ECLI:NL:GHARL:2025:3477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
21-003288-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met verpleging van overheidswege na steekincident

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. Verdachte is beschuldigd van doodslag op [slachtoffer], die op 1 augustus 2023 dood werd aangetroffen in zijn woning. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk het leven van [slachtoffer] heeft beroofd door hem met een mes in de buik en borst te steken. Het hof heeft het alternatieve scenario van zelfdoding door [slachtoffer] verworpen, omdat dit niet aannemelijk werd geacht. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om de tbs-maatregel op te leggen. De rechtbank had eerder de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. De zaak is complex door de betrokkenheid van forensisch bewijs en de verklaringen van getuigen, die de context van de gebeurtenissen rondom de dood van [slachtoffer] verduidelijken. Het hof heeft de verklaringen van verdachte als onbetrouwbaar en ongeloofwaardig beoordeeld, wat heeft geleid tot de veroordeling voor doodslag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003288-24
Uitspraak van: 5 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 juli 2024 met parketnummer 05-194265-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 01-095792-23, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A. van der Poel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Verdachte is voor dit feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Daarnaast is aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.
Het hof zal het vonnis vernietigen omdat het hof de bewijsbeslissing op (deels) andere gronden baseert dan de rechtbank. Daarom zal het hof opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 1 augustus 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door twee maal, althans een of meerdere ma(a)l(en), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik- en/of borststreek, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken, waardoor (ernstig) bloedverlies en/of long- en ademhalingsfunctiestoornissen is/zijn opgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 1 augustus 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door twee maal, althans een of meerdere ma(a)l(en), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik- en/of borststreek, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken, waardoor (ernstig) bloedverlies en/of long- en ademhalingsfunctiestoornissen is/zijn opgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs [1]
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdacht zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de dood van [slachtoffer] , zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken met een mes. De verklaring van verdachte over het tenlastegelegde is duidelijk, consistent en gedetailleerd. Zijn verklaring past ook bij het forensisch bewijs en de euthanasiewens van [slachtoffer] .
Oordeel van het hof
Het overlijden van [slachtoffer]
Op dinsdag 1 augustus 2023 is [slachtoffer] (hierna aangeduid als [slachtoffer] dan wel als [slachtoffer] , zijn roepnaam) dood aangetroffen in zijn woning in [plaats] . [2] is overleden door verbloeding en long- en ademhalingsfunctiestoornissen als gevolg van één steekletsel aan de buik en één steekletsel aan de romp. [3]
Waarmee is het steekletsel toegebracht?
In de woning van [slachtoffer] is onder een stoel in de woonkamer naast de leuning van de bank een mes (SIN-nummer AAOC1845NL) aangetroffen. [4] Het mes is door het NFI onderzocht.
Aan de rechterzijde van het lemmet is ter hoogte van een vettige substantie een bloedspoor aangetroffen. Dit is bemonsterd en als AAOC1845NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Uit deze bemonstering is aan DNA-profiel van één persoon verkregen. Dit DNA-profiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. Op grond van deze onderzoeksbevindingen stelt het hof vast dat op het heft van het mes DNA van verdachte zat en DNA van [slachtoffer] .
Daarnaast is het gehele heft van het mes bemonsterd met als doel DNA te verzamelen van diegene die het mes heeft gehanteerd. Deze bemonstering is als AAOC1845NL#02 veiliggesteld. Uit de bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen. Dit DNA-mengprofiel wordt het beste verklaard wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en van verdachte [verdachte] . Het DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van hoogstens één van deze personen. [5] In de bemonstering van het lemmet is ook een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spierweefsel en vetweefsel. Dit betekent dat het DNA van [slachtoffer] afkomstig kan zijn uit zowel zijn bloed als zijn spier- en/of vetweefsel. [6] Het hof stelt op grond van deze onderzoeksbevindingen vast dat het op het lemmet van het mes aangetroffen DNA van [slachtoffer] was en afkomstig was uit bloed, spierweefsel en/of vetweefsel.
Bij het aantreffen was [slachtoffer] gekleed in een grijze blouse, die open was geknoopt. [7] De verwondingen op borst en buik lijken overeen te komen met twee gaten in het bebloede overhemd. [8] Op het hiervoor bedoelde mes (met SIN-nummer AAOC1845NL) zijn ook vezelsporen veiliggesteld. Naar deze sporen is microscopisch onderzoek ingesteld. Op het mes zijn 29 witte linnenvezels aangetroffen. [9] Deze vezels komen overeen met vezels zoals verwerkt in de blouse van [slachtoffer] . Het NFI concludeert dat de resultaten van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de blouse van [slachtoffer] is doorstoken met het mes dan wanneer de blouse van [slachtoffer] is doorstoken met een willekeurig ander scherp voorwerp. [10]
De combinatie van het uit een bloedbemonstering van het lemmet verkregen DNA van [slachtoffer] en de aanwezigheid van vezelsporen op het lemmet die overkomen met de vezels in de blouse die [slachtoffer] droeg, brengt het hof tot de vaststelling dat de dodelijke steekletsels bij [slachtoffer] zijn toegebracht met het mes met SIN-nummer AAOC1845NL.
Verklaring van verdachte
De vervolgvraag die het hof moet beantwoorden, is wie de dodelijke steekletsels met het mes heeft toegebracht. Verdachte heeft over wat zich heeft afgespeeld in de woning van [slachtoffer] samengevat weergegeven het volgende verklaard.
Verdachte ontkent dat hij met het mes de steekletsels bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Hij heeft verklaard dat hij op 27 juli 2023 ruzie kreeg met [slachtoffer]
.Daarop gaf [slachtoffer] verdachte een klap in zijn gezicht en gaf verdachte hem ook een klap terug. [slachtoffer] liep daarop naar de keuken en kwam terug met het mes. [slachtoffer] ging op de bank zitten en stak zichzelf twee keer met het mes in zijn borst en buik. Hij ging vervolgens op de bank liggen en zei tegen verdachte dat hij zijn huis uit moest gaan. Verdachte heeft, nadat [slachtoffer] zichzelf twee keer stak, het mes uit de handen van [slachtoffer] gepakt en weggegooid. Daarna heeft verdachte de woning van [slachtoffer] verlaten.
Twee scenario’s
Verdachte was die middag van 27 juli 2023 met [slachtoffer] in diens woning. [11] Na het vertrek van de hulpverlening om 14.15 uur [12] was er verder niemand aanwezig en waren verdachte en [slachtoffer] met zijn tweeën. [13] Zoals hiervoor vastgesteld, is op het heft van het mes waarmee de dodelijke steekletsel zijn toegebracht, DNA aangetroffen van zowel verdachte als [slachtoffer] . Deze omstandigheden in combinatie met de verklaringen van verdachte over wat zich zou hebben afgespeeld die middag, maken naar het oordeel van het hof dat er redelijkerwijs twee scenario’s mogelijk zijn als antwoord op de vraag wie de dodelijke steekletsels heeft toegebracht.
Het eerste scenario is dat [slachtoffer] om het leven is gebracht door middel van steken door verdachte. Het tweede scenario is dat [slachtoffer] suïcide heeft gepleegd door zichzelf te steken.
In het kader van beide scenario’s zijn diverse vervolgonderzoeken uitgevoerd door de forensische opsporing van de politie en het NFI. Forensisch patholoog [patholoog] heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat op basis van die bevindingen geen onderscheid kan worden gemaakt tussen het scenario van zelfdoding en het scenario dat verdachte de letsels heeft toegebracht bij [slachtoffer] . Ook bloedspooronderzoek deskundige [deskundige] is als deskundige gehoord ter terechtzitting van de rechtbank. Hij heeft verklaard dat de resultaten van het bloedsporenonderzoek niet onderscheidend zijn voor een van beide scenario’s. [deskundige] is tijdens zijn onderzoek geen aanwijzingen tegengekomen die één van de twee scenario’s meer waarschijnlijker maakt. Het hof concludeert dat op grond van het forensisch bewijs niet kan worden vastgesteld wie de dodelijke letsel heeft toegebracht.
Nu verdachte het tenlastegelegde bestrijdt met de (alternatieve) lezing dat [slachtoffer] zichzelf twee keer met het mes heeft gestoken, zal hof ter beantwoording van de vraag volgens welk scenario de gebeurtenissen in de woning van [slachtoffer] zich hebben voltrokken, de aannemelijkheid van de verklaringen van verdachte moeten toetsen aan de hand van de op grond van de overige bewijsmiddelen vaststaande feiten en omstandigheden. Deze zal het hof hierna bespreken.
