ECLI:NL:GHARL:2025:2835

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
200.341.883/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake zorgregeling na onderzoek raad voor de kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2025 een eindbeschikking gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, na een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd over de zorg voor hun kind. Het hof verwijst naar eerdere beslissingen en rapporten van de raad, waaronder een rapport van 18 februari 2025, waarin de raad adviseert om de zorgregeling te wijzigen om de situatie voor de minderjarige te verbeteren. De raad constateert dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige is en adviseert een nieuwe zorgregeling die meer rust en stabiliteit biedt. De vader en moeder hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht, maar het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. Het hof besluit dat de huidige zorgregeling, die al geruime tijd naar behoren functioneert, moet worden voortgezet. De beschikking van de rechtbank Gelderland wordt bekrachtigd, en het hof wijst het meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de nadruk ligt op het creëren van een stabiele en zorgeloze omgeving voor hem.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.883
(zaaknummer rechtbank Gelderland 426965)
beschikking van 8 mei 2025
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.M. Diepeveen-Goldhoorn,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Huisman (tot 23 december 2024: mr. H. Rawee).

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 10 oktober 2025 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een rapport van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 18 februari 2025;
- de reactie van de vader van 4 maart 2025 op het raadsrapport;
- de reactie van de moeder van 4 maart 2025 op het raadsrapport;
- een journaalbericht namens de moeder van 24 maart 2025 met een productie.
1.3
Op 3 april 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van
10 oktober 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar wat nodig is om een situatie te creëren waarin [de minderjarige] zo zorgeloos mogelijk kan profiteren van de aanwezigheid van beide ouders in zijn leven en daarmee naar welke zorgregeling het meest in zijn belang is en daarover aan het hof te rapporteren.
raadsrapport
2.3
De raad heeft in zijn rapport van 18 februari 2025 – samengevat – het volgende aangegeven en geadviseerd. Naar omstandigheden gaat het goed met [de minderjarige] . Op school wordt niet gezien dat [de minderjarige] last heeft van de wisselmomenten. [de minderjarige] is een veerkrachtig kind, maar door de strijd die de ouders voeren stellen zij de veerkracht van [de minderjarige] ernstig op de proef. De raad vindt het noodzakelijk dat [de minderjarige] een traject [naam1] of [naam2] kan volgen, zodat hij leert om veilig en goed de scheiding door te komen.
De raad constateert dat de ouders allebei andere wensen en behoeften hebben, wat leidt tot juridische procedures. De zorgregeling in beton gieten lijkt op de korte termijn de oplossing, maar is geen haalbare kaart op de langere termijn en doet geen recht aan wat [de minderjarige] nodig heeft en straks nodig zal hebben. Het is voor [de minderjarige] van groot belang dat de ouders de strijd kunnen staken en leren om met elkaar het gesprek te voeren. De raad adviseert de ouders om te starten met het traject Parallel Solo Ouderschap via [naam3] .
De raad is van mening dat de omgang anders moet worden ingevuld om meer rust voor [de minderjarige] te creëren. De raad adviseert de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat [de minderjarige] :
twee opeenvolgende weekenden bij de vader van vrijdag uit school tot en met zondag 16.00 uur bij de vader is. Het derde opeenvolgende weekend is [de minderjarige] van woensdag uit school tot en met zondag 16.00 uur bij de vader. Aansluitend is hij een gehele week en weekend bij de moeder. De omgang met de vader voorafgaand aan het weekend van de moeder komt hiermee te vervallen.
