ECLI:NL:GHARL:2025:3074

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
P23/409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling na observatie en rapportage door het Pieter Baan Centrum

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2025 de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd om de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar te verlengen. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1967, verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum en is geobserveerd door het Pieter Baan Centrum (PBC). Het PBC heeft een uitgebreid rapport opgesteld waarin aanbevelingen zijn gedaan voor verder onderzoek naar de dadertypologie, met speciale aandacht voor een cold case dossier. Het PBC concludeert dat er onzekerheden bestaan over de persoonlijkheidspathologie van de terbeschikkinggestelde en dat er mogelijk een (seksueel) sadistische component aanwezig is die onvoldoende behandeld is. De verdediging heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde zich niet langer verzet tegen de verlenging van de maatregel. De advocaat-generaal heeft de bevestiging van de beslissing van de rechtbank ondersteund. Het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, en bevestigt de beslissing van de rechtbank met aanvulling van gronden. De kliniek heeft aangegeven dat zij twee routes zal onderzoeken: een overplaatsing naar een andere kliniek voor grondig onderzoek en een stapsgewijze resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. Het hof benadrukt dat de veiligheid van de samenleving voorop staat en dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk blijft.

Uitspraak

TBS P23/409
Beslissing van 22 mei 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [locatie] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde (dan wel betrokkene).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch, van 10 november 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hoger beroep is voor het eerst behandeld op de terechtzitting van dit hof van 2 mei 2024. Bij tussenbeslissing van 16 mei 2024 heeft het hof het onderzoek heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd. Daarbij heeft het hof opdracht gegeven tot het laten verrichten van nader onderzoek door het Pieter Baan Centrum.
Het hof heeft ter zitting van 8 mei 2025 het onderzoek hervat. Daarbij zijn gehoord de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal terechtzitting van het hof van 2 mei 2024;
- de tussenbeslissing van dit hof van 16 mei 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 30 april 2025 (hierna: het PBC-rapport);
- een reactie van het Forensisch Psychiatrisch Centrum [locatie] (hierna: de kliniek) op het PBC-rapport van 7 mei 2025.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De verdediging heeft op de zitting van 8 mei 2025 naar voren gebracht dat de terbeschikkinggestelde zich, gelet op het uitgebrachte advies door het PBC, niet langer verzet tegen verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd.
Het oordeel van het hof
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist.
In het PBC-rapport is onder meer het navolgende vermeld:
“Er is een goed beeld verkregen van betrokkene wat betreft de persoonlijkheidsdiagnostiek. Ten aanzien van de seksualiteit is het beeld niet volledig, vooral door betrokkenes ontkenning van het cold case delict (…) Huidige onderzoekers concluderen overeenkomstig ten aanzien van de persoonlijkheidspathologie als in 2023 en komen in classificerend opzicht tot een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’. De vertoonde kenmerken van persoonlijkheidspathologie voldoen niet (meer) aan de criteria van een van de stoornissen in de categorie persoonlijkheidsstoornissen. (…) De voorgaande persoonlijkheidsdiagnostiek en de langdurige remissie van alcohol en cocaïne in de gereguleerde behandelomgeving zijn conform de bevindingen van de kliniek. (…)
Tegelijkertijd zorgt met name het uitvoerige Bosuildossier, opgemaakt in de cold case zaak, voor onzekerheden ten aanzien van de eerdere en redelijk consistent over de tijd geschetste diagnostiek. (…) Bij onderzoekers ontstaan twijfels in hoeverre betrokkene in staat is geweest om een steviger beeld van zichzelf neer te zetten gedurende tbs-behandeling en tijdens de huidige PBC-observatie dan in werkelijkheid het geval is. Onderzoekers kunnen niet uitsluiten dat er mogelijk ook tot op heden een belangrijk gedeelte van de persoonlijkheid en/of seksualiteit (een meer berekenende, (seksueel) sadistische kant) onderbelicht is gebleven en daarmee onvoldoende behandeld. (…) Naast een (seksueel) sadistische component vanuit de persoonlijkheid is ook seksueel sadisme als een parafiele stoornis in termen van de DSM-5-TR niet volledig uitgesloten. (…)
