
De dienstverlenende activiteiten van (mede)verdachte(n) ziet het hof niet als activiteiten die een ontoelaatbare inbreuk maakten op de autonomie van de vrouwen. De vrouwen wilden uit financiële motieven in Nederland werken zonder dat ze daar de weg kenden. Ze kozen er daarom voor om samen te werken met (mede)verdachte(n) (die wel de weg kende(n)) zodat ze in staat waren in Nederland te werken en hun financiële omstandigheden te verbeteren.
Uit het dossier leidt het hof niet af dat de vrouwen meer moesten werken dan was afgesproken, of andere seksuele handelingen moesten verrichten dan ze hadden verwacht of afgesproken dan wel dat (mede)verdachte(n) opdracht gaf/gaven dan wel enige bemoeienis had(den) met de te verrichten handelingen. Weliswaar heeft [naam 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet de vrijheid had om klanten te weigeren, maar op dat punt is niet doorgevraagd. Het zou goed kunnen (gelet op de andere antwoorden die [naam 2] heeft gegeven) dat zij zich niet vrij voelde om klanten te weigeren, omdat zij dringend geld nodig had voor haar familie in Venezuela. Het hof kan uit het dossier onvoldoende afleiden dat [naam 2] niet de vrijheid had om klanten te weigeren vanwege de druk die door (mede)verdachte(n) op haar werd uitgeoefend.
De vrouwen werden naar klanten gebracht of ontvingen klanten in de woning waar zij verbleven. De vrouwen hoefden dus niet op straat te werken of vele uren achter een raam te poseren. Dat zij in hetzelfde bed sliepen dat ook werd gebruikt voor de prostitutiewerkzaamheden acht het hof niet een zodanige omstandigheid dat dit zonder meer uitbuiting oplevert. Niet is gebleken dat zij geen eigen bed hadden, of dat het ging om een bed zonder beddengoed of een bed dat niet vaak genoeg van schoon beddengoed werd voorzien.
Op basis van het dossier (en het onderzoek ter zitting) acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] werden uitgebuit zodat het hof niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op sub 4, 6 en 9. Evenmin acht het hof bewezen dat verdachte het oogmerk had van uitbuiting, zodat het hof ook sub 1 niet bewezen acht.
Het hof spreekt de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3: deelname criminele organisatie
Zoals hiervoor overwogen komt het hof niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde mensenhandel. Het dossier biedt ook overigens onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat er sprake was van een samenwerkingsverband waartoe de verdachte behoorde, dat het oogmerk had tot het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Het hof heeft dan ook uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 2 wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen zullen in de later bij een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zowel [naam 2] en [naam 3] in de tenlastegelegde periode in Nederland werkzaam waren als prostituee. Zij verbleven in die periode eerst in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in [plaats] en vervolgens in de woning van [verdachte] in [plaats] , waar zij klanten ontvingen.
De dames waren in [plaats] afhankelijk van verdachte voor hun huisvesting en hun werkzaamheden. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat [naam 2] en [naam 3] bij hem in de woning prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Door verdachte en de medeverdachten werden de randvoorwaarden om dit werk te doen geregeld. Afspraken werden gemaakt en benodigdheden zoals condooms en glijmiddel werden verschaft, zodat [naam 2] en [naam 3] hun werkzaamheden konden verrichten. Zonder de bemoeienissen van verdachte en zijn medeverdachten waren de dames niet in staat werkzaamheden te verrichten als prostituee. Doordat [naam 2] en [naam 3] afhankelijk waren van verdachte en medeverdachten om klanten te verkrijgen, acht het hof bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten de dames arbeid hebben doen verrichten. Hierover waren vooraf ook mondelinge afspraken over gemaakt.
Zowel [naam 2] als [naam 3] verbleven zonder geldige verblijfsvergunning, en dus illegaal, in Nederland, terwijl zij voornoemde werkzaamheden verrichtten. [naam 2] heeft verklaard dat zij verdachte en zijn medeverdachten heeft verteld van haar illegale status. Daar hadden ze geen problemen mee. Dat [medeverdachte 1] van haar illegale status wist, wordt ondersteund door een gesprek tussen hem en [naam 2] waarin zij (in het Engels) met hem bespreekt bang te zijn om uitgezet te worden, maar dat zij weet dat ze niet zomaar uitgezet wordt en eerst een wachttijd van twee weken zal krijgen.
