ECLI:NL:GHARL:2025:269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.342.268
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag, omgang en informatieregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezags- en omgangsregeling van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2022, wiens ouders, de vader en de moeder, in een conflict verwikkeld zijn over de zorg en opvoeding. De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar vast te stellen en een omgangsregeling te creëren waarbij de vader om de week omgang heeft. De vader heeft daarentegen verzocht om een regeling waarbij [de minderjarige] wekelijks bij hem verblijft en om gezamenlijk gezag. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 7 maart 2024 een beschikking gegeven waarin de omgangsregeling is vastgesteld en de vader is verboden om zonder toestemming van de moeder foto's van [de minderjarige] op sociale media te plaatsen.

In hoger beroep heeft de vader vier grieven ingediend en verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de raad voor de kinderbescherming ook aanwezig was. De raad heeft geadviseerd om de moeder alleen het gezag te laten uitoefenen, omdat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en de vader onvoldoende heeft aangetoond dat hij de verantwoordelijkheid van het gezag kan dragen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de omgangsregeling en informatieregeling verder uitgewerkt. De vader moet [de minderjarige] ophalen en terugbrengen, en de moeder moet de vader eens per twee weken informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [de minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.268
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 550774)
beschikking van 21 januari 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. van der Marel,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.L.E. Uijterwaal.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 18 april 2023 en 7 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 7 maart 2024 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 juni 2024;
  • het verweerschrift met een productie;
  • een journaalbericht namens de moeder van 12 december 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader bezwaar gemaakt tegen overlegging van het journaalbericht namens de moeder van 12 december 2024 met producties, omdat dit te laat is ingediend en de vader daar uitsluitend op kan reageren door zelf ook stukken in te dienen.
Het hof heeft na een schorsing van de mondelinge behandeling beslist dat op het journaalbericht van 12 december 2024 met producties geen acht wordt geslagen, omdat deze zonder gebleken noodzaak binnen de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling is ingediend.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2022. De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De ouders hebben eerder samen afgesproken dat [de minderjarige] om de drie weken op zaterdag van 13:00 uur tot 18:00 uur omgang heeft met de vader bij de moeder thuis.
3.3
In eerste aanleg heeft de moeder de rechtbank (onder meer) verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar vast te stellen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] om de week van vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 17.00 uur bij de vader verblijft en waarbij de vader hem bij de moeder ophaalt en terugbrengt, onder de voorwaarde dat de vader zijn auto APK heeft laten keuren, dat hij een veilige autostoel aanschaft en de overige benodigdheden zoals voeding, kleding en gordijnen.
3.4
De vader heeft de rechtbank in eerste aanleg verzocht een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] wekelijks bij hem verblijft van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 17.00 uur en te bepalen dat de vader voortaan samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] uitoefent.
3.5
Bij tussenbeschikking van 18 april 2023 heeft de rechtbank:
  • als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • in de eerste twee maanden om de week van vrijdag 18:00 uur tot zaterdag 17:00 uur;
  • vanaf de derde maand om de week van vrijdag 18:00 uur tot zondag 11:00 uur;
  • waarbij de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en terugbrengt met een auto die APK goedgekeurd is;
  • de beslissingen over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • als omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld dat [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader hem ophaalt bij en terugbrengt naar de moeder;
  • de vader verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder, totdat [de minderjarige] de leeftijd van 16 jaar bereikt, foto’s en filmpjes van hem op sociale media of websites te plaatsen, met uitzondering van persoonlijke één-op-één-berichten met familie en bekenden. Nadat [de minderjarige] de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt is voorafgaande toestemming van [de minderjarige] nodig voor het plaatsen van foto’s of filmpjes met zijn beeltenis op sociale media of websites; en
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de moeder (deels) af te wijzen en:
  • de ouders samen te belasten met het gezag over [de minderjarige] ;
  • een omgangs- dan wel zorg- en contactregeling vast te stellen, waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] op zaterdag ophaalt bij de moeder en de moeder [de minderjarige] op zondag ophaalt bij de vader óf waarbij de moeder [de minderjarige] op zaterdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag terugbrengt naar de moeder;
  • te bepalen dat de (school)vakanties, feestdagen en verjaardagen bij helfte worden verdeeld; en
  • te bepalen dat de moeder de vader elke donderdag schriftelijk informeert over de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] alsmede over zijn welzijn en ontwikkelingen.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen dan wel een beslissing te nemen als het hof juist oordeelt.

5.De motivering van de beslissing

Gezag (grief I)
5.1
In artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen; of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad geadviseerd om de moeder alleen het gezag over [de minderjarige] te laten uitoefenen. De raad meent dat het op dit moment te vroeg is voor gezamenlijk gezag. De vader wil heel graag betrokken worden in het leven van [de minderjarige] , maar hij moet ook laten zien dat hij betrokken kán zijn. De raad heeft in dat licht ook gezegd dat de ouders eerst een omgangstraject moeten doorlopen voordat sprake kan zijn van gezamenlijk gezag.
5.3
Net als de rechtbank oordeelt het hof het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat de moeder alleen het gezag over hem uitoefent. Dat is overeenkomstig het advies van de raad. Het hof zal deze beslissing hierna verder uitleggen.
Uit de stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat, anders dan de vader meent, de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt. De vader zet de moeder onder druk en stelt haar voor voldongen feiten met betrekking tot het (niet) uitvoeren van de omgangsregeling. Het hof wijst in dit kader nadrukkelijk op de in eerste aanleg bij de rechtbank overgelegde WhatsApp communicatie tussen partijen. De moeder heeft daar last van en dat heeft vervolgens zijn weerslag op [de minderjarige] . Het hof is van oordeel dat voor gezamenlijk gezag meer nodig is dan de huidige wijze van communiceren tussen partijen. Anders dan de vader lijkt te veronderstellen, omvat het gezag namelijk niet alleen rechten, maar ook verplichtingen. Het hof benoemt in dit kader dat de vader [de minderjarige] zonder overleg met de moeder heeft willen ophalen bij het kinderdagverblijf. Ook was de vader ruim anderhalf uur te laat voor een afspraak van [de minderjarige] bij de kno-arts. Bovendien blijft de vader, ondanks een verbod in een rechterlijke uitspraak, foto’s van [de minderjarige] op sociale media delen. Tot slot gaat de vader bij het uitvoeren van de omgangsregeling uitsluitend uit van zijn eigen mogelijkheden in plaats van met de moeder af te stemmen wat passend is. Terwijl het vooral de moeder is die zorgt voor [de minderjarige] , geeft de vader op geen enkele manier rekenschap van de gevoelens en belangen van de moeder. Evenmin is de vader in staat erkenning uit te spreken voor de moeder en de verantwoordelijkheden die zij voor [de minderjarige] draagt. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof dat de vader op dit moment nog onvoldoende heeft laten zien dat hij de verantwoordelijkheid van het gezag over [de minderjarige] (samen met de moeder) kan dragen. De vader zal, gelet op het voorgaande, eerst met zichzelf aan de slag moeten voordat hij naast de moeder kan worden belast met het gezag over [de minderjarige] . Het hof geeft de vader mee dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard open te staan voor gezamenlijk gezag als de vader op een goede wijze invulling geeft aan zijn vaderrol voor [de minderjarige] .
Omgangsregeling (grief II-III)
5.4
In artikel 1:377a BW staat dat de rechter op verzoek van een ouder een omgangsregeling kan vaststellen.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader ingestemd met de door de moeder in het verweerschrift in hoger beroep voorgestelde omgangsregeling tijdens de vakanties en feestdagen, zodat het hof overeenkomstig dit voorstel van de moeder zal beslissen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen zich daarnaast bereid verklaard om in een omgangstraject nadere afspraken te maken over de invulling van de omgangsregeling tijdens de vakanties en feestdagen.
5.6
Partijen zijn daarnaast tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de vader en [de minderjarige] eens per twee weken op woensdag om 18.00 uur zullen videobellen. Als dat goed gaat, kunnen partijen tijdens het omgangstraject hierover verdere afspraken maken. Omdat deze afspraken tussen partijen buiten het bestek van deze procedure in hoger beroep vallen, zal het hof deze afspraken niet opnemen in de beslissing.
5.7
Dat betekent dat het hof ten aanzien van de omgangsregeling uitsluitend nog hoeft te beslissen over het halen en brengen van [de minderjarige] .
5.8
Het hof stelt voorop dat, zoals hiervoor al is overwogen, het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] bij de moeder ligt. In dat licht mag van de vader inspanning worden verwacht om uitvoering te geven aan de vastgestelde omgangsregeling. De vader stelt weliswaar dat hij geen geld heeft om al het halen en brengen van [de minderjarige] voor zijn rekening te nemen, maar de vader heeft niet aan zijn bewindvoerder gevraagd om (structureel) geld vrij te maken voor de uitvoering van de omgangsregeling. Het ligt op de weg van de vader om hierin zijn verantwoordelijkheid te nemen. Ook anderszins is door de vader niet onderbouwd dat hij beschikt over onvoldoende financiële middelen om uitvoering te geven aan de omgangsregeling. Daarbij komt dat de vader geregeld de omgang met [de minderjarige] op het laatste moment afzegt. Dat maakt dat het hof oog heeft voor de onzekerheid en vrees van de moeder dat zij [de minderjarige] tevergeefs naar de vader zal brengen als zij een deel van het vervoer voor haar rekening moet nemen. Het hof betrekt daarbij ook dat de moeder een voltijdsopleiding volgt en daardoor over weinig tijd en financiële middelen beschikt. Ook beschikt de moeder in tegenstelling tot de vader niet over een auto. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de vader bij de uitvoering van de omgangsregeling [de minderjarige] zal moeten ophalen bij de moeder en hem ook weer naar de moeder zal terugbrengen. Op het moment dat partijen gedurende langere tijd bestendig uitvoering geven aan de omgangsregeling kunnen zij in onderling overleg andere afspraken maken of dit opnieuw aan een rechter voorleggen als zij er samen niet uitkomen.
Informatieregeling (grief IV)
5.9
In artikel 1:377b BW staat dat de rechter op verzoek van een ouder een informatieregeling kan bepalen.
5.1
De vader verzoekt het hof in hoger beroep te bepalen dat de moeder hem wekelijks informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] alsmede over zijn welzijn en ontwikkelingen. De moeder heeft zich in hoger beroep bereid verklaard de vader eens per twee weken te informeren over [de minderjarige] , en wel in de week dat er geen omgang plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige] .
5.11
Het hof kan zich vinden in de door de moeder voorgestane - ruime - informatieregeling en zal deze hierna vastleggen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat zich vaker dan eens per twee weken omstandigheden voordoen waarover de moeder de vader dient te informeren. Mocht dit wel het geval zijn, dan gaat het hof er vanuit dat de moeder de vader tussentijds zal informeren.
5.12
Nu partijen deels overeenstemming hebben bereikt en het hof de verzoeken in hoger beroep van de vader voor het overige afwijst, komt het hof niet toe aan het bewijsaanbod van de moeder. Het hof zal dit bewijsaanbod daarom passeren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Daarnaast zal het hof de afspraken tussen partijen over de omgang tijdens de vakanties en feestdagen alsmede de informatieregeling vastleggen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 maart 2024;
stelt aanvullend als omgangsregeling tijdens de vakanties en feestdagen tussen de vader en [de minderjarige] vast dat:
  • tijdens de oneven jaren [de minderjarige] op eerste kerstdag bij de moeder en tweede kerstdag bij de vader verblijft en in de even jaren andersom. De tijden zullen zijn vanaf 11:00 uur in de ochtend tot de daaropvolgende ochtend 11:00 uur (dan heeft iedere ouder een kerstontbijt), waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
  • op oudjaarsavond: [de minderjarige] in de even jaren bij de vader verblijft en in de oneven jaren bij de moeder, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
  • op nieuwjaarsdag: [de minderjarige] in de oneven jaren bij de moeder verblijft en in de even jaren bij de vader, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
  • op Vaderdag: [de minderjarige] bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
  • op Moederdag: [de minderjarige] bij de moeder verblijft;
stelt als informatieregeling vast dat de moeder de vader eens per twee weken schriftelijk informeert over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] , zijn welzijn en gezondheid, hobby’s, sport en uitjes en in de toekomst ook zijn school- en leerprestaties;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K. Mans en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.