Volgens de raad is deze zorgregeling in het belang van [de minderjarige] omdat deze rechtdoet aan wat [de minderjarige] nodig heeft. De kwaliteit en van omgang en het contact met beide ouders is hiermee gewaarborgd en biedt tegelijk rust en stabiliteit voor alle betrokkenen.
standpunten
2.4
De vader heeft het hof op 4 maart 2025 bericht dat hij de meerwaarde niet inziet van de regeling zoals door de raad geadviseerd. De vader denkt dat deze regeling juist leidt tot extra onrust en minder regelmaat, bovendien ziet [de minderjarige] de vader in de voorgestelde regeling steeds een lange periode niet. In het voorstel van de raad zijn alleen week 1 en 2 hetzelfde, week 3 en week 4 verlopen anders. Dit zal volgens de vader voor onrust bij [de minderjarige] zorgen. Bovendien moet [de minderjarige] in het voorstel van de raad drie dagen achter elkaar van [woonplaats2] naar [woonplaats1] en terugreizen, omdat hij dan bij de vader verblijft en hij in [woonplaats1] naar school gaat. De vader staat wel achter het advies van de raad om [de minderjarige] aan te melden bij een traject [naam1] of [naam2] . De vader is ook bereid om een traject Parallel Solo Ouderschap te volgen.
De vader vindt het in het belang van [de minderjarige] dat de huidige regeling wordt gecontinueerd. Deze regeling is al aangepast aan de schoolgang van [de minderjarige] en hier is [de minderjarige] inmiddels aan gewend.
2.5
De moeder heeft op 4 maart 2025 de volgende reactie op het raadsrapport gegeven. Zij kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel van de raad, maar zij vindt de geadviseerde zorgregeling niet passend. De moeder vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat hij zijn vader, in het voorstel van de raad, elf dagen niet ziet. Daarnaast vindt de moeder dat de wisselmomenten in de voorgestelde regeling door de raad te belastend zijn. Volgens de moeder is het beter om de wisselmomenten op school te laten plaatsvinden. Meer rust kan volgens de moeder gecreëerd worden door een helder ritme in de regeling te hanteren, wanneer [de minderjarige] niet te lang zonder zijn vader is en als de weekenden duidelijk of bij de moeder of bij de vader zijn. [de minderjarige] wordt in het weekend dan niet geconfronteerd met een wisseling waardoor dat rustmomenten in de week zijn. De moeder heeft haar verzoek aangepast en vraagt het hof de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat:
Primair:
[de minderjarige] om de week van donderdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft en in de andere week van donderdag uit school tot vrijdag op school;
of
[de minderjarige] om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft en in de andere weken van donderdag uit school tot vrijdag op school.
Subsidiairhandhaaft zij het eerdere gewijzigde verzoek in hoger beroep.
2.6
De vader kan zich niet vinden in het voorstel van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de raad naar voren gebracht dat het aangepaste verzoek van de moeder is besproken met de raadsonderzoekers. De raad ziet geen aanleiding om het advies aan te passen en blijft bij wat is opgeschreven in het raadsrapport. De raad neemt hierin mee dat de moeder al vaker haar verzoek heeft aangepast en steeds een ander voorstel doet. Volgens de raad is duidelijkheid en rust op dit moment het belangrijkste voor [de minderjarige] . Volgens de raad biedt de regeling die geadviseerd wordt de meeste rust.
oordeel van het hof
2.7
Het hof ziet, gelet op wat uit de stukken naar voren is gekomen en hetgeen door partijen naar voren is gebracht op de zitting, geen gronden om anders te beslissen dan de kinderrechter heeft gedaan. Aangezien tijdens de mondelinge behandeling van 14 maart 2025 bij het hof (wederom, net als op de mondelinge behandeling van 20 september 2024) is gebleken dat het de ouders niet lukt om constructief met elkaar te communiceren en niet te verwachten is dat hierin binnen korte termijn verandering zal komen, zal iedere zorgregeling leiden tot discussie. De bezwaren van de ouders komen voort uit de problematische communicatie van de ouders. Een wijziging van de zorgregeling lost deze problemen niet op. Nu door de raad niet is geconstateerd dat de huidige zorgregeling niet passend is en geen van de ouders zich kan vinden in de door de raad voorgestelde regeling vindt het hof het in het belang van [de minderjarige] dat de huidige zorgregeling blijft voortduren. Deze regeling loopt al geruimde tijd naar behoren en is voor [de minderjarige] (en de ouders) duidelijk. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
26 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F van Vugt, H. Phaff en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 8 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.