ECLI:NL:GHARL:2025:3509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
200.349.824
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling tussen ouders met betrekking tot minderjarige kinderen na vergissing in wekenindeling

In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om de zorgregeling voor haar minderjarige kind, [de minderjarige1], te wijzigen. De moeder heeft zich vergist in de even en oneven weken van de zorgregeling, die oorspronkelijk door de rechtbank Overijssel was vastgesteld. De moeder verzoekt het hof om de zorgregeling aan te passen, zodat [de minderjarige1] in de oneven weken op donderdag bij de vader verblijft en in de even weken bij de moeder. De vader verzet zich tegen deze wijziging en vraagt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 mei 2025 zijn beide ouders en hun advocaten aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof overweegt dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is, omdat zij te weinig tijd met elkaar doorbrengen. Het hof wijst het verzoek van de moeder toe en past de zorgregeling aan, zodat de kinderen meer tijd samen kunnen doorbrengen. De nieuwe regeling gaat in op 24 augustus 2025. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de vakanties, waarbij [de minderjarige1] in de zomervakantie drie weken bij de vader verblijft en in de Kerstvakantie om en om bij beide ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.824
(zaaknummer rechtbank Overijssel 316669)
beschikking van 10 juni 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Geersen-Janssen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 14 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 januari 2025;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Ten Brummelhuis van 15 mei 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van: [de minderjarige1] , geboren [in] 2020.
De vader heeft [de minderjarige1] erkend en de vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] .
3.2
De moeder heeft ook nog een oudere zoon uit een eerdere relatie. Hij heet [de minderjarige2] en is 13 jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn het niet eens over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige1] .
In de bestreden beschikking is als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige1] in de even weken op donderdag naar de vader gaat en in de oneven weken op donderdag weer bij de moeder komt, daarnaast worden de feest- en vakantiedagen en andere bijzondere dagen bij helfte in onderling overleg verdeeld.
4.2
De moeder is het niet eens met de basiszorgregeling. Zij wil graag dat deze omgedraaid wordt en komt daarom in hoger beroep.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat [de minderjarige1] in de oneven weken op donderdag naar de vader gaat en in de even weken op donderdag weer bij de moeder komt, met een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, dan wel een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer tegen het verzoek van de moeder. De vader is het op zijn beurt niet eens met zorgregeling voor de vakanties en feestdagen en komt daarom ook in hoger beroep.
De vader verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep – het hof begrijpt: dit verzoek af te wijzen - en in aanvulling op de bestreden beschikking als vakantieregeling voor de zomer- en de kerstvakantie te bepalen dat:
- [de minderjarige1] in de even jaren de Kerstdagen en de eerste week van de Kerstvakantie bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijft, in de oneven jaren andersom;
- [de minderjarige1] in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader verblijft, in de oneven jaren andersom;
dan wel te beslissen zoals het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader in hoger beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen ten aanzien van het niet vastleggen van de verdeling van de vakanties en feestdagen, dan wel een beslissing te geven die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling inzake de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.2
De moeder stelt samengevat dat zij zich bij het maken van de afspraken over de zorgregeling met [de minderjarige1] heeft vergist in de even en de oneven weken in relatie tot de zorgregeling die zij met (de vader van) [de minderjarige2] heeft. Nog diezelfde dag heeft zij dat ontdekt en direct contact met de vader opgenomen met het verzoek de even en oneven weken om te wisselen. De vader wilde hieraan niet meewerken, terwijl hij waarschijnlijk wel zou hebben ingestemd als zij zich niet had vergist. Als compromis werd vervolgens afgesproken dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een weekend per twee weken gezamenlijk bij haar konden verblijven. Bij de uitvoering van die afspraak bleek dat deze aanpassing teveel onrust en wisselmomenten voor [de minderjarige1] veroorzaakte. In overleg met de hulpverlening vanuit [naam1] is daarom dit weekend weer vervallen en overgegaan tot uitvoering van de regeling voor [de minderjarige1] zoals de rechtbank heeft vastgesteld.
De moeder vindt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] als gevolg van deze regeling te weinig tijd met elkaar doorbrengen en onvoldoende mogelijkheden hebben om een goede familieband op te bouwen. Zeker nu ook sprake is van een leeftijdsverschil en omdat [de minderjarige2] gediagnosticeerd is met ADHD en autisme (hij volgt speciaal onderwijs). [de minderjarige2] en [de minderjarige1] geven beiden aan bij haar dat zij elkaar missen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven in het weekend nu niet meer tegelijkertijd bij haar. Het klopt dat [de minderjarige2] thuis veel begeleiding en een specifieke gestructureerde benadering nodig heeft, maar bij een wisseling van de weken blijven er voor haar nog voldoende daarvoor benodigde een-op-een-momenten met [de minderjarige2] over.
