ECLI:NL:GHARL:2025:3024

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.352.163
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een minderjarige en de verlenging van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2025 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige]. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 augustus 2025. De vader van [de minderjarige], die het ouderlijk gezag heeft, was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder van [de minderjarige] is in 2012 overleden, en [de minderjarige] verblijft sinds 27 oktober 2023 bij pleegouders. De kinderrechter had op 29 december 2023 de ondertoezichtstelling ingesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De vader verzet zich tegen de uithuisplaatsing en wil dat het hof deze beslissing ongedaan maakt. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, steunt de beslissing van de kinderrechter. Tijdens de zitting op 10 april 2025 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is gegeven, omdat [de minderjarige] niet thuis kan wonen. De vader heeft niet adequaat samengewerkt met de GI, wat de mogelijkheid van een thuisplaatsing in de weg staat. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat, en benadrukt dat zij in het pleeggezin moet blijven wonen voor haar ontwikkeling en stabiliteit.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.352.163
zaaknummer rechtbank Gelderland 444117
beschikking van 15 mei 2025
over de uithuisplaatsing van
[de minderjarige] ( [de minderjarige] ),
in de zaak van
[verzoeker] (de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. R.M. Bissumbhar,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (de GI),
die is gevestigd in Ede,
en
[de pleegouders] (de pleegouders),
wonende in [woonplaats2] .

1.Samenvatting

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [de minderjarige] verlengd tot 9 augustus 2025 (meerderjarigheid). Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2007. De moeder van [de minderjarige] is [in] 2012 overleden.
2.2
[de minderjarige] verblijft sinds 27 oktober 2023 bij [de pleegouders] .
2.3
Op verzoek van de raad heeft de kinderrechter bij de beschikking van 29 december 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 29 december 2024. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1
De GI heeft de kinderrechter verzocht de ondertoezichtstelling van en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot [de minderjarige] 18 jaar is ( [in] 2025).
3.2
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft op 11 december 2024 een beslissing genomen over het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft:
  • de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 augustus 2025;
  • beslist dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing mogen worden uitgevoerd, ook al is er hoger beroep ingesteld.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij komt daarvan in hoger beroep. Hij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt voor zover dit ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing.
4.2
De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de GI
4.4
[de minderjarige] heeft schriftelijk aan het hof haar mening gegeven over het hoger beroep.
4.5
De zitting bij het hof was op 10 april 2025. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de vader
  • twee vertegenwoordigers van de GI

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1
De GI of de raad kunnen de kinderrechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven een kind uit huis te plaatsen. De kinderrechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van het kind. De kinderrechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken.
Wat vindt het hof?
5.2
De machtiging voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] loopt tot 9 augustus 2025.
5.3
De machtiging aan de GI is naar het oordeel van het hof terecht gegeven, omdat [de minderjarige] niet thuis kan wonen. De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven (worden bekrachtigd).
5.4
Het hof overweegt daarover het volgende. De vader is het niet eens met het overheidsingrijpen in zijn (gezins)leven. De vader vindt het belangrijk om zijn waarden over het geloof en spiritualiteit aan [de minderjarige] mee te geven. Hoewel de vader in zijn beroepschrift nu aangeeft dat hij met de GI wil samenwerken om [de minderjarige] thuis de benodigde rust, stabiliteit en regelmaat te bieden, gaat de samenwerking met de GI niet goed. Het hof leest in de stukken dat de vader na de laatste zitting bij de kinderrechter heeft gezegd dat de GI en [de minderjarige] niet meer welkom bij hem zijn. Bij de mondelinge behandeling heeft de GI verteld dat, ondanks uitnodigingen daartoe van de GI, de vader weigert om in contact te komen met de GI. De houding van de vader richting de GI is vanaf het begin van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet gericht op samenwerking. De vader heeft altijd aangegeven geen hulp te willen accepteren en niet open te staan voor structureel contact met de GI. Hierdoor is er nooit voldoende basis geweest voor de GI om met de vader het opvoedperspectief en de voorwaarden voor een eventuele thuisplaatsing te bespreken. Dit is sinds de bestreden beschikking niet veranderd waardoor niet eens een begin gemaakt kan worden daarmee. Thuisplaatsing van [de minderjarige] is daarom al niet mogelijk.
[de minderjarige] wil zelf graag, in ieder geval tot haar meerderjarigheid, bij de pleegouders blijven wonen. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] zal het hof ook met haar mening rekening houden. Daar komt bij dat de relatie tussen [de minderjarige] en haar vader al langere tijd complex is. Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat zij toekomt aan haar eigen ontwikkeling en daarvoor zijn rust en duidelijkheid over haar woonplek belangrijk. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij in het pleeggezin blijft wonen en vanuit daar kijkt naar de vervolgstappen voor de toekomst.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 11 december 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, S. Kuijpers en
K. Hermsen, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.
Vragen?
Het hof mag u niet adviseren over wat u met deze beslissing kunt doen, omdat het hof onpartijdig en onafhankelijk is. Heeft u naar aanleiding van deze beslissing vragen? Dan kunt u contact opnemen met uw advocaat.