ECLI:NL:GHARL:2025:270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.343.003
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag over minderjarige na erkenning door de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2025 de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij de vader en de moeder gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2022. De vader heeft op 9 oktober 2023 de minderjarige erkend met vervangende toestemming van de rechtbank Limburg. Tot 17 april 2024 had alleen de moeder het gezag over het kind. De minderjarige staat sinds 13 september 2023 onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland, met een ondertoezichtstelling die loopt tot 13 september 2025.

De moeder ging in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank, omdat zij van mening was dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de minderjarige. De vader daarentegen was van mening dat er geen redenen waren om alleen de moeder het gezag te laten uitoefenen. Tijdens de zitting op 19 december 2024 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en Jeugdbescherming Gelderland.

Het hof oordeelde dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden, omdat er geen nieuwe stellingen zijn gepresenteerd die niet eerder door de rechtbank zijn behandeld. Het hof concludeerde dat de ouders, ondanks hun communicatieproblemen, in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, en dat de betrokkenheid van Jeugdbescherming Gelderland kan helpen bij het maken van afspraken over de minderjarige. De beslissing van het hof is in overeenstemming met het advies van de raad voor de kinderbescherming, en het verzoek van de moeder om een raadsonderzoek werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.343.003
(zaaknummer rechtbank Gelderland 431068)
beschikking van 21 januari 2025
in het hoger beroep van:
[verzoekster] (de moeder),
woonplaats: geheim,
advocaat: mr. J.G. van Ek te Heerlen.
Belanghebbende is:
[de vader] (de vader),
woonplaats: geheim,
advocaat: mr. H.J. Scholten.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het ouderlijk gezag over [de minderjarige] ,
die is geboren [in] 2022.

2.De feiten

2.1
Op 9 oktober 2023 heeft de vader [de minderjarige] erkend door middel van vervangende toestemming van de rechtbank Limburg.
2.2
Tot 17 april 2024 had alleen de moeder het gezag over [de minderjarige] .
2.3
[de minderjarige] staat sinds 13 september 2023 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (verder: Jeugdbescherming Gelderland). De ondertoezichtstelling duurt nog tot 13 september 2025.

3.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank Gelderland (zittingsplaats Arnhem) heeft op 17 april 2024 onder meer bepaald dat de vader en de moeder gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . De rechtbank heeft die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing ook geldt als er hoger beroep wordt ingesteld.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank vernietigt en dat het hof het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] alsnog afwijst.
4.2
De vader is het niet eens met de moeder. Hij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank in stand laat.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft op 28 juni 2024 het beroepschrift ontvangen. Bij het beroepschrift zitten bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 19 december 2024. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) als adviseur;
  • twee vertegenwoordigers van Jeugdbescherming Gelderland als informanten.

6.De redenen voor de beslissing van het hof

De beslissing van het hof
6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden. Het hof zal de beslissing daarom bekrachtigen en het meer of anders verzochte afwijzen. Het hof legt hierna uit waarom.
Het standpunt van de moeder
6.2
De moeder heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd. De ouders zijn niet in staat om in gezamenlijk overleg beslissingen van enig belang over [de minderjarige] te nemen. De ouders communiceren niet met elkaar. Het kan niet de bedoeling zijn dat de communicatie tussen de ouders via Jeugdbescherming Gelderland verloopt. De ouders hebben nooit een relatie met elkaar gehad. De moeder wilde zwanger worden van een donor en in dat kader hebben de ouders elkaar enkele keren ontmoet. De moeder woont op een geheim adres en zij wil niet dat de vader achter dit adres komt. De vader ‘stalkt’ de moeder. Vanwege de eigen problemen die de moeder heeft, is zij nu niet in staat om te werken aan de communicatie met de vader. Er zijn de nodige zorgen over de gezondheid van [de minderjarige] . Alleen al het gegeven dat er toestemming van de vader nodig is voor bijvoorbeeld ziekenhuisopnamen van [de minderjarige] veroorzaakt veel stress bij de moeder. De raad zou eerst onderzoek moeten doen naar de (on)mogelijkheden van de vader om samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] te hebben.
Het standpunt van de vader
6.3
Volgens de vader zijn er geen redenen waarom alleen de moeder het gezag over [de minderjarige] zou moeten hebben. Dat er geen communicatie is tussen de ouders ligt niet aan hem maar aan de moeder. De vader staat open voor hulpverlening om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De ouders hebben wel degelijk een relatie met elkaar gehad en de vader heeft al voordat [de minderjarige] werd geboren alles eraan gedaan om een rol te kunnen spelen in diens leven. Het contact tussen de vader en [de minderjarige] verloopt goed. De vader heeft ingestemd met hulpverlening voor [de minderjarige] . Als de vader samen met de moeder het gezag heeft over [de minderjarige] , kan Jeugdbescherming Gelderland de vader schriftelijke aanwijzingen geven.
De redenen voor de beslissing van het hof
6.4
Het hof acht zich op basis van de stukken en de zitting voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over het gezag. Het hof ziet dan ook geen reden om de raad opdracht te geven voor een onderzoek. Verder constateert het hof dat de moeder in hoger beroep geen nieuwe stellingen naar voren heeft gebracht die niet al in de procedure bij de rechtbank aan de orde zijn geweest en door de rechtbank als volgt gemotiveerd zijn verworpen:
“7.1. Op grond van artikel 1:253c Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Indien de andere ouder hier niet mee instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders
en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal
komen of,
b. wanneer afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders
gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun minderjarige kind. Daartoe is wel vereist dat de
ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig
belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn
om vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen,
zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
7.3.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling
is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die
aanleiding geven voor de conclusie dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders
als de vader mede met het ouderlijk gezag wordt belast. Het enkele gegeven dat de moeder
stelt niet bereid en/of in staat te zijn om met de vader te communiceren, acht de rechtbank
daarvoor onvoldoende. Hoewel er momenteel in het geheel geen communicatie tussen de
ouders plaatsvindt, is het de rechtbank uit de stukken gebleken dat de ouders in het recente
verleden wel degelijk positief met elkaar hebben gecommuniceerd. Nu er bovendien
inmiddels een jeugdbeschermer bij de ouders betrokken is, kan de jeugdbeschermer de
ouders ondersteunen bij het maken van afspraken over [de minderjarige] . De (schriftelijke)
communicatie tussen de ouders over [de minderjarige] kan voorlopig via de jeugdbeschermer
plaatsvinden, zolang de moeder vanwege haar lage belastbaarheid niet in staat is rechtsreeks met de vader te communiceren. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat de vader voortvarend op verzoeken van de moeder tot het nemen van gezagsbeslissingen zal reageren. Zodra er meer rust en draagvlak bij de moeder is ontstaan, kunnen de ouders onder regie van de jeugdbeschermer gaan werken aan verbeteringen van hun onderlinge verstandhouding en communicatie, bijvoorbeeld door het volgen van een ouderschapstraject.
7.4.
Naast het voorgaande is de rechtbank evenmin van oordeel dat afwijzing van het
verzoek van de vader anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Niet is gebleken
dat de vader, in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening, het nemen van beslissingen zal
frustreren of zijn gezag zal misbruiken. De rechtbank acht het van belang dat [de minderjarige] zal
gaan ervaren dat zijn vader en zijn moeder gelijkwaardige opvoeders zijn met gelijkwaardige verantwoordelijkheden. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat de moeder tot op heden de vader geen enkele rol in het leven van [de minderjarige] gunt. De moeder heeft de vader niet op de hoogte gesteld van de zwangerschap en de geboorte van [de minderjarige] en ziet hem slechts als donor. Daarom is het van belang dat de vader door de gezagstoekenning een gelijkwaardige juridische ouderrol krijgt. De rechtbank zal het verzoek van de vader om hem mede te belasten met het gezag over [de minderjarige] dan ook toewijzen.”
6.5
Het hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over omdat het hof er na eigen onderzoek ook zo over denkt. Hieraan voegt het hof nog het volgende toe. Na een moeizaam begin verloopt de samenwerking tussen de moeder en Jeugdbescherming Gelderland nu goed. Het contact tussen de vader en [de minderjarige] verloopt ook goed. Er heeft zich inmiddels één situatie voorgedaan waarin de vader is gevraagd om in te stemmen met een beslissing over [de minderjarige] , dat heeft de vader gedaan. Tot slot weegt het hof mee dat bij gezamenlijk gezag Jeugdbescherming Gelderland – indien nodig – in het kader van de ondertoezichtstelling aan beide ouders schriftelijke aanwijzingen kan geven.
6.6
Vanwege al deze redenen zal het hof – overeenkomstig het advies van de raad –
de beslissing van de rechtbank bekrachtigen en het verzoek van de moeder om opdracht te geven voor een raadsonderzoek afwijzen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Arnhem) van 17 april 2024 waarover de moeder een beslissing heeft gevraagd;
wijst af wat verder is verzocht. .
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.P. den Hollander en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is door mr. S. Kuijpers in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.