Verder voert de moeder aan dat zij op dit moment onvoldoende mogelijkheden heeft om zonder de kinderen voldoende tot rust te komen. Ze heeft eigenlijk geen moment meer zonder kinderen. In 2022 heeft zij een herseninfarct gehad en op dit moment voert zij in het kader van een re-integratietraject drie dagdelen per week vrijwilligerswerk uit. Ze is snel vermoeid en vindt het moeilijk om werkzaamheden onder tijdsdruk uit te voeren.
Voor de zomervakantie stelt de moeder voor dat wordt vastgelegd dat de vader drie weken aaneengesloten met [de minderjarige1] kan doorbrengen. Zij wil liever niet vastleggen dat dit de eerste of de laatste drie weken zijn, omdat zij de zomervakantie graag zoveel mogelijk wil kunnen afstemmen op de vakantieregeling die [de minderjarige2] dan met haar heeft. De helft van de kerstvakantie bij iedere ouder is voor de moeder in principe ook akkoord. Zij wil alleen wel graag ieder jaar een moment met Kerst met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gezamenlijk hebben.
5.3
De vader brengt naar voren dat hij van [naam1] heeft vernomen dat sinds de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde regeling wordt uitgevoerd veel meer rust is ontstaan in de situatie bij de moeder thuis. [de minderjarige1] ontwikkelt zich heel goed, zoals school onlangs ook nog aan de ouders heeft meegedeeld. Hij denkt niet dat een verhoging van het aantal contactmomenten tussen de [de minderjarige1] en [de minderjarige2] positief zal uitwerken voor [de minderjarige1] . De kinderen zien elkaar nu ook regelmatig. Vaak reageren de kinderen eerst positief op elkaar, maar daarna gaan ze minder leuk met elkaar om. [de minderjarige2] reageert anders dan andere jongens van zijn leeftijd en hij merkt wanneer de broers langere tijd bij elkaar zijn geweest dat [de minderjarige1] zich bij de vader agressiever gedraagt en grof taalgebruik heeft. Wanneer [de minderjarige1] ouder wordt zal hij de beperkingen van [de minderjarige2] en zijn gedrag beter kunnen plaatsen. De moeder kan [de minderjarige2] in een-op-een-contacten beter aansturen en zij heeft bij de huidige regeling ook voldoende mogelijkheden om momenten voor zichzelf te creëren aldus de vader.
De huidige regeling is afgestemd met zijn werkgever en op zijn werkzaamheden, een wisseling van de weken is voor hem lastig uit te voeren. Zijn ouders vangen [de minderjarige1] nu op als hij moet werken. Wanneer de weken worden omgedraaid zal hij naar eigen zeggen ook gebruik moeten gaan maken van buitenschoolse opvang.
Ten aanzien van de vakanties blijkt dat het overleg daarover ook met tussenkomst van [naam1] moeizaam gaat. Hij heeft veel aanpassingen moeten treffen om de door [naam1] voorgestelde verdeling van de vakantie de afgelopen weken te kunnen uitvoeren. Het is daarom beter dat er meer duidelijkheid en structuur in de regeling voor de vakanties komt. In overleg kan nog van de vastomlijnde regeling worden afgeweken.
5.5
De adviseur namens de raad heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat het de raad bekend is dat [de minderjarige2] in het verleden moeilijk was aan te sturen en dat de moeder het lastig vond om daarmee om te gaan. De belasting voor de moeder was groot aldus de raad. De moeder heeft hierop gereageerd en verteld dat het inmiddels beter gaat. Zij heeft goed kunnen profiteren van de adviezen van [naam1] met betrekking tot [de minderjarige2] .
5.6
De raad vindt de huidige zorgregeling passend. Het schaadt het belang van [de minderjarige1] niet om deze zorgregeling waarbij de kinderen slechts beperkt contact hebben met elkaar voort te zetten. [de minderjarige2] en [de minderjarige1] verkeren op dit moment in heel verschillende leeftijdsfasen en hun interesses zullen daarom verschillen. Mogelijk veroorzaakt een verandering weer nieuwe onrust voor [de minderjarige1] . De belasting voor de moeder is bovendien groter wanneer beide kinderen gezamenlijk meer tijd bij haar zullen doorbrengen.
