ECLI:NL:GHARL:2025:3020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.349.005
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2020. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het gezag over de minderjarige, terwijl de vader, verweerder, dit gezamenlijk wil. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere beschikkingen een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar de communicatie tussen de ouders is zeer problematisch. Het hof heeft op 15 mei 2025 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen. Het hof oordeelt dat de communicatie tussen de ouders zo slecht is dat gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebrengt. De ouders hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de weekendregeling, waarbij de minderjarige om de week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijft. Voor de vakanties en feestdagen is een opbouwregeling vastgesteld, waarbij de omgang geleidelijk wordt uitgebreid. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.005
(zaaknummer rechtbank Gelderland 519970)
beschikking van 15 mei 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. van de Burgwal, te Amersfoort,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Buuren, onttrokken per 10 januari 2025.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 15 juni 2021, 14 februari 2022, 1 juni 2023,
15 december 2023 en 17 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatstgenoemde beschikking zal hierna worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 december 2024, en
- een journaalbericht van mr. Van de Burgwal van 24 maart 2025 met producties.
2.2
De zitting was op 3 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020 te [plaats1] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. Tot de bestreden beschikking was de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 1 juni 2023 heeft de rechtbank een informatie- en consultatieregeling en een voorlopige omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader vastgesteld. Bij beschikking van 15 december 2023 heeft de rechtbank de voorlopige omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader gewijzigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader om beide ouders met het gezag over [de minderjarige] te belasten, toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de volgende zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader vastgelegd:
­ tot aan de kerstvakantie: eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot zondag
en in de andere week van dinsdag uit school tot woensdag naar school;
­ na de kerstvakantie eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag
naar school en in de andere week van dinsdag uit school tot woensdag naar school.
Verder heeft de rechtbank de volgende vakantie- en feestdagen regeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] :
­ in de kerstvakantie in de even jaren op tweede kerstdag tot en met Nieuwjaarsdag
(18.30 uur) bij de vader is en in de oneven jaren op kerstavond, eerste kerstdag en
Nieuwjaarsdag (vanaf 18.30 uur) tot en met zondag voor aanvang van school bij de
vader is;
­ op haar verjaardag om en om bij een van de ouders is, waarbij zij in 2024 op haar
verjaardag bij de moeder is;
­ tijdens de andere vakantie- en feestdagen afwisselend bij de moeder of de vader verblijft en de ouders dit in onderling overleg bij helfte verdelen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De eerste grief ziet op het gezamenlijk gezag. De tweede grief ziet op de vastgestelde zorgregeling en de derde grief ziet op de vastgestelde vakantieregeling.
De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
­ het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige] af te wijzen;
­ een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] om de week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijft, en;
­
primair:
een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] , in overleg met [naam1] en de ouders afstemt welke dagen in de vakanties [de minderjarige] extra bij de vader kan doorbrengen op de dagen dat de vader ook daadwerkelijk vrij is en tijd met [de minderjarige] kan doorbrengen;
­
subsidiair:de volgende vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen tussen [de minderjarige] en de vader:
vakanties
­ voorjaarsvakantie: [de minderjarige] verblijft bij de moeder en buiten het reguliere weekend om verblijft [de minderjarige] twee extra dagen en één overnachting bij de vader, in onderling overleg de data af te stemmen;
­ meivakantie: [de minderjarige] verblijft bij de moeder en buiten de reguliere weekenden om twee extra dagen en één overnachting bij de vader, in onderling overleg de data af te stemmen;
­ zomervakantie: [de minderjarige] verblijft bij de moeder en buiten de reguliere weekenden om twee keer drie extra dagen en twee overnachtingen bij de vader, in onderling overleg de data af te stemmen;
­ herfstvakantie: [de minderjarige] verblijft bij de moeder en buiten het reguliere weekend om verblijft [de minderjarige] twee extra dagen en één overnachting bij de vader, in onderling overleg de data af te stemmen;
­ kerstvakantie: [de minderjarige] verblijft bij de moeder.