Buurtzorg-bezoek van 7 juli 2023
Op 7 juli 2023 is getuige [getuige 1] , buurtzorgmedewerkster, bij [slachtoffer] op huisbezoek geweest. Zij heeft hierover verklaard dat [naam 1] en [naam 2]
(hof: collega’s van [getuige 1] )hadden gezien dat [slachtoffer] een gast had. De man die bij hem in huis was noemde zich [verdachte]
(het hof begrijpt dat het hier gaat om verdachte, nu getuige ten aanzien van een foto van verdachte bij de politie heeft verklaard dat dat de man is die zij herkent als [verdachte] ).[naam 1] en [naam 2] informeerden [getuige 1] over deze man en gaven aan dat dit voor problemen ging zorgen. Hij
(verdachte)gebruikte veel alcohol en mogelijk drugs. Met de problematiek van [slachtoffer] , waaronder een alcoholverslaving zou dit niet goed komen en zou [slachtoffer] verder naar beneden zakken. [getuige 1] is door [naam 1] en [naam 2] ingelicht en gevraagd om op 7 juli 2023 een bezoek aan [slachtoffer] te gaan brengen. Er werd aan haar gevraagd om eventueel aan te sturen op het vertrek van deze [verdachte] . Op die dag is [getuige 1] samen met een collega naar [slachtoffer] toegegaan. Het viel haar op dat het een rotzooi in huis was. Toen zei [slachtoffer] : ‘jullie hebben een hele goede timing want ik heb net tegen hem gezegd dat hij, [verdachte] er uit moet’. [getuige 1] en haar collega troffen toen een heel agressieve man aan die in eerste instantie verbaal agressief was tegen [slachtoffer] . Hij gebruikte allerlei scheldwoorden en gaf aan dat hij niet wegging. [verdachte] was veel aan het schelden en verbaal agressief richting hen. Op een gegeven moment hoorde [getuige 1] hem zeggen ‘oke ik ga wel weg’, maar toen begon het uitstellen. [getuige 1] en haar collega hoorde hem nog een tijdje schelden en tieren buiten. [14]
Getuige [getuige 2] , een van de buren van [slachtoffer] , is verdachte nog tegengekomen. Hij heeft hierover op 1 augustus 2023 verklaard dat hij ongeveer drie weken geleden langs het huis van [slachtoffer] is gelopen en toen een andere man, die [verdachte] heet, op de grond voor de woning met een grote rugzak naast hem zag zitten. Hij denkt dat dit op 7 of 8 juli 2023 is geweest. [verdachte] vertelde aan [getuige 2] dat hij de woning niet meer in kon. Hij zei dat de hulpverlening hem eruit had gezet. Een paar dagen later kwam [verdachte] terug. Hij zei dat hij op straat moest slapen, omdat [slachtoffer] hem eruit had gegooid. [verdachte] zei tegen [getuige 2] : ‘ik slaap vandaag in de bak’. [getuige 2] zei ‘dan moet je toch iets doen, wil je in de bak slapen’. [verdachte] zei ‘maar dan ga ik ook doen, ik ga wraak nemen’. Het was voor [getuige 2] duidelijk dat hij hiermee bedoelde dat hij wraak ging nemen op [slachtoffer] . [15]
Het hof leidt hieruit af dat verdachte (verbaal) agressief werd om het feit dat [slachtoffer] en de buurtzorgmedewerkers hem op 7 juli 2023 hadden verzocht de woning van [slachtoffer] te verlaten.
Buurtzorg-bezoek van 27 juli 2023
Getuige [getuige 3] , GGZ-agoog bij Buurtzorg, is op 27 juli 2023 bij [slachtoffer] op huisbezoek geweest. Zij heeft hierover verklaard dat zij op donderdag 27 juli 2023 in haar agenda had staan dat zij een bezoek zou brengen bij [slachtoffer] . [16] [verdachte] deed open. Hij zei tegen [getuige 3] dat zij niet binnen mocht komen. [17] [getuige 3] rook al gelijk dat [verdachte] had gedronken. [slachtoffer] riep van boven dat [getuige 3] kon binnenkomen. [slachtoffer] was goed aanspreekbaar. [slachtoffer] zei tegen [getuige 3] dat hij [verdachte] die avond zou wegsturen. [getuige 3] voelde zich op dat moment in de woning niet prettig. Tussen 14:00 en 14:15 is [getuige 3] weer weggegaan bij [slachtoffer] . [18]
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor verklaard dat er in de vijf dagen dat hij bij [slachtoffer] verbleef, dus tot en met 27 juli 2023, geen mensen of bezoek zijn geweest. Nadat verdachte werd geconfronteerd met de verklaring van getuige [getuige 3] , heeft hij verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij de deur opendeed. Verder heeft verdachte verklaard dat het best zou kunnen, maar dat het hem niets zegt en dat hij waarschijnlijk een stukje is gaan lopen. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat toen de hulpverlener weg was, de sfeer niet meer prettig was. Verder blijkt uit het tapgesprek van 24 augustus 2023 dat verdachte tegen [naam 4] het volgende heeft gezegd: ‘op een gegeven moment had die die ochtend had die
(het hof begrijpt: [slachtoffer] )een gesprek met haar, en na was heel zijn bui omgeslagen en met spullen lopen gooien ga maar door’. [19]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte zijn verklaring voor het wat betreft het bezoek van [getuige 3] aan de woning gedurende het onderzoek heeft aangepast. Eerst geeft hij immers aan dat [slachtoffer] helemaal geen bezoek heeft gekregen en na de confrontatie met de verklaring van getuige [getuige 3] , weet verdachte zich dit bezoek niet meer (goed) te herinneren. Uit het tapgesprek kan echter worden opgemaakt dat verdachte zich de komst van de getuige [getuige 3] wel degelijk kan herinneren omdat hij heeft gezegd dat de sfeer omsloeg nadat de hulpverlener was vertrokken. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte vervolgens verklaard dat nadat de hulpverlening weg was de sfeer niet prettig was. Gelet op het feit dat verdachte hierover wisselend heeft verklaard, acht het hof de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig. In dit verband merkt het hof nog op dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij op 27 juli 2023 al van plan was te vertrekken en dat zijn tas klaarstond. Deze verklaring strookt niet met de verklaring van [getuige 3] dat [slachtoffer] aan haar heeft gezegd dat hij [verdachte] in de avond van 27 juli 2023 zou wegsturen.
