In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 januari 2025 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 20 juli 2025. De moeder heeft verzocht deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de machtiging af te wijzen. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht de beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de GI over de veiligheid van [de minderjarige1] bij de moeder voortkomen uit haar onvermogen om bestaande patronen te doorbreken, wat kan leiden tot acute onveiligheid. Ondanks dat de moeder een laatste kans heeft gekregen om haar opvoedvaardigheden te verbeteren door middel van een ouderschapsbeoordeling en een opname bij GGZ Drenthe, is deze opname vroegtijdig beëindigd vanwege een positieve cocaïnetest van de moeder. Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar heeft ook de GI aangespoord om actiever te werken aan een thuisplaatsing van de kinderen en de moeder beter te begeleiden in haar behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een veilige opvoedsituatie voor de minderjarige en de verantwoordelijkheden van zowel de moeder als de GI in dit proces. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de noodzaak om de hechting met het huidige pleeggezin niet verder te verstoren.