feestdagen
­ Pasen: in de jaren waarop Pasen valt in het weekend van de vader verblijft [de minderjarige] op de eerste paasdag bij de vader en de tweede paasdag bij de moeder. Het wisselmoment is zondag 17:00 uur. In de jaren waarop Pasen in het weekend van de moeder valt verblijft [de minderjarige] op eerste paasdag bij de moeder en de tweede paasdag bij de vader. Het wisselmoment is zondag 17:00 uur;
­ Pinksteren, Hemelvaartsdag, Koningsdag, Sinterklaas: geen regeling, maar de reguliere zorgregeling;
­ kerstdagen: in de oneven jaren de eerste kerstdag bij de moeder en de tweede kerstdag vanaf 10:00 uur tot de opvolgende dag 10:00 uur bij de vader. In de even jaren de eerste kerstdag vanaf 10:00 uur tot de opvolgende dag 10:00 uur bij de vader en de tweede kerstdag vanaf 10:00 uur bij de moeder;
­ Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag: in de oneven jaren vanaf oudejaarsdag 16:00 uur
tot Nieuwjaarsdag 12:00 uur bij de vader. In de even jaren verblijft [de minderjarige] bij de moeder.
4.3
De vader heeft op de zitting mondeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
In artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag vernietigen en het verzoek van de vader om naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] alsnog afwijzen. Het hof overweegt daarover het volgende.
Uit de stukken en wat op de zitting is gezegd, constateert het hof dat het partijen niet lukt om samen te werken als ouders voor [de minderjarige] . De communicatie tussen de ouders verloopt bijzonder slecht. De ouders hebben geen vertrouwen in elkaar, wat zij ook op de zitting hebben uitgesproken. Het lukt de ouders niet om met elkaar te overleggen en gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van [de minderjarige] . Hoewel [de minderjarige] nog geen vijf jaar oud is, is vier jaar lang intensieve hulpverlening bij de ouders betrokken geweest. Deze hulpverlening was erop gericht de samenwerking en communicatie tussen de ouders te verbeteren. Uiteindelijk heeft die hulpverlening niet meer bereikt dan dat zij een bemiddelende rol tussen de ouders vervulde. In het door [naam1] opgestelde “Vervolg plan van aanpak Parallel Ouderschap (moeder)” schrijft [naam1] dat de communicatie tussen de ouders niet constructief verloopt en dat in het verleden al veel is ingezet op gezamenlijke gesprekken met onvoldoende resultaat. [naam1] ziet geen meerwaarde in het opnieuw organiseren van gezamenlijke gesprekken tussen ouders en heeft nog steeds twijfels op welke manier ouders hun eventuele gezamenlijk gezag kunnen gaan vormgeven zonder hulp.
Het hof constateert dat de ouders zelfs over de wijze waarop de naam [de minderjarige] wordt uitgesproken met elkaar van mening verschillen en dat zij daarin niet nader tot elkaar komen. De poging van de ouders om samen een afspraak te maken over de zorgverdeling van de kerstdagen van 2024 liep zodanig uit de hand dat de hulpverlening ( [naam1] ) moest ingrijpen met een tijdelijk e-mailverbod tussen de ouders. Niet alleen de hulpverlening maar ook de advocaten van partijen moesten bemiddelen tussen partijen bij het maken van afspraken over de zorgregeling. Inmiddels is de hulpverlening voor de vader gestopt zodat de bemiddelende rol van die hulpverlening is weggevallen. Ook heeft de vader geen advocaat meer. De raad heeft op de zitting geadviseerd om de moeder eenhoofdig met het gezag te blijven belasten, mede gelet op de hulpverlening die er al is geweest en hoe het afgelopen jaar is verlopen. Het hof neemt dat advies over.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en dat gezamenlijk gezag in deze situatie tot een onaanvaardbaar risico zal leiden dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders. Nu sinds 2020, ondanks het inzetten van intensieve hulpverlening, de communicatie tussen de ouders niet is verbeterd, is niet te verwachten dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zal komen. Dat, zoals hierna aan de orde komt, de ouders ter zitting in hoger beroep een afspraak hebben kunnen maken over de weekendregeling doet daar niet aan af. Gelet op de zwaarte van de ingezette, langdurige hulp en de mate waarin ouders niettemin blijven verschillen over de andere onderwerpen die het contact van [de minderjarige] met haar beide ouders betreffen, is die overeenstemming van te weinig gewicht om te concluderen dat nu wel een basis voor gezamenlijk gezag aanwezig is.