Reisgedrag na vertrek bij woning [slachtoffer]
Op 27 juli 2023 om 18.06 uur is verdachte te zien op camerabeelden van de camera aan de [adres] in [plaats] . Hij wandelt in de richting van het station. Hij komt uit de richting van de woning van [slachtoffer] gelopen. [20] Dit is op twee minuten loopafstand. Vervolgens bezoekt verdachte de [supermarkt] op ca. 400 meter afstand (5 minuten lopen) vanaf de [adres] . Hij rekent om 18:14 af. [21] Op de camerabeelden is te zien dat verdachte om 18:24 uur het centraal station van [plaats] binnenloopt. Vervolgens is te zien dat verdachte om 18:25 uur voor de kaartjesautomaat staat. Uit de bankmutaties blijkt dat verdachte om 18:27 uur een pinbetaling van € 10,60 heeft verricht bij NS [plaats] . [22] Vervolgens neemt verdachte om 18:39 uur de trein richting [plaats] . [23] Om 20:25 uur is verdachte te zien op het centraal station van [plaats] . [24] Uit het onderzoek is gebleken dat de telefoon van verdachte tussen 20:45 uur en 22:46 uur meerdere keren heeft gebeld naar verschillende telefoonnummers. [25] Verder blijkt uit financieel onderzoek naar de bankpas van verdachte dat er om 21:42 uur en 21:43 uur twee keer € 100,00 bij de Geldmaat in [plaats] is gepind. Ook blijkt dat er om 21:56 uur € 5,00 bij de [locatie] in [plaats] is gepind. [26] Op de camerabeelden is verder te zien dat verdachte om 22:30 uur een ontmoeting heeft met een man en dat ze gezamenlijk verder lopen. [27] Uit onderzoek blijkt verder dat verdachte op 31 juli 2023 omstreeks 23:20 uur in beeld komt bij de toegangspoortjes van het centraal station in [plaats] en het station verliet. [28]
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor verklaard dat hij op 27 juli 2023 bij de conducteur een kaartje voor de trein heeft gekocht met uitstel van betaling. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in [plaats] naar een portiek is gegaan, daar is gaan zitten, wat wijn heeft gedronken en heeft gejankt als een kind. Vervolgens is hij nog een stukje gaan lopen en uiteindelijk gaan slapen. Op de vraag van de verbalisant hoeveel tijd er zat tussen zijn aankomst in [plaats] en zijn aanhouding, heeft verdachte verklaard dat hij gistermiddag (
het hof begrijpt: 3 augustus 2023) in [plaats] is aangekomen vanuit [plaats] en dezelfde dag is aangehouden.
De verklaring van verdachte dat hij een kaartje met uitstel van betaling heeft gekocht acht het hof ongeloofwaardig, nu op de camerabeelden van 27 juli 2023 is te zien dat verdachte bij de kaartjesautomaat staat en uit de bankmutaties blijkt dat hij pinbetaling van
€ 10,60 bij NS [plaats] heeft verricht. Ook de verklaring dat verdachte zich – aangekomen in [plaats] – heeft teruggetrokken en heeft gejankt als een kind, acht het hof ongeloofwaardig, nu blijkt dat hij meerdere keren heeft gebeld naar verschillende telefoonnummers, twee keer een bedrag van 100 euro heeft gepind, één keer 5 euro heeft gepind en een ontmoeting heeft gehad met een man met wie hij samen verder is opgelopen. De verklaring van verdachte dat hij op 3 augustus 2023 voor het eerst terug in [plaats] was, is aantoonbaar onjuist, nu verdachte op 31 juli 2023 op camerabeelden te zien is op het centraal station in [plaats] .
Telefoongebruik
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte op 27 juli 2023 omstreeks 18:04 uur de woning van [slachtoffer] verlaten. Uit het onderzoek is gebleken dat de telefoon van verdachte:
op 27 juli 2023 tussen 08:52 uur en 12:25 uur, 12:56 uur en 13:03 uur en 13:31 uur en 16:36 uur is opgeladen;
op 27 juli 2023 om 17:20 uur voor 34% is opgeladen; [29]
op 27 juli 2023 om 11:11 uur belt naar verdachtes moeder, duur gesprek 3 seconden; [30]
op 27 juli 2023 om 12:46 uur belt naar [naam 5] waarna verdachtes telefoonnummer wordt teruggebeld door het nummer van [naam 5] om 15:46 uur en 16:51 uur; [31]
op 27 juli 2023 om 17.16 uur naar zijn moeder is gebeld, zij nam niet op;
op 27 juli 2023 vanaf 17.16 uur tot 22.23 uur heeft verdachte nog 7x met zijn moeder gebeld. Eén van deze gesprekken, om 18.40 uur, duurde 365 seconden. [32]
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor verklaard dat zijn telefoon leeg was op het moment dat hij de woning verliet. Nadat verdachte is geconfronteerd met de onjuistheid van zijn verklaring heeft hij als volgt verklaard: ‘ik had het idee dat hij leeg was. Volgens mij stond er nog 3% op. Ik heb in de trein gezeten en heb hem daar opgeladen.’ Het hof stelt vast dat de verklaring van verdachte dat zijn telefoon leeg was op het moment dat hij de woning van [slachtoffer] verliet aantoonbaar onjuist is. Verder stelt het hof vast dat verdachte zijn verklaring gedurende het onderzoek heeft aangepast aan de onderzoeksresultaten. Immers heeft hij eerst verklaard dat zijn telefoon leeg was en later verklaard dat hij dacht dat zijn telefoon leeg was, maar dat de batterij nog maar 3% was opgeladen. Dat verdachte dacht dat zijn telefoon leeg was acht het hof ongeloofwaardig, nu verdachte op 27 juli 2023 zijn telefoon drie keer heeft opgeladen en voorafgaand aan het steekincident en daarna nog veelvuldig gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon.
