2.3De bijzondere curator heeft op 25 juni 2024 verslag uitgebracht. De bijzondere curator heeft als volgt op de vragen van het hof geantwoord.
1. Te onderzoeken hoe het met [de minderjarige] gaat en wat de gevolgen voor hem zijn van de slechte communicatie tussen zijn ouders.
De BC:
Zowel de therapeut als de kc-er van de school van [de minderjarige] geven aan dat het niet goed gaat met [de minderjarige] . Hij wordt beschreven als ‘een kind in nood’ en vertoont gedrag, waaruit zij concluderen dat er wellicht sprake is van onveilige hechting. Gezien de korte duur van de therapie houden ze wel een slag om de arm en is wellicht meer onderzoek en therapie nodig.
Hij is in elk geval geen blij kind. De therapie, die tijdens dit onderzoek ongeveer drie maanden liep, laat helaas nog weinig verbetering zien. Dat kan mede worden veroorzaakt door de spanningen die deze rechtszaak bij [de minderjarige] geeft.
[de minderjarige] geeft – zowel in de gesprekken met mij, als op school en bij zijn vader – aan dat hij bang is de slechte verstandhouding tussen de ouders ervoor gaat zorgen dat hij helemaal niet neer naar zijn vader toe mag. Hij spreekt op school ook heel regelmatig over de situatie thuis bij moeder, waaraan hij zegt te lijden. Het is evident dat de slechte verstandhouding tussen de ouders er mede voor zorgen dat het niet goed gaat met [de minderjarige] . [de minderjarige] spreekt tegen de ouders – ongetwijfeld uit loyaliteit – weinig over wat er bij de andere ouder gebeurt.
2. Te onderzoeken hoe [de minderjarige] thans aankijkt tegen de oude en de huidige zorg/ omgangsregeling met zijn vader.
De BC:
[de minderjarige] geeft aan dat hij het ongelooflijk jammer vindt dat hij zijn vader minder ziet dan in het verleden. Het eerste dat hij aan mij vertelde, direct al bij ons eerste gesprek, was dat hij het niet fijn vindt dat hij minder naar zijn vader mag dan in het verleden. En dat hij daarover boos is op mama, die hij de schuld geeft van de veranderingen. Ook op school heeft hij het daar regelmatig over: zowel tegen de leerkracht als tegen andere kinderen. Hij geeft ook aan dat hij heel bang is dat hij straks helemaal niet meer naar vader mag of eventueel minder dan nu. Hij hoopt dat hij in de toekomst óf weer evenveel als ik het verleden óf in elk geval meer dan nu naar zijn vader mag. Hij geeft ook aan het bij moeder thuis niet altijd fijn te vinden.
3. Vanuit het belang van [de minderjarige] te adviseren over het contact met en het verblijf van [de minderjarige] bij zijn vader.
De BC:
[de minderjarige] geeft aan weer graag meer bij zijn vader te mogen zijn. Hij ervaart het gezinsleven daar als rustiger. Hij geniet van de band met de andere familie, bijvoorbeeld de oma’s, bij wie hij in het verleden veel verbleef. Dit vertelt hij op school, tegen andere kinderen én tegen mij. Hij is graag bij zijn vader en vindt zaken als met hem meegaan naar het werk erg leuk. Papa is zijn grote voorbeeld. De moeder geeft aan daar juist zorg over te hebben, omdat ze dat werk niet als een veilige omgeving voor een kind ervaart.
De veranderde omgangsregeling lijkt geen positief effect te hebben gehad op [de minderjarige] . Ook op school en tijdens therapie maakt hij weinig stappen en geeft hij aan te lijden onder de nieuwe regeling.
De moeder ervaart die rust wel: zij vindt het prettig minder last te hebben van een afgedwongen samenwerking met de vader van [de minderjarige] . Ze lijkt echter wel moeite te hebben met de opvoeding van de kinderen. Moeder vindt het erg prettig dat ze – omdat ze inmiddels eenhoofdig gezag heeft [de minderjarige] – vader niet meer hoeft te betrekken bij zaken als regelen van de vakantie of inschakelen van therapie. Desalniettemin zou hervatten van de eerdere omgangsregeling tussen vader en [de minderjarige] een positieve invloed kunnen hebben op het welbevinden van [de minderjarige] . [de minderjarige] én zijn vader willen dat beiden graag.
Het staat: de bijzondere curator vrij te informeren indien er andere bevindingen naar voren komen, die van belang zouden kunnen zijn, zowel met betrekking tot het gezag als de zorg/omgangsregeling.
De BC:
De communicatie tussen de ouders is slecht. Dat maakte het in het verleden moeilijk om samen tot afspraken te komen over [de minderjarige] . Dat moeder het positief vindt dat ze inmiddels alleen alles kan regelen is begrijpelijk. Echter, niet passend bij de rol die vader in het verleden en mogelijk in de toekomst weer zal vervullen. Gezamenlijk gezag zou voor [de minderjarige] passender zijn en kan zijn vrees – dat moeder de rol van vader nog meer zal beperken – wellicht wegnemen. Mogelijk zorgt ontspanning op dat punt voor [de minderjarige] tot meer rust, meer leerbaarheid en een grotere impact van de therapie.
Het is daarbij echter een voorwaarde dat de ouders – met gezamenlijk gezag – hun positie niet opnieuw gaan misbruiken. Het ziet ernaar uit dat de communicatie tussen de ouders niet zal verbeteren. Alleen om die reden echter een van de ouders het gezag ontnemen is weliswaar een pragmatische oplossing, maar niet per se in het belang van het kind. Deze ouders zouden kunnen opteren voor parallel ouderschap en begeleiding daarbij. Ook zouden ze bv kunnen vastleggen dat toestemming voor vakanties altijd wordt gegeven, dat er verplicht is tot overleg bij vraagstukken [de minderjarige] aangaande, enzovoorts. Daartoe zou mogelijk opnieuw een OTS of andere begeleiding of coaching – die inmiddels stilligt – een mogelijkheid zijn.”
De bijzondere curator heeft op de mondelinge behandeling aangevuld dat het een positieve ontwikkeling is dat [de minderjarige] – als hij dat aan de moeder vraagt – naast de vastgelegde omgangsregeling ook op andere dagen naar de vader mag. Maar, deze verantwoordelijkheid moet niet bij [de minderjarige] worden neergelegd. Het is aan de ouders om dit samen te regelen.
Verder heeft de bijzondere curator aan het hof verteld dat het gezag eerder op een verkeerde manier werd gebruikt; er was sprake van een soort handjeklap tussen de ouders. Maar bij de uitoefening van het gezag moet het om het belang van [de minderjarige] gaan; de ouders moeten samen beslissen wat voor [de minderjarige] het beste is. Het is de bijzondere curator opgevallen dat de vader uitleg nodig heeft over de te nemen gezagsbeslissingen. Als die uitleg wordt gegeven, dan is de vader meer bereid mee te werken, aldus de bijzondere curator.