[naam 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wisten van haar illegale status. Uit het bovenstaande volgt dat verdachte wist dat [naam 2] illegaal in Nederland was. Die kennis weerhield hem er niet van haar werkzaamheden te faciliteren. Ook de werkzaamheden van [naam 3] faciliteerde hij. [naam 3] verbleef gelijktijdig met [naam 2] in de woning van verdachte. Beide vrouwen spraken dezelfde buitenlandse taal (die ook veel buiten de EU wordt gesproken) en spraken geen Nederlands. Als verdachte niet heeft geweten dat [naam 3] illegaal in Nederland was, moet hij zich wel bewust zijn geweest van de mogelijkheid dat daar (net als bij [naam 2] ) sprake van was. Ondanks de bewustheid van die mogelijkheid, heeft hij ook haar werkzaamheden gefaciliteerd en (kennelijk) geen onderzoek ingesteld naar haar verblijfstatus. Voor zover er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet, geldt dat verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat [naam 3] net als [naam 2] illegaal in Nederland verbleef.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, doordat ze bijvoorbeeld onderling bespraken waar ze de prostituees zouden onderbrengen en betalingen voor de seksadvertenties door verschillende verdachten werden verricht.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte, tezamen en in vereniging met anderen [naam 2] en [naam 3] te werk heeft gesteld, terwijl hij wist of (minst genomen) ernstige reden had om te vermoeden dat zij wederrechtelijk in Nederland verbleven. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. hij in
of omstreeksde periode van
ongeveer18 november 2020 tot en met
ongeveer02 maart 2021
te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of eldersin Nederland in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een ander, te weten [naam 2] (geboren [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] in Venezuela) en
/ofeen ander, te weten [naam 3] (geboren [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] in Colombia) die zich
telkens)wederrechtelijk
toegang tot ofverblijf in Nederland had
(den
)verschaft, (telkens) krachtens
(mondelinge
)overeenkomst
of aanstellingarbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een ander, die zich wederrechtelijk verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tewerkstellen van twee vrouwen in de prostitutie terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was. Met zijn handelen heeft hij (het voortduren van) het illegale verblijf van deze vrouwen gefaciliteerd. Daarbij heeft hij het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in Nederland ondermijnd. Ook heeft hij elke vorm van toezicht of hulpverlening aan de vrouwen in deze kwetsbare werksituatie onmogelijk gemaakt. De verdachte had slechts zijn eigen financieel voordeel voor ogen.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze passend is.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld, zodat dit geen reden is voor strafverhoging.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer zes maanden is overschreden. In hoger beroep is de zaak (ondanks de omvang) met de nodige voortvarendheid behandeld. Het hof zal in de strafafdoening volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.
Alles overwegende zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest dat verdachte heeft ondergaan.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen goederen komen, gelet op de vrijspraken, niet in aanmerking voor verbeurdverklaring en komen evenmin in aanmerking voor onttrekking aan het verkeer. Het hof zal de teruggave van de goederen gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 197b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de ten laste gelegde mensenhandel van [naam 1] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [naam 3] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een boekje aan [naam 3] (goednummer PL0900-MDRCC I9003_650799).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een iPhone (goednummer PL0900-MDRCC 19003_650741);
- een geldbedrag van € 35,- (goednummer PL0900-MDRCC 19003_650752);
- een kentekenbewijs (goednummer PL0900-MDRCC 19003_650749);
- een auto (goednummer PL0900-MDRCC 19003_650760);
- een iPhone (goednummer PL0900-MDRCC 19003_650755);
- een Samsung Galaxy A5 (goednummer PL0900-MDRCC 19003_587844);
- een Samsung Galaxy S8 (goednummer PL0900-MDRCC 19003_587846).
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 23 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.