Het hof zal daarom de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag vernietigen en het verzoek van de vader alsnog afwijzen.
Het hof wijst de moeder er voor de volledigheid op dat zij de informatieregeling die de rechtbank op 1 juni 2023 heeft bepaald moet naleven. De moeder kan dit in de vorm van een brief doen zodat wordt voorkomen dat de strijd tussen de ouders weer oplaait door een e-mailwisseling.
Omgang
5.3
In artikel 1:377a BW staat dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
Op de zitting hebben de ouders overeenstemming bereikt over de weekendregeling. Zij hebben afgesproken dat [de minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft. De beslissing van de rechtbank over het videobellen dient te worden vernietigd, omdat de vader deze vorm van contact niet in het belang van [de minderjarige] vindt. De moeder en de vader hebben het hof verzocht deze overeenstemming vast te leggen in een beschikking. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt vernietigen en beslissen zoals de ouders dat op de zitting zijn overeengekomen.
5.5
Het hof zal het primaire verzoek van de moeder, waarbij [naam1] met de ouders afstemt welke vakantie- en feestdagen [de minderjarige] bij de vader is, afwijzen. [naam1] biedt geen hulpverlening meer aan de vader zodat uitvoering van dit verzoek praktisch onmogelijk is geworden.
5.6
Ten aanzien van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] tijdens vakanties en feestdagen overweegt het hof het volgende. De raad heeft op de zitting geadviseerd om toe te werken naar een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, maar dat daarbij rekening moet worden gehouden met een periode van opbouw gelet op de leeftijd van [de minderjarige] en omdat ze tot nu toe maximaal twee dagen en een nacht bij de vader verbleef. Er zijn geen contra-indicaties voor een dergelijke uitbreiding van de omgang, aldus de raad. Het hof volgt het advies van de raad. Ten aanzien van het bezwaar van de moeder dat de vader feitelijk niet in staat is om de zorg in de vakanties en tijdens feestdagen na te komen onder andere omdat hij niet voldoende vakantiedagen en financiële middelen heeft, overweegt het hof het volgende. De vader heeft op de zitting op vragen van het hof geantwoord dat hij in staat is om de helft van de vakanties en feestdagen voor [de minderjarige] te zorgen. Het is aan de vader om daarin zijn verantwoordelijkheid te nemen en indien nodig tijdig aan de moeder kenbaar te maken dat hij niet in staat is om de omgang na te komen. Dit voorkomt teleurstellingen voor [de minderjarige] en dat de moeder op het laatste moment opvang voor [de minderjarige] moet regelen.
5.7
Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] en omdat zij nog niet gewend is om meerdere nachten achter elkaar bij de vader door te brengen, zal het hof voor de vakanties een opbouwregeling vaststellen. Deze bestaat eruit dat de eerstvolgende vakantie, dus de zomervakantie van 2025, zal worden benut voor de opbouw van de omgangsregeling. Daarvoor zullen de reguliere omgangsweekenden die in die zomervakantie vallen worden uitgebreid naar een lang weekend waarbij [de minderjarige] van vrijdag 10.00 uur tot maandag 17.00 uur bij de vader verblijft.
Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] vanaf dan bij de vader verblijft:
­ de helft van de vakanties van twee weken, te weten de eerste week in de even jaren en de laatste week in de oneven jaren,
­ de helft van de vakanties van één week, waarbij aangesloten wordt bij het omgangsweekend. Indien [de minderjarige] het weekend voorafgaand aan de vakantie bij de vader verblijft, verblijft zij tevens de eerste helft van deze vakantie bij de vader, te weten tot woensdag 12:00 uur. Indien [de minderjarige] het weekend voorafgaand aan de vakantie bij de moeder verblijft, blijft zij daar tot woensdag 12:00 uur om vanaf dat moment de rest van deze vakantie bij de vader door te brengen;
­ in de zomervakantie vanaf 2026 verblijft [de minderjarige] in de even jaren de eerste twee weken van de zomervakantie bij de vader, vervolgens twee weken bij de moeder, dan weer één week bij de vader en vervolgens één week bij de moeder. In de oneven jaren geldt dezelfde regeling maar vangt de zomervakantie aan bij de moeder.
5.8
Het hof ziet geen aanleiding om de verdeling van de feestdagen nader te specificeren. De communicatie tussen partijen verloopt zeer moeizaam en het lukt hen niet of onvoldoende om zonder hulp afspraken te maken. Zoals gezegd moest [naam1] zelfs ingrijpen bij het maken van afspraken over de omgang tijdens de kerstdagen van 2024. Met de regeling die het hof zal bepalen hoeven partijen zo min mogelijk met elkaar in overleg en wordt ook het aantal wisselmomenten beperkt. Dit betekent dat ten aanzien van Pasen, Pinksteren, Hemelvaartsdag, Koningsdag, Sinterklaas geen aparte regeling wordt bepaald, maar dat de reguliere zorgregeling en de hiervoor uitgeschreven vakantieregeling op die dagen doorloopt. In het belang van [de minderjarige] zal het hof dit ook bepalen voor haar verjaardag. Omdat het hof van oordeel is dat [de minderjarige] in de kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder moet doorbrengen en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader moet doorbrengen, worden de kerstdagen en Oud- en Nieuwjaar automatisch gedeeld. [de minderjarige] zal namelijk bij het uitvoeren van de regeling voor de kerstvakantie meestal in de even jaren de kerstdagen volledig bij de vader en Oud- en Nieuwjaar volledig bij de moeder en in de oneven jaren de kerstdagen volledig bij de moeder en Oud- en Nieuwjaar volledig bij de vader doorbrengen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt een deel van de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
17 oktober 2024 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2020 te [plaats1] , alsnog af;
stelt vast als reguliere omgangsregeling dat [de minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft;
stelt ten aanzien van de omgang van [de minderjarige] en de vader tijdens de vakanties en feestdagen de volgende regeling vast:
­ in de zomervakantie 2025 worden de reguliere omgangsweekenden die in die zomervakantie vallen uitgebreid naar een lang weekend waarbij [de minderjarige] van vrijdag 10.00 uur tot maandag 17.00 uur bij de vader verblijft;
­ daarna worden alle vakanties bij helfte verdeeld:
­ in de vakanties van twee weken verblijft [de minderjarige] in de even jaren de eerste week van
die vakantie bij de vader en in de oneven jaren de laatste week;
­ in de vakanties van één week wordt aangesloten bij het omgangsweekend:
indien [de minderjarige] het weekend voorafgaand aan de vakantie bij de vader verblijft, verblijft zij tevens de eerste helft van deze vakantie bij de vader, te weten tot woensdag 12:00 uur. Indien [de minderjarige] het weekend voorafgaand aan de vakantie bij de moeder verblijft, blijft zij daar tot woensdag 12:00 uur om vanaf dat moment de rest van deze vakantie bij de vader door te brengen;
­ in de zomervakanties vanaf 2026 verblijft [de minderjarige] in de even jaren de eerste twee
weken van de zomervakantie bij de vader, vervolgens twee weken bij de moeder, dan weer één week bij de vader en vervolgens één week bij de moeder. In de oneven jaren geldt dezelfde regeling maar vangt de zomervakantie aan bij de moeder;
­ tijdens de feestdagen en op de verjaardag van [de minderjarige] loopt de omgangsregeling door zoals tijdens de reguliere omgangsregeling of de vakantieregeling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.