5.7
Het hof heeft een schema gemaakt van de zorgregeling van de moeder met [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ) zoals vastgesteld door de rechtbank in de bestreden beschikking en de zorgregeling die moeder heeft met [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ):
Situatie nu:
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
oneven
week [de minderjarige1]
[de minderjarige1]
middag
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
oneven
week [de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2] ochtend
samen
middag
ochtend
geen
kind
even
week [de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
ochtend
oneven
week [de minderjarige2]
[de minderjarige2] middag
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
ochtend
[de minderjarige2] middag
[de minderjarige2]
samen
middag
hele
dag
ochtend
geen kind
middag
hele
dag
ochtend
5.8
Het hof heeft ook een schema gemaakt van de zorgregeling zoals de moeder nu verzoekt met [de minderjarige1] in combinatie met haar zorgregeling met [de minderjarige2] :
Verzoek moeder:
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
oneven
week [de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
ochtend
oneven
week [de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
[de minderjarige2] ochtend
samen
hele
dag
hele
dag
hele
dag
ochtend
geen
kind
middag
hele
dag
hele
dag
even
week [de minderjarige1]
[de minderjarige1]
middag
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
[de minderjarige1]
oneven
week [de minderjarige2]
[de minderjarige2] middag
[de minderjarige2]
[de minderjarige2]
ochtend
[de minderjarige2] middag
[de minderjarige2]
samen
middag
hele
dag
geen kind
hele
dag
morgen
5.9
Uit voorgaande schema’s volgt:
- dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op dit moment aaneengesloten een middag en een ochtend in de ene week en in de andere week aaneengesloten een middag, een hele dag en een ochtend met elkaar doorbrengen per veertien dagen. Wanneer de weken worden omgedraaid voor [de minderjarige1] dan zullen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aaneengesloten een halve, vier hele en dan weer een halve dag tegelijkertijd bij de moeder zijn en zien zij elkaar vervolgens acht dagen niet. (De kinderen brengen dan ook een weekend per veertien dagen samen bij de moeder door);
- dat de moeder op dit moment per veertien dagen een middag, een hele dag en een ochtend aaneengesloten geen kinderen hoeft te verzorgen. Wanneer de weken worden omgedraaid voor [de minderjarige1] dan heeft de moeder een middag, drie hele dagen en een morgen eveneens aaneengesloten geen kinderen om te verzorgen;
- dat [de minderjarige1] op dit moment een-op-een-momenten met de moeder heeft in totaal een middag, drie hele dagen en een ochtend aaneengesloten per veertien dagen. Wanneer de weken worden omgedraaid dan zijn er een-op-een-momenten voor [de minderjarige1] aaneengesloten een middag, een hele dag en een ochtend.
- dat [de minderjarige2] op dit moment een-op-een-momenten met de moeder heeft in totaal een middag, vier hele dagen en een ochtend aangesloten per veertien dagen. Wanneer de weken worden omgedraaid zijn er een-op-een-momenten voor [de minderjarige2] gedurende een middag en ochtend aaneengesloten in de ene week en een middag, een hele dag en een ochtend aaneengesloten in de andere week.
5.1
Het hof is het geheel overziende van oordeel dat het verzoek van de moeder om de regeling aan te passen en de even en de oneven weken te wisselen onder de gegeven omstandigheden moet worden toegewezen. Het hof legt hierna uit waarom.
5.11
Het hof ziet net als de raad dat er al heel veel goed gaat tussen partijen rondom het maken van afspraken over [de minderjarige1] . Duidelijk is voor iedereen dat de moeder zich heeft vergist.
Uitgaande van alleen de basisregeling zonder vakanties zijn [de minderjarige2] en [de minderjarige1] nu steeds heel kort bij elkaar op uitsluitend schooldagen. In totaal gaat het slechts om drie dagen van de veertien dagen. Zij brengen geen weekenden samen door. Het is in principe in het belang van de broers dat zij een gezin met elkaar kunnen vormen. Dat het leeftijdsverschil tussen de broers groot is en [de minderjarige2] beperkingen heeft maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof passeert daarom het advies van de raad. Bij de door de moeder verzochte regeling verblijven de kinderen per veertien dagen een aaneengesloten periode van ongeveer vijf dagen bij elkaar en brengen zij vanaf zaterdagmiddag de rest van het weekend bij de moeder samen door. Het hof gaat ervan uit dat dit het samen langdurig(er) bij de moeder zijn rustiger is voor de kinderen dan elkaar vaker kort te zien.
Uit de stellingen van de vader en hetgeen de raad heeft opgemerkt, kan het hof niet afleiden dat de moeder de door haar verzochte regeling wat betreft de zorg voor [de minderjarige2] in combinatie met gelijktijdig de zorg voor [de minderjarige1] niet aankan. De vader heeft dit onvoldoende nader onderbouwd en de raad beschikt niet over actuele informatie over de situatie bij de moeder. De stelling van de moeder dat haar opvoedingssituatie ten aanzien van [de minderjarige2] is verbeterd is door de vader niet weersproken. De een-op-een-momenten met [de minderjarige2] verminderen in de door de moeder gewenste regeling van vijf dagen in totaal naar drie dagen in totaal, maar daar staat tegenover dat de een-op-een-momenten bij de door de moeder gewenste regeling mooi verspreid zijn over beide weken in plaats van vijf dagen aaneengesloten.
Verder heeft de moeder aangegeven dat zij nog steeds last heeft van een energietekort. Ook is het in zijn algemeenheid voor alleenstaande ouders fijn om af en toe ontlast te worden in die zin dat er even geen zorg is voor de kinderen. Het hof kan zich voorstellen dat twee dagen per veertien dagen zonder zorg voor een kind in de situatie van de moeder te weinig is. Ook heeft de moeder in principe geen weekend voor zichzelf, al werkt de vader wel eens mee aan het verplaatsen van dagen op haar verzoek. Bij de door de moeder verzochte regeling heeft zij in totaal per veertien vier dagen geen zorg voor de kinderen en heeft zij net als de vader ook om het weekend een heel weekend voor zichzelf. Dit zal haar draagkracht voor de dagen waarop zij voor beide kinderen tegelijk moet zorgen ten goede komen.
De stellingen van de vader dat hij de door de moeder gewenste regeling minder goed kan combineren met zijn werk en de opvang van zijn ouders, zijn voor het hof niet doorslaggevend. De vader werkt immers ongeveer fulltime en is dus hoe dan ook op veel opvang aangewezen. Het hof gaat ervan uit dat de vader en zijn ouders misschien een oplossing kunnen vinden voor de wisseling van de even en oneven weken. Indien de vader daarnaast toch een beroep zal moeten gaan doen op buitenschoolse opvang is dat niet onoverkomelijk. Gesteld noch gebleken is dat het belang van [de minderjarige1] zich daartegen verzet.
5.12
Het hof is van oordeel dat de nieuwe regeling voor [de minderjarige1] met een wisseling van de even en de oneven week moet worden uitgevoerd met ingang van het nieuwe schooljaar, te weten vanaf zondag 24 augustus 2025. Dan hebben de ouders de gelegenheid om maatregelen te treffen om de gewijzigde regeling te kunnen gaan uitvoeren wat betreft werk en opvang en kunnen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ook rustig voorbereid worden op deze verandering.
5.13
Ten aanzien van het verzoek van de vader om vast te leggen dat [de minderjarige1] in de even jaren de eerste drie weken en in de oneven jaren de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vader verblijft, is het hof van oordeel dat het voldoende is om uitsluitend te bepalen dat [de minderjarige1] in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de vader zal verblijven. Partijen dienen de concrete invulling net als voor de korte vakanties in onderleg overleg nader af te spreken. Het is een goed voorstel van de moeder om in januari afspraken te maken over de vakanties voor het hele jaar. Wanneer de ouders er gezamenlijk niet helemaal uitkomen dan kunnen ze zo nodig de hulpverlening hierbij inschakelen.
Voor de Kerstvakantie is het hof van oordeel dat [de minderjarige1] bij iedere ouder een week kan verblijven maar dat [de minderjarige1] de tweede Kerstdag moet doorbrengen bij de ouder bij wie hij die week niet verblijft, zodat beide ouders Kerst met hem kunnen vieren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep van de moeder ten aanzien van de basiszorgregeling voor [de minderjarige1] en slaagt het hoger beroep van de vader ten aanzien van de zomer- en Kerstvakantie gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking, daarom vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep/het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 14 oktober 2024 en opnieuw beschikkende:
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige1] , geboren [in] 2020:
  • dat [de minderjarige1] vanaf 24 augustus 2025 in de oneven weken op donderdag naar de vader gaat en in de even weken op donderdag naar de moeder gaat,
  • dat [de minderjarige1] in de zomervakantie drie aaneengesloten weken, in onderling overleg in januari van dat jaar nader af te spreken, bij de vader verblijft;
  • [de minderjarige1] in de Kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijft, in de oneven jaren andersom, waarbij [de minderjarige1] tweede Kerstdag bij de ouder doorbrengt waar hij de eerste week niet verblijft;
  • dat de overige vakanties en feestdagen en andere bijzondere dagen in januari van het betreffende jaar in onderling overleg tussen de ouders worden verdeeld;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, S. Kuijpers en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door de griffier, en is op 10 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.