Handelen na vertrek uit woning van slachtoffer
Op de vraag of verdachte eraan gedacht heeft om hulp in te schakelen voor [slachtoffer] heeft hij in zijn eerste verhoor het volgende verklaard: ‘dat ik neem ik mijn eigen wel kwalijk. Mijn telefoon was ook leeg maar je kunt ook naar de supermarkt lopen of zo’. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij helemaal niet naar de hulpdiensten wilde bellen. Als reden gaf hij op dat hij bang was om de schuld te krijgen, in die zin dat hem zou worden verweten dat hij [slachtoffer] zou hebben gestoken. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij geen hulp heeft ingeschakeld, omdat hij in paniek was.
Het hof overweegt dat verdachte meerdere verklaringen heeft afgelegd over de reden waarom hij geen hulp heeft ingeschakeld voor [slachtoffer] nadat de steekverwondingen bij hem waren toegebracht. Het hof heeft reeds vastgesteld dat de verklaring van verdachte dat zijn telefoon leeg was op het moment dat hij de woning van [slachtoffer] verliet aantoonbaar onjuist is en dat zijn verklaring dat hij dacht dat zijn telefoon leeg was ongeloofwaardig is. Op 27 juli 2023 is verdachte, direct ná het steekincident, in de supermarkt geweest. Uit niets blijkt dat verdachte aldaar heeft verzocht om de hulpdiensten in te laten schakelen. De verklaring van verdachte dat hij bang was om de schuld te krijgen acht het hof ongeloofwaardig, want als de verklaring van verdachte, dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken, waar zou zijn, hoefde verdachte immers niet bang te zijn voor de gevolgen van het inschakelen van hulp. Als [slachtoffer] nog leefde, zoals verdachte dacht, had hij wellicht ook kunnen bevestigen dat hij zichzelf had gestoken. In het scenario van verdachte dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken acht het hof het onnavolgbaar dat verdachte geen hulpdiensten heeft ingeschakeld, zelfs niet anoniem. Dit geldt te meer nu verdachte meermaals heeft verklaard dat hij van [slachtoffer] hield. Hulp bieden was dan de aangewezen reactie geweest. Ook de verklaring dat verdachte in paniek was, acht het hof ongeloofwaardig. Verdachte is immers, direct na het steekincident naar de supermarkt geweest en heeft om 18:40 uur, één minuut nadat hij in de trein zat, 365 seconden – ruim zes minuten – met zijn moeder gebeld. Het hof is van oordeel dat deze handelingen laten zien dat verdachte in staat was op een rationele manier te handelen.
Verder is opvallend dat in de periode 30 juli 2023 om 09:03 tot en met 2 augustus 2023 om 10:47 uur verdachte zeventien keer naar de telefoon van [slachtoffer] heeft gebeld. Ook heeft verdachte drie keer een sms aan hem verzonden. [33] Ter terechtzitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij op 31 juli 2023 langs de woning van verdachte is gelopen, omdat hij zich zorgen maakte. Het hof concludeert op grond hiervan dat verdachte op dat moment nog niet wist dat [slachtoffer] overleden was, maar dat hij kennelijk wel bang was voor de gevolgen van de steekletsels die [slachtoffer] had opgelopen. Het hof overweegt dat dit gedrag van verdachte impliceert dat hij in de dagen na het steekincident hoopte dat hij nog een teken van leven van [slachtoffer] zou ontvangen ter bevestiging dat [slachtoffer] niet was overleden.
