ECLI:NL:GHARL:2025:3443

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
21-005253-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot afpersing door drie personen op basis van DNA-sporen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor poging tot afpersing, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 mei 2020, waarbij de aangever, [benadeelde], aangifte deed van een poging tot afpersing door drie personen. Tijdens de confrontatie met de daders heeft de aangever een stuk van een shirt van een van de daders in handen gekregen, en er zijn ook delict-gerelateerde goederen, zoals een trui en witte handschoenen, aangetroffen in de nabijheid van de plaats delict. Het NFI-rapport toonde aan dat er DNA-sporen van de verdachte op deze goederen zijn aangetroffen, maar ook van andere onbekende personen. Het hof heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de goederen niet voldoende bewijs levert voor zijn betrokkenheid bij de poging tot afpersing. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De vordering van de benadeelde partij is ook afgewezen, omdat de verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging die de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten worden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005253-23
Uitspraak d.d.: 28 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2023 met parketnummer 18-311818-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor het bedrag van € 2.039,65, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. M. Landsman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] integraal toegewezen voor het bedrag van € 2.039,65, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en beslissing omtrent genoemde vordering komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2020, te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door de verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [benadeelde] , te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n), met voormeld oogmerk die [benadeelde] heeft/hebben opgewacht en/of een fietsenhok heeft/hebben ingetrokken en/of bij die [benadeelde] een hand voor de mond heeft/hebben gedaan en/of (daarbij) een mes heeft/hebben getoond en/of die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of die [benadeelde] de woorden heeft/hebben toegevoegd : "Ik/We wil(len) geld je moet rustig blijven" en/of "Je weet wel waarom we komen en dat is geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Vrijspraak

Aangever [benadeelde] heeft aangifte gedaan van een poging tot afpersing door drie personen in het fietsenhok onder zijn woning op 10 mei 2020. Bij een worsteling greep hij één van de daders bij diens shirt en hoorde hij iets scheuren. Toen de drie personen weg waren gerend, zag aangever dat hij een stuk van een shirt in handen had en dat er in het fietsenhok een rugzak was achtergebleven. Verder merkte aangever op dat één van de daders witte handschoenen aan had. Later zijn in een huisvuilcontainer nabij de plaats delict (een deel van) een trui en twee witte handschoenen aangetroffen. Het afgescheurde deel van het shirt dat was achtergebleven in de handen van aangever, paste op de trui die later in de huisvuilcontainer was aangetroffen. Deze goederen zijn door de politie veiliggesteld en inbeslaggenomen. Bij het sporenonderzoek aan deze goederen zijn DNA-sporen veiliggesteld.
Het hof stelt vast dat uit het NFI-rapport van 4 september 2020 blijkt dat op (delen van) de trui DNA is aangetroffen van minimaal drie personen, met een afgeleid hoofdprofiel van de verdachte en sporen van minimaal één onbekend gebleven persoon. Uit het NFI-rapport van 14 oktober 2021 is verder gebleken dat zowel op (delen van) de rugtas als aan de binnenzijde van de witte handschoenen DNA-mengprofielen zijn aangetroffen met daarin een hoeveelheid DNA van verdachte en van minimaal twee andere personen.
De verdachte heeft betrokkenheid bij de poging tot afpersing ontkend. Met betrekking tot de trui en de rugtas heeft verdachte verklaard dat deze goederen van hem waren en mogelijk onbevoegdelijk door iemand uit een gezamenlijke wasruimte zijn weggenomen. Met betrekking tot de handschoenen is door en namens verdachte aangevoerd dat hij met deze handschoenen niet bekend is en dat zijn DNA wellicht via secundaire overdracht op de handschoenen terecht is gekomen.
Het hof stelt vast dat de aangetroffen goederen delict-gerelateerd zijn, nu zij door de daders zijn achtergelaten. Op die delict-gerelateerde goederen is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Echter bij elk onderzocht spoor is tevens DNA van één of meer andere personen aangetroffen. Reeds gelet hierop kan niet zonder meer gesteld worden dat het DNA van verdachte op de betreffende voorwerpen terecht is gekomen op een manier die verdachte aan het strafbare feit koppelt. Het feit dat op voornoemde goederen DNA van de verdachte is aangetroffen zegt derhalve onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde poging tot afpersing. Het feit dat er DNA van verdachte op alle drie de genoemde goederen is aangetroffen, maakt dat niet anders.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.039,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. P.S. Bakker, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 28 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.