ECLI:NL:GHARL:2025:2621

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.351.290
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter had eerder op 6 december 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening verlengd tot 7 juni 2025. De moeder van de minderjarige was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De GI, die verantwoordelijk is voor de jeugdzorg, heeft de kinderrechter verzocht om de machtiging te verlengen, wat ook is gebeurd. Het hof heeft de zaak behandeld op 27 maart 2025, waarbij zowel de moeder als de vader, met hun advocaten, aanwezig waren. Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders en de situatie van de minderjarige. Het hof benadrukt het belang van hulpverlening en onderzoek naar de problematiek van de ouders, zodat zij in de toekomst in staat zijn om voor hun kind te zorgen. De beslissing van het hof houdt in dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand blijft en dat de ouders actief moeten meewerken aan de benodigde onderzoeken en hulpverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.290
zaaknummer rechtbank Gelderland 442822
beschikking van 29 april 2025
over de uithuisplaatsing van [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont op een bij het hof bekend adres
advocaat: mr. S.L. Prass
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI)
die is gevestigd in Amsterdam
en
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1]
belanghebbende in hoger beroep
advocaat: mr. S.J.F. Smeets
en
[de pleegouders] (de pleegouders)
belanghebbenden in hoger beroep.

1.Samenvatting

[de minderjarige] is onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 juni 2025. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is [in] 2023 geboren.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI en woont vanaf zijn geboorte bij de pleegouders.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht [de minderjarige] nog langer uit huis te mogen plaatsen.
3.2.
De kinderrechter (in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) heeft op 6 december 2024 een beslissing genomen over het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft:
  • de GI een machtiging gegeven om [de minderjarige] langer uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Die machtiging geldt tot 7 juni 2025;
  • beslist dat de uithuisplaatsing mag worden uitgevoerd, ook al is er hoger beroep ingesteld.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moederis het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.2.
De GIwil dat de beslissing in stand blijft.
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de moeder
  • het verweerschrift van de GI
4.4.
De zitting bij het hof was op 27 maart 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • twee vertegenwoordigsters van de GI
  • de vader met zijn advocaat
  • de pleegouders.
De raad heeft vooraf laten weten niet naar de mondelinge behandeling te komen.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De GI of de raad kunnen de kinderrechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderrechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen [1] . De kinderrechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [2] .
Wat vindt het hof?
5.2.
Het hof is het eens met de beslissing van de kinderrechter en de redenen die de kinderrechter voor die beslissing heeft gegeven. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is terecht aan de GI gegeven, omdat [de minderjarige] nog niet thuis kan wonen. De beslissing van de kinderrechter zal daarom in stand blijven (worden bekrachtigd). Het hof zal hierna uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
5.3.
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat het van belang is dat er zicht komt op de persoonlijke problematiek van de ouders en het vermogen van de ouders aan te sluiten bij [de minderjarige] . Er zijn zorgen over het huiselijk geweld tussen de ouders, het drugsgebruik van de vader, de rol van de ouders als opvoeders van hun andere kinderen en de opvoedvaardigheden van de ouders. Dat zicht is er tot nu toe onvoldoende.
Zoals de kinderrechter al heeft overwogen is het van belang dat de GI en de ouders de komende periode verder aan de slag gaan dat zicht met behulp van hulpverlening te krijgen. In dat kader dienen zowel de moeder als de vader een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten. Daardoor kan inzicht worden verkregen in de problematiek van de ouders en wat de ouders nodig hebben om zelf [de minderjarige] te kunnen opvoeden. Daarnaast is het van belang dat er duidelijkheid komt over de relatie tussen de ouders, dat inzicht wordt verkregen in de leerbaarheid van de ouders en over hoe responsief en sensitief de ouders als opvoeders zijn.
Het hof verwacht net als de kinderrechter dat de GI gelet op haar wettelijke taak een actieve rol inneemt bij het inzetten van de benodigde onderzoeken en hulpverlening. Daarbij is het van belang dat de GI duidelijk en concreet tegen de ouders zegt wat zij van de ouders verwacht, de ouders actief ondersteunt om de benodigde onderzoeken en hulpverlening te laten uitvoeren en dat zij de ouders begeleidt bij het formuleren van de hulpvragen voor de uit te voeren onderzoeken. Van de ouders wordt op hun beurt verwacht dat zij de GI in staat stellen hen te begeleiden. In dat kader benadrukt het hof dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben laten weten dat zij bereid zijn mee te werken aan de benodigde onderzoeken en hulpverlening.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 6 december 2024 over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, H. Phaff en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier en uitgesproken op 29 april 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:265b lid 1 BW.
2.artikel 1:265c lid 2 BW.