Op basis van de STATIC-99R en de STABLE-2007, risicotaxatieinstrumenten voor inschatting van toekomstig seksueel geweld, scoort betrokkene een hoog risico (…), evenals in de meest recente risicoprognose van de kliniek. Op de HCR-20v3, een risicotaxatieinstrument voor gewelddadig gedrag in het algemeen, vertonen de historische items een hoog risico, en komt een laag risico naar voren op de klinische items (…) Bij het gecombineerde klinische oordeel voor recidivekans weegt echter de bovenstaande redenering omtrent de onduidelijke en mogelijk prognostisch ongunstiger dadertypologie mee, mede in het licht van betrokkens blijvende ontkenning van het daderschap van het cold case delict. Ons inziens verdient de delictanalyse revisie waarbij alle dossierinformatie, met name die in het cold case dossier (Bosuil) aanwezig, nog een keer gewogen wordt omdat er nu een open eind bestaat bij de exacte risicoprognose. Weegt men het cold case dossier niet mee, dan ontstaat naar de mening van onderzoekers een, onterechte, positievere inschatting van het toekomstige risico op herhaling die zou kunnen leiden tot een risicovolle resocialisatie. (…)
In de meest recente aanvraag begeleid verlof oordeelde het Adviescollege verloftoetsing tbs, die beoordeeld in welke mate verlofgang veilig is, in feite dat er op dit moment geen geïndividualiseerde risicotaxatie kan worden opgesteld zodat het begeleid verlof niet verder dan dubbel begeleid kan worden uitgevoerd. Het traject zal dan ook dreigen te stagneren als er geen andere interventies worden opgezet. (…)
Onderzoekers adviseren om, ondanks het adequate risicomanagement binnen de huidige kliniek, in een andere kliniek de dadertypologie grondig opnieuw te onderzoeken in een brede en volledige dossierstudie, waarbij in het bijzonder het coldcase dossier wordt meegewogen. Op basis daarvan kan men onderzoeken of hieruit nog aanknopingspunten voor een behandeling voortkomen. Hierbij dient dus niet alleen het cold case delict an sich te worden meegenomen, maar ook de andere in het Bosuildossier naar voren komende informatie zoals voorgaand benoemd, zoals aanwijzingen voor seksueel sadisme. Bovendien wordt geadviseerd om de dadertypologie ten aanzien van het tbs-indexdelict opnieuw tegen het licht te houden. (…)
Onderzoekers adviseren de tbs-maatregel met twee jaren te verlengen met continuering van de maatregel verpleging. Indien het bovenstaande geformuleerde advies wordt opgevolgd, zal het naar de indruk van onderzoekers nog langere tijd duren om een grondige herevaluatie van het daderprofiel op te stellen en wanneer daaruit behandelconsequenties voortvloeien, zal dit ook nog gedurende langere tijd uitgevoerd moeten worden.”
De kliniek heeft in de reactie op het PBC-rapport meegedeeld dat de kliniek voornemens is om op basis van het rapport twee routes te onderzoeken. De eerste route betreft de door de onderzoekers van het PBC geadviseerde overplaatsing naar een andere kliniek om daar de dadertypologie grondig opnieuw te laten onderzoeken waarbij in het bijzonder het cold case dossier wordt meegewogen, met als doel te onderzoeken of hieruit nog aanknopingspunten voor een behandeling voortkomen. De tweede route betreft het verder stapsgewijs resocialiseren van de terbeschikkinggestelde waarbij de kliniek – in reactie op het advies van het PBC – nader met het strafdossier naar de delictanalyse zal kijken. De kliniek heeft in de reactie verder vermeld voornemens te zijn het dossier van de terbeschikkinggestelde opnieuw aan te melden voor een landelijke zorgconferentie, bij voorkeur in aanwezigheid van de betrokken onderzoekers van het PBC.
Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, nog steeds vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt verlengd. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 10 november 2023, met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
en drs. P.K.J. Ronhaar en drs. B. van Giessen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 22 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.