Concluderend
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de verklaringen van verdachte onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn. Verdachte ontkent belangrijke gebeurtenissen of kan ze zich niet meer herinneren, zoals het bezoek van de medewerkers van Buurtzorg op 27 juli 2023. Daarnaast heeft hij zijn verklaring meermaals aangepast aan de stand van het onderzoek, bijvoorbeeld over zijn telefoongebruik en de reden waarom hij geen hulp voor [slachtoffer] heeft ingeroepen. Voor deze conclusie vindt het hof ook van belang de omstandigheid dat verdachte agressief en wraakzuchtig werd om het enkele feit dat [slachtoffer] en de buurtzorgmedewerkers hem op 7 juli 2023 hebben verzocht de woning van [slachtoffer] te verlaten, en dat op 27 juli 2023 buurtzorg weer bij [slachtoffer] is geweest, opnieuw verdachte in de woning aantrof en [slachtoffer] tegen getuige [getuige 3] heeft gezegd dat hij verdachte die avond zou wegsturen. Tot slot acht het hof redengevend voor de conclusie dat de verklaringen van verdachte onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn, het feit dat verdachte – in tegenstelling tot hetgeen hij heeft verklaard – na vertrek uit de woning van [slachtoffer] geen enkel teken van paniek of verdriet vertoonde maar dat hij juist rationeel en weldoordacht handelde en in feite gewoon doorleefde alsof er niets was gebeurd.
Het hof voegt hieraan toe dat uit het dossier weliswaar blijkt dat [slachtoffer] in bepaalde periodes levensmoe is geweest en euthanasie wilde en dat hij heeft geprobeerd zichzelf te doden, maar dat het laatste geschetste beeld in het dossier door de hulpverlening en de buurtbewoners met wie [slachtoffer] omging is dat het juist beter met hem ging. Getuige [getuige 4] , de stiefdochter van [slachtoffer] , omschrijft [slachtoffer] als een lieve, zachte en rustige man. Door de drank kon [slachtoffer] een onvriendelijk persoon worden, maar hij werd niet agressief, eerder snauwend. Ook heeft zij verklaard dat [slachtoffer] nooit gewelddadig werd. [34] Getuige [getuige 5] , budgetcoach van [slachtoffer] , omschrijft [slachtoffer] als een beschaafd, heel vriendelijk en open persoon. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] zijn leven niet meer zag zitten, maar dat hij wel echt op een mooie elegante manier wilde gaan. [35] Daarin past niet dat het beeld dat hij op deze manier en in het bijzijn van verdachte zichzelf van het leven zou willen beroven. Ook blijkt uit een rapportage van 29 juni 2023 dat het steeds beter ging met [slachtoffer] , hij weer straalde over zijn groepen hout en speksteen. [36] De beschreven karaktereigenschappen van [slachtoffer] stroken niet met het scenario dat hij als eerste zou hebben geslagen en vervolgens zichzelf zou hebben gestoken om een einde aan zijn leven te maken zonder ook maar één woord te zeggen. Daar staat tegenover dat van verdachte een beeld is ontstaan dat hij een opvliegend, agressief en gewelddadig karakter heeft. Uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is bij meerdere geweldincidenten. Op 7 juli 2023 heeft verdachte zich agressief gedragen tegen de buurtzorgmedewerkers, toen hem te kennen werd gegeven dat hij de woning van [slachtoffer] moest verlaten. Verder blijkt dat verdachte op 14 oktober 2022 een bewoner van het Leger Des Heils heeft bedreigd door naar hem te roepen dat hij hem zou neersteken. Ook blijkt dat verdachte op 10 september 2019 zijn ex-vriend twee dagen lang heeft bedreigd en hem bij zijn keel heeft gegrepen en dat verdachte op 13 maart 2019 een vrouw, onder bedreiging van een groot vleesmes, heeft beroofd. [37]
Het hof is daarom van oordeel dat het door verdachte opgevoerde scenario dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken teneinde suïcide te plegen, niet aannemelijk geworden. Daarmee resteert enkel het scenario dat verdachte [slachtoffer] tweemaal met het mes heeft gestoken.
Opzet
Gelet op de aard van het letsel en de wijze waarop het letsel is toegebracht, te weten door te steken met een mes in de borst- en buikstreek ter hoogte van de vitale organen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven geroepen. [slachtoffer] is naar het hof aanneemt – na het toebrengen van de steekletsels – niet direct overleden maar heeft zich nog door de woning kunnen bewegen. Er zijn immers verspreid door de woning bloedsporen aangetroffen. Door [slachtoffer] zwaar gewond aan zijn lot over te laten en geen (medische) hulp in te schakelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] kwam te overlijden. Aldus had verdachte minst genomen het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Als het hof alles op een rij zet dan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft neergestoken met een mes ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag.
Vrijspraak; geen voorbedachte raad
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van moord (primair tenlastegelegd).
Voorwaardelijk verzoek van verdediging
Voor zover het hof tot het oordeel komt dat er geen sprake was een wens voor de dood bij [slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde en om die reden het alternatieve scenario niet aannemelijk wordt geacht, heeft de raadsvrouw het hof ter terechtzitting in hoger beroep voorwaardelijk verzocht het medisch dossier van [slachtoffer] te verstrekken.
Het hof acht het, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen, niet noodzakelijk om het medisch dossier van [slachtoffer] te verstrekken. Het hof wil wel aannemen dat er sprake was van een wens voor de dood bij [slachtoffer] .
Het hof wijst het verzoek van de raadsvrouw dan ook af.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij
in of omstreeksop
de periode van27 juli 2023
tot en met 1 augustus 2023te [plaats]
, in ieder geval in Nederland,[slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd door twee maal,
althans een of meerdere ma(a)l(en),met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik- en
/ofborststreek,
althans in het bovenlichaamvan die [slachtoffer] te steken, waardoor
(ernstig
)bloedverlies en
/oflong- en ademhalingsfunctiestoornissen is
/zijnopgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, conform het advies van de psycholoog en de psychiater, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De advocaat-generaal heeft verder gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel) een passende afdoening is in deze zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, geen tbs-maatregel op te leggen, nu de stoornis op grond waarvan de maatregel wordt geadviseerd, bij de eerste keer dat deze maatregel aan verdachte werd opgelegd ook al aanwezig was. De maatregel heeft hierbij dus niet geholpen en daarom is het niet opportuun om deze maatregel voor de tweede keer op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft [slachtoffer] die hem in huis had genomen en van wie hij zei te houden, om het leven gebracht. Dit heeft verdachte gedaan door [slachtoffer] twee keer te steken, in zijn borst en in zijn buik. Verdachte heeft hiermee [slachtoffer] zijn meest kostbare bezit, zijn leven, ontnomen op een plek waar een ieder zich veilig zou moeten kunnen voelen, in zijn eigen huis. Verdachte heeft na het steken, terwijl hij er naar eigen zeggen vanuit ging dat [slachtoffer] nog leefde, geen hulp ingeschakeld en [slachtoffer] aan zijn lot overgelaten. Hij is met de trein gaan reizen en heeft in de dagen daarna op geen enkel moment stappen ondernomen om [slachtoffer] alsnog hulp te bieden of deze voor hem in te roepen. Niet is bekend hoe lang [slachtoffer] , nadat verdachte hem gestoken had, nog heeft geleefd, maar het kan niet anders dan dat hij in die laatste momenten van zijn leven zwaar geleden heeft. Daarnaast heeft verdachte niet alleen [slachtoffer] zijn leven ontnomen, ook heeft hij zijn nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Dit geldt te meer nu verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Sterker nog, verdachte stelt van meet af aan dat [slachtoffer] zelfmoord zou hebben gepleegd in zijn bijzijn. Door dit standpunt in te nemen heeft hij de herinnering aan [slachtoffer] vertroebeld en de nabestaanden nog meer leed toegebracht. Dit alles rekent het hof de verdachte zeer zwaar aan.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Maatregel van terbeschikkingstelling
Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Bij verdachte dient ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens te hebben bestaan. Daarnaast dient het door verdachte begane feit een misdrijf te zijn zoals omschreven in artikel 37a lid 1 Sr, en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Voor oplegging van een tbs-maatregel moet de rechter op grond van artikel 37a lid 3 Sr beschikken over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen die verdachte hebben onderzocht.
Het hof beschikt thans over de navolgende in voornoemd kader relevante stukken:
  • Het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 4 maart 2024 opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater/ supervisor en drs. S.M. Williams, psychiater in opleiding en supervisant;
  • Het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 9 februari 2024 opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog.
Het hof constateert dat de hierboven genoemde rapporten zijn gedagtekend op 9 februari 2024 en 4 maart 2024, derhalve eerder dan een jaar voor aanvang van de terechtzitting in hoger beroep. Ingevolge artikel 37a lid 3 Sr kan het hof hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte. Zowel het openbaar ministerie als verdachte hebben ingestemd met het gebruik van de rapporten ten behoeve van onderhavige strafzaak. Het hof zal zich bij de beoordeling van de vraag of een tbs-maatregel aangewezen is, baseren op het psychiatrisch rapport Pro Justitia van 4 maart 2024 en het psychologisch rapport Pro Justitia van 9 februari 2024.
Stoornis
Uit het psychiatrisch rapport en het psychologisch rapport blijkt tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkig ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in het gebruik van cocaïne en heroïne (langdurig in remissie), een stoornis in het gebruik van alcohol en benzodiazepines (in vroege remissie tijdens detentie), ADHD, overwegend hyperactief impulsief type in remissie en een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, narcistische, borderline en antisociale trekken. Door de persoonlijkheidsstoornis is verdachte niet goed in staat stabiele relaties en/of
vriendschappen te hebben, schieten zijn emotieregulatievaardigheden tekort, is hij impulsief en heeft hij een gebrekkige gewetensfunctie. Er is daarnaast sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking, die maakt dat verdachte gebrekkige probleemoplossende vaardigheden heeft en dat sprake is van gebrekkige emotieregulatie- en sociale vaardigheden. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het feit verminderd toe te rekenen.
In het psychiatrisch rapport concluderen de deskundigen dat verdachte, gezien de combinatie van de stoornissen en problemen, levenslang een vorm van toezicht nodig heeft. De deskundigen zien hiertoe maar twee mogelijkheden, waarvan één mogelijkheid de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege is en de andere mogelijkheid het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, na een te verwachten jarenlange gevangenisstraf.
In het psychologisch rapport concludeert de deskundige dat gezien de leeftijd van verdachte wordt verwacht dat behandeling vermoedelijk tot weinig verandering in de problematiek van verdachte zal leiden. Volgens de deskundige lijkt meer winst te behalen door verdachte te begeleiden op de verschillende leefgebieden en door toezicht op hem te houden. Verdachte is niet gemotiveerd voor behandeling en bleek zich de afgelopen jaren niet aan voorwaarden te houden. Behandeling, begeleiding en toezicht kunnen dan ook alleen plaatsvinden binnen een gedwongen kader, waarbij dan de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege de enige mogelijkheid is.
Het reclasseringsadvies
De reclassering heeft over verdachte meerdere adviesrapportages opgesteld. Uit het reclasseringsadvies van 20 juni 2024 blijkt dat de diagnostische bevindingen van de psychiaters en de psycholoog met de reclassering zijn gedeeld. De reclassering kan zich vinden in de bevindingen van de deskundigen en ook zij acht een kader met bijzondere voorwaarden niet haalbaar voor verdachte.
Het hof neemt de conclusies van psychiaters De Haan en Williams en psycholoog Van der Weegen over en stelt vast dat tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Het hof zal het feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Herhalingsgevaar en algemene veiligheid van anderen
Vervolgens dient te worden vastgesteld of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Het risico op herhaling van soortgelijke feiten wordt door de deskundigen ingeschat als hoog. In het psychiatrisch rapport concluderen de deskundigen dat er niet wordt verwacht dat door een gerichte behandeling op korte en middellange termijn een reductie van het recidiverisico te verwachten is. In het psychologisch rapport concludeert de deskundige dat het risicorisico wordt gevormd door de stoornissen van verdachte, die ondanks door veel behandeling, nog altijd leiden tot problemen in het functioneren en door de instabiele omstandigheden waarin verdachte zich al jaren bevindt. Indien verdachte niet in een extern gestructureerde, middelenvrije omgeving verkeert, schat de deskundige het recidiverisico als hoog in. Ook de reclassering schat het recidiverisico hoog in, nu sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, die ondanks langdurige behandeling nog steeds aanwezig is, een gebrekkig inzicht, ernstige verslavingsproblematiek, die niet onder controle is, en meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Het hof stelt vast dat het bewezenverklaarde feit doodslag een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a lid 1 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
Conclusie
Het bovenstaande maakt dat voldaan is aan de eisen die de wet aan het opleggen van een tbs-maatregel stelt, te weten:
  • bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijk stoornis van zijn geestvermogens;
  • het gepleegde misdrijf is een misdrijf als bedoeld in artikel 37a lid 1 Sr;
  • de veiligheid van anderen eist die maatregel.
Het hof acht de oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege gelet op de inhoud van bovenstaande rapportages, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de enige mogelijkheid om het herhalingsgevaar te verminderen dan wel tegen te gaan. Het hof realiseert zich dat de deskundigen hebben gerapporteerd dat het niet meer de verwachting is dat het lukt om de persoonlijkheidsstoornis van verdachte te behandelen, maar het hof ziet geen andere mogelijkheden om het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen te beteugelen en de maatschappij langdurig tegen verdachte te beschermen, dan oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege.
Ongemaximeerde duur van tbs-maatregel
Ingevolge artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kort gezegd: een geweldsmisdrijf. Het hof overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gevangenisstraf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van het hof ter afdoening van de onderhavige zaak, naast de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege, een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van het tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht passend en geboden. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en het feit dat het niet de verwachting is dat de opgelegde maatregel ter terbeschikkingstelling kortdurend zal zijn, legt het hof een lagere straf op dan door de advocaat-generaal is geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 6 juni 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, parketnummer 01-095792-23. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het parket Oost-Nederland van 18 oktober 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 6 juni 2023, parketnummer 01-095792-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt en M.E. van der Werf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. Drenthe, griffier,
en op 5 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina's van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2024, genummerd PL0600-20230712, opgemaakt door het Team Grootschalige Opsporing district Oost-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 347-348.
3.Het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden, p. 1237.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
5.Een schriftelijk bescheid zijnde, het herzien rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [plaats] op 1 augustus 2023’, van 27 juni 2024 door dr. [deskundige] , NFI-deskundige, p. 12.
6.Het NFI-rapport, p. 1185.
7.Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek plaats delict [adres] , p. 976.
8.Het schouwverslag, p. 1036.
9.Het NFI rapport Vezel- en texielonderzoek van 17 mei 2024, p. 7.
10.Het NFI rapport Vezel- en texielonderzoek van 17 mei 2024, p. 9-10.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof d.d. 22 mei 2025.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 520.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof d.d. 22 mei 2025.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 538-539.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 434-435.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 520.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 533.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 520.
19.Schriftelijk bescheid inhoudende de uitwerking van een tapgesprek van 16 augustus 2023 tussen verdachte en [naam 4] .
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 557 e.v.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 562 e.v.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 566 e.v.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 909.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 605.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 832.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 580.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 608 e.v.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 573.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 807-815.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 831.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 845.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 848.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 830.
34.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 509 e.v.
35.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 439 e.v.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 473.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 711 e.v.