ECLI:NL:GHARL:2025:3439

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
21-002708-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een ontnemingsvordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte heeft vastgesteld op € 246.146,71. Het hof heeft dit bedrag berekend op basis van de rol van de verdachte in de productie van amfetamine, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, financieel voordeel heeft genoten uit de gepleegde strafbare feiten. De rechtbank had eerder het voordeel verdeeld over drie verdachten, maar het hof sprak één medeverdachte vrij, waardoor het hof de terugbetalingsverplichting voor de verdachte vaststelde op € 123.073,35. De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de overwegingen van de rechtbank deels hebben overgenomen en aangevuld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002708-23
Uitspraak van 27 mei 2025
TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 mei 2023 met parketnummer 08-116461-22 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
thans uit anderen hoofde verblijvende in penitentiaire inrichting [inrichting] .

Het hoger beroep

Betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. E.A. Blok en mr. J.P.R. Broers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep, omdat het tot een andere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en een andere terugbetalingsverplichting komt, zodat dit vonnis behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 246.148,71 (tweehonderdzesenveertigduizendhonderdachtenveertig euro en eenenzeventig cent) en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie de hoogte van de vordering gewijzigd en gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op
€ 82.049,57 (tweeëntachtigduizendnegenenveertig euro en zevenenvijftig cent), met oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag. Het
DNA-onderzoek heeft aangetoond dat er naast de dadersporen van betrokkene, ook dadersporen van twee anderen zijn aangetroffen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 246.148,71 moet daarom door drie worden gedeeld.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal verzoekt het ontnemingsvonnis te bevestigen. Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt volgens de advocaat-generaal € 246.148,71. Dit wederrechtelijk verkregen voordeel dient gelijkelijk over betrokkene en zijn twee medeplegers te worden verdeeld. Het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel moet dus worden geschat op € 82.049,57. Daarnaast verzoekt de advocaat-generaal tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering vanwege de in de strafzaak bepleite vrijspraak. De verdediging verzoekt subsidiair de ontnemingsvordering af te wijzen omdat de grondslag van de vordering rammelt. Het is immers niet gebleken dat betrokkene de amfetamine daadwerkelijk heeft verkocht; verdachte is er in eerste aanleg ook voor vrijgesproken. De Geerings-jurisprudentie staat er daarom aan in de weg om aan betrokkene deze ontnemingsmaatregel op te leggen. Daarnaast kan er geen vijfhonderd liter BMK zijn omgezet gelet op de in totaal nog driehonderd liter aangetroffen BMK. Als het hof van oordeel is dat aan betrokkene een ontnemingsmaatregel dient te worden opgelegd, verzoekt de verdediging het wederrechtelijk verkregen voordeel aanzienlijk lager vast te stellen omdat niet is gebleken dat betrokkene voor zijn productiewerk ten volle heeft gedeeld in de verkoopopbrengst van de amfetamine.
Oordeel van het hof
Grondslag van de ontnemingsvordering
In de samenhangende strafzaak is betrokkene bij arrest van dit hof van 27 mei 2025 (parketnummer 21-002709-23) veroordeeld voor – voor zover relevant voor de ontneming – het onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde, te weten:
- feit 1: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
- feit 2: de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod
Het hof neemt ten aanzien van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel een deel van de overweging van de rechtbank, dat hieronder cursief is weergegeven, over en maakt dat deel tot de zijne. Het hof zal zijn eigen aanvulling niet-cursief weergeven. Waar ‘de rechtbank’ staat moet worden gelezen ‘het hof’. De rechtbank heeft overwogen:
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht op basis van de voor de bewezenverklaring in de strafzaak gebruikte bewijsmiddelen [1] , het voor deze zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen [2] en het voor deze zaak opgemaakte aanvullende rapport berekening wederrechtelijk voordeel, met bijlagen [3] , aannemelijk dat veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank overweegt dat het niet anders kan dat verdachte gelet op zijn rol bij de bewezenverklaarde feiten financieel voordeel heeft genoten. Bij gebreke aan informatie over de daadwerkelijke bedragen en het ontbreken van gericht verweer op deze punten of het aantal mededaders gaat de rechtbank bij de berekening van zowel de opbrengsten als de kosten uit van standaardbedragen die voortkomen uit gegevens van soortgelijke zaken. Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank dan ook uit van het volgende.
Hoeveelheid vervaardigde amfetamine-base (olie)
Aan de hand van het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO (pagina 227 van het procesdossier) stelt de rechtbank vast dat er in het laboratorium in [plaats] , vier volle vaten met formamide zijn aangetroffen en vier vaten die deels nog gevuld waren met formamide en met afval van de vervaardiging van amfetamine of BMK. Gelet hierop is aannemelijk dat er 750 liter formamide is verwerkt ten behoeve van de vervaardiging van amfetamine. Met 750 liter formamide kan 500 liter BMK (1,5:1) worden omgezet in 450 liter amfetamine-base (olie). Op de locatie is 2,2 liter amfetamine-base (olie) aangetroffen. De rechtbank concludeert dat 447,8 liter niet meer in het laboratorium aanwezig was en dus is verkocht.
In hoger beroep is door de verdediging bepleit dat er drie blauwe tweehonderd liter klemdekselvaten zijn aangetroffen met in totaal nog driehonderd liter van een vloeistof bevattende BMK en dat er daarom geen vijfhonderd liter BMK kan zijn omgezet.
Het hof overweegt dat het feit dat er slechts drie klemdekselvaten in de loods zijn aangetroffen met in totaal nog 300 liter BMK, niet dwingt tot de conclusie dat er maar drie van dergelijke vaten bevattende BMK moeten zijn geweest. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de berekening zoals deze is gedaan en sluit daarom aan bij de berekening.
Opbrengsten
Voor de berekening van de opbrengsten gaat de rechtbank uit van het ‘Rapport Drugsprijzen in Nederland, versie 1.0 van 2 juli 2021’. [4] Hieruit volgt dat de prijs voor amfetamine olie € 770,- per liter is. De geschatte opbrengst is daarmee 447,8 liter x € 770,- = € 344.806,-.
In hoger beroep is door de verdediging bepleit dat niet is gebleken dat betrokkene amfetamine heeft verkocht en dat evenmin is gebleken dat betrokkene voor zijn productiewerk ten volle heeft gedeeld in de verkoopopbrengst van de amfetamine. Betrokkene is voor zijn rol veroordeeld voor de feiten waarmee deze opbrengsten zijn gegenereerd. Anders dan door de verdediging is gesteld, overweegt het hof dat er geen sprake is van strijd met het Geerings-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Betrokkene is immers niet vrijgesproken van deze feiten. Dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene daadwerkelijk (zelf) amfetamine heeft verkocht – en daarvan ook in hoger beroep is vrijgesproken –, betekent niet dat hij geen wederrechtelijk verkregen voordeel uit (de productie van) de amfetamine heeft genoten.
Kosten
Voor de berekening van de kosten gaat de rechtbank uit van het ‘proces-verbaal bevindingen onkosten Amfetamineproductie 2021 1.0 van 8 november 2022’ [5] . Hieruit (paragraaf 2.8.2) volgt dat de totale kosten voor de productie van een liter amfetamine-olie € 220,32 bedragen. De kosten voor de productie van 447,80 liter amfetamine-olie bedragen dus 447,8 liter x € 220,32 = € 98.659,29.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het voorgaande volgt de volgende berekening
Opbrengst € 344.806,-
- Kosten € 98.659,29
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 246.146,71.
Verdeling
Uit de veroordeling volgt dat betrokkene als medepleger is aan te merken. Uit het strafdossier is gebleken dat er naast de dadersporen van betrokkene, ook sporen van twee anderen zijn aangetroffen in het laboratorium in [plaats] : van onbekende man A en van medeverdachte [naam] . Bij arrest van dit hof van 27 mei 2025 is [naam] vrijgesproken van betrokkenheid bij dit laboratorium. Gelet hierop is het hof van oordeel dat betrokkene samen met één ander voordeel heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten. Het hof zal daarom bepalen dat het voordeel van veroordeelde de helft van het wederrechtelijke verkregen voordeel, te weten € 123.073,35, bedraagt.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 123.073,35.
De verplichting tot betaling aan de Staat
De rechtbank is van oordeel dat aan betrokkene de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 123.073,35.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
123.073,35 (honderddrieëntwintigduizend drieënzeventig euro en vijfendertig cent).
Legt betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 123.073,35 (honderddrieëntwintigduizend drieënzeventig euro en vijfendertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M.J. Ouweneel en mr. J.F.C. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 27 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Schnitzler is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland van met nummer Nerts21/ON2R021097 van 27 juli 2022. Tenzij anders is vermeld, is steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid, Sr van 13 juli 2022, pagina’s 347 tot en met 353.
3.Het aanvullend rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid, Sr van 25 januari 2023.
4.Bijlage bij het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid, Sr van 13 juli 2022.
5.Bijlage bij aanvullend rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid, Sr van 25 januari 2023.