In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 juli 2025. De vader van [de minderjarige1] ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met het verzoek om de verblijfplaats van het kind te wijzigen naar de grootouders. Het hof oordeelde dat de grootouders geen belanghebbenden zijn in deze procedure, omdat zij [de minderjarige1] niet langer verzorgden en opvoedden. Het hof bevestigde de beslissing van de kinderrechter dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. De ouders hebben beiden deelgenomen aan een traject om te bepalen bij wie [de minderjarige1] het beste kan opgroeien, maar de vader voldeed niet aan de voorwaarden en de moeder had een negatief advies ontvangen. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing tot 7 juli 2025 in het belang van [de minderjarige1] is en bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter.