ECLI:NL:GHARL:2025:2619

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.351.762
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.A.M. van Os - ten Have
  • P.B. Kamminga
  • C.F.L.A. van der Vegt - Boshouwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van Oekraïense kinderen, gezinshereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee Oekraïense kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 december 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 12 september 2025. De ouders, [de moeder] en [de vader], waren het niet eens met deze beslissingen en hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders hebben in de afgelopen periode aanzienlijke verbeteringen laten zien in hun situatie, en de vader is sinds november 2024 herenigd met de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat er geen zorgen meer zijn over de mentale gezondheid van de moeder en dat de ouders bereid zijn om alle benodigde hulp te aanvaarden voor een goede terugkeer van de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet langer aanwezig zijn en heeft besloten dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing per 15 mei 2025 eindigen. De ouders krijgen de gelegenheid om samen met de GI en de gezinshuisouders aan de terugkeer van de kinderen te werken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.762
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 582321
beschikking van 29 april 2025
over de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van
[de minderjarige1]( [de minderjarige1] )
en
[de minderjarige2]( [de minderjarige2] )
in de zaak van
[de moeder](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. M. van Harskamp
en
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. C.E. Tonningen
en
de gecertificeerde instelling Stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI)
die is gevestigd in Utrecht
en
[de gezinshuisouders] ,
gezinshuisouders van gezinshuis [naam1]
die wonen op een geheim adres.

1.Samenvatting

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot
12 december 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tot 12 september 2025. Het hof beslist dat dit niet zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben twee kinderen:
1. [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 in [plaats1] (Oekraïne)
2. [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [plaats2] (Oekraïne).
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen staan onder toezicht van de GI. De kinderen wonen sinds 14 september 2022 in een gezinshuis.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de kinderen nog langer onder toezicht te stellen en uit huis te mogen plaatsen, namelijk tot 12 december 2025.
3.2.
De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 28 november 2024 een beslissing genomen over de verzoeken van de GI. De kinderrechter heeft:
  • de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 december 2025
  • de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 12 september 2025
  • beslist dat de uithuisplaatsing mag worden uitgevoerd, ook al is er hoger beroep ingesteld
  • de beslissing over het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van
12 september 2025 tot 12 december 2025 aangehouden, en
 de GI verzocht uiterlijk 1 augustus 2025 de rechtbank te berichten over de laatste stand van zaken, en of het resterende verzoek met betrekking tot de uithuisplaatsing gehandhaafd blijft.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissingen van de kinderrechter ongedaan maakt of dat de kinderen voor een kortere tijd uit huis geplaats blijven. Zij verzoekt het hof om een deskundige te benoemen om te onderzoeken of het mogelijk is de kinderen terug te plaatsen bij de ouders.
4.2.
De vader is het ook niet eens met de beslissingen van de kinderrechter. Hij is het eens met de verzoeken van de moeder en verzoekt op zijn beurt ook dat het hof de beslissingen van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.3.
De GI wil dat de beslissingen in stand blijven.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.4.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de moeder
  • het verweerschrift met incidenteel hoger beroep van de vader
  • het verweerschrift van de GI op het beroepschrift van de moeder.
4.5.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben ieder apart op 14 april 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij hebben verteld wat zij vinden van de uithuisplaatsing.
4.6.
De zitting bij het hof was op 15 april 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat en een tolk
  • twee vertegenwoordigers van de GI
  • de vader met zijn advocaat en een tolk
  • de gezinshuisvader.
4.7.
Het hof heeft het volgende stuk van de GI van 8 april 2025 geweigerd omdat dit buiten de termijn die het hof daarvoor stelt is ingediend en niet alle belanghebbenden het ontvangen hadden:
 een omgangsverslag (bijlage bij het bericht van de GI waarin zij bericht dat zij, met een beroep op hun eerder ingediende verweerschrift, verder mondeling verweer zullen voeren op het beroep van de vader).

5.Het oordeel van het hof

De wet
5.1.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. De GI of de raad kunnen de rechter ook verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen. De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken.
Standpunten
5.2.
De moeder vindt dat de GI de afgelopen tweeëneenhalf jaar de stappen die nodig zijn, en waar zij ook herhaaldelijk om gevraagd heeft, om aan de terugplaatsing van de kinderen bij haar te werken, niet heeft gezet. Ook is geen enkel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor terugplaatsing. Hoewel zij steeds openheid heeft gegeven over haar behandeling bij GGZ, verloopt het overleg met de GI heel erg moeizaam. Volgens de moeder zijn er geen serieuze pogingen gedaan om de band tussen haar en de kinderen te verstevigen: de kinderen zijn steeds verder van haar verwijderd geraakt. De moeder heeft bij herhaling verzocht om opvoedondersteuning voor haar in te zetten. Dit is nog steeds niet gebeurd. De moeder krijgt geen omgangsbegeleiding met tips en verbeterpunten. Ondanks toezeggingen is vanaf de start van de ondertoezichtstelling geen Russische les gegeven aan de kinderen. De kinderen kunnen de moeder niet meer verstaan en verliezen de connectie met hun afkomst. Het gaat goed met de moeder. Zij heeft al langere tijd geen verplichte zorg meer, maar zorg op vrijwillig basis via het FACT-team. De moeder verzoekt op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een onderