ECLI:NL:GHARL:2025:2677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
200.337.775
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep partneralimentatie en wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de partneralimentatie met ingang van 1 januari 2023 op nihil te stellen of de duur daarvan te limiteren naar twaalf maanden. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en vraagt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek of het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het huwelijk van partijen is in 2022 ontbonden en er zijn geen minderjarige kinderen uit het huwelijk geboren. Bij beschikking van 21 oktober 2022 is de echtscheiding uitgesproken en is overeengekomen dat de man een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal betalen. Het hof heeft de grieven van de man, die onder andere betrekking hebben op de grove miskenning van de wettelijke maatstaven en wijziging van omstandigheden, verworpen. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven en dat er geen wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de alimentatie rechtvaardigt. De vrouw is niet in staat om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, wat het hof zwaar laat wegen. De slotsom is dat het hof de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigt en de man veroordeelt in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.337.775
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418796)
beschikking van 1 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. B. Anik,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Striekwold.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 februari 2025;
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 maart 2025 plaatsgevonden.
De vrouw, bijgestaan door haar advocaat, was aanwezig.
De man heeft het hof na de mondelinge behandeling, met een mailbericht van 22 maart 2025, laten weten niet aanwezig te hebben kunnen zijn bij de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2022 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Uit het huwelijk zijn geen thans nog minderjarige kinderen geboren.
3.3
Bij beschikking van 21 oktober 2022 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het daarachter gehechte en door partijen op 5 oktober 2022 overeengekomen echtscheidingsconvenant daarvan deel uitmaakt. Partijen zijn in het echtscheidingsconvenant overeengekomen dat de man met ingang van 1 januari 2023 een bedrag van € 971,40 bruto per maand aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Deze bijdrage zal voor het eerst per 1 januari 2023 worden geïndexeerd.
Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2024 dan wel 1 januari 2025 ingevolge de wettelijke indexering € 1.066,70 respectievelijk € 1.136,04 per maand.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om de partneralimentatie met ingang van 1 januari 2023 op nihil te stellen dan wel de duur daarvan te limiteren naar twaalf maanden vanaf 1 januari 2023, afgewezen.
4.2
De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De eerste grief ziet op de grove miskenning van de wettelijke maatstaven. De tweede grief ziet op de wijziging van omstandigheden. De derde grief ziet op terugbetalingsverplichting. De vierde grief ziet op de limitering van de duur van de partneralimentatie.
De man verzoekt het hof zijn verzoek gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen, voor wat betreft de beslissing over de bijdrage van de man in het levensonderhoud van de vrouw.
4.3
De vrouw voert verweer en zij vraagt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

5.De overwegingen voor de beslissing

Wijziging partneralimentatie
5.1
Op grond van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Voorts kan op grond van artikel 1:401 lid 5 BW een overeenkomst betreffende levensonderhoud ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Hiermee is bedoeld dat, uitgaande van dezelfde gegevens, er geen duidelijke wanverhouding mag bestaan tussen de onderhoudsbijdrage waartoe de rechter zou hebben beslist en die welke partijen zijn overeengekomen. Het gaat om gevallen waarin partijen onopzettelijk door onjuist inzicht of onjuiste gegevens van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken.
De rechter moet zoveel mogelijk aansluiten bij wat partijen bij hun overeenkomst voor ogen stond, dit vanwege de vrijheid die mensen hebben om zelf de financiële gevolgen van hun echtscheiding te regelen en vanwege het mogelijke verband met andere afspraken (HR 12 september 2003, NJ 2004, 6, LJN AF 9468).
Grove miskenning van de wettelijke maatstaven (lid 5)
5.2
Het hof is net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat de man, bij gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Het hof ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, omdat de man zijn stellingen in hoger beroep niet nader heeft onderbouwd en ook geen andere, onderbouwde, stellingen heeft aangevoerd. Dit betekent dat de eerste grief van de man faalt.
Wijziging van omstandigheden (lid 1)
5.3
Het hof volgt de rechtbank ook – op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt – in haar oordeel dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Ook hierin ziet het hof geen aanleiding om in hoger beroep anders te oordelen. De man heeft zijn stelling dat van de vrouw kan worden verlangd dat zij inteert op haar vermogen, zo dit al van haar verlangd zou kunnen worden, bij gemotiveerde betwisting door de vrouw, niet voldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor de stelling dat hij zijn inkomen/verdiencapaciteit niet kan herstellen. Verder volgt het hof de man ook niet in zijn stelling dat de vrouw inmiddels (deels) in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Ter aanvulling overweegt het hof dat de vrouw op de mondelinge behandeling onbestreden heeft gesteld dat na 40 jaar onzekerheid over de oorzaak van bepaalde lichamelijke klachten afgelopen januari bij haar ontstekingsreuma is vastgesteld. De vrouw gaat gestaag achteruit en is reeds in een periode van vijf maanden belandt in een rolstoel. Zij slikt medicijnen voor de ontstekingsreuma die haar immuunsysteem in vergaande mate aantast. Van de vrouw kan in redelijkheid niet worden verwacht om (deels) in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
De tweede grief van de man faalt.
Limitering partneralimentatie
5.4
Het hof stelt voorop dat aan een verzoek tot limitering van de duur van de onderhoudsbijdrage als bedoeld in artikel 1:157 lid 3 BW hoge eisen worden gesteld, gelet op de verregaande gevolgen die limitering met zich brengt. Een beslissing tot limitering doet het recht op levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde na ommekomst van de vastgestelde termijn namelijk praktisch definitief eindigen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de zware eisen die worden gesteld aan limitering van de partneralimentatie, door de man onvoldoende is gesteld om daartoe over te gaan. Het hof neemt hierbij – net als de rechtbank – in aanmerking dat de vrouw niet in staat kan worden geacht om (deels) in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Verder overweegt het hof dat het enkele feit dat de vrouw – net als de man – een bedrag van ongeveer € 50.000,- heeft ontvangen uit de overwaarde van de voormalige echtelijke woning niet betekent dat wordt voldaan aan de zware eisen die aan limitering worden gesteld. Grief vier faalt ook.
5.5
Gelet op het vorenstaande behoeft de derde grief over de terugbetaling geen behandeling meer.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de man als de volledig in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het hof is van oordeel dat man zijn stellingen in hoger beroep dermate slecht heeft onderbouwd dat sprake is van een kansloos beroep als gevolg waarvan de vrouw nodeloos op kosten is gejaagd.
6.2
Het hof zal de proceskosten berekenen aan de hand van het liquidatietarief. De kosten voor de onderhavige procedure in hoger beroep worden aan de zijde van de vrouw vastgesteld op € 2.428,- voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten: 1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling, tarief II à € 1.214,- per punt) en op € 362,- voor griffierecht.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 november 2023;
veroordeelt de man in de kosten aan de zijde van de vrouw van dit hoger beroep, tot aan deze beschikking vastgesteld op € 362,- voor griffierecht en op € 2.428,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 1 mei 2025 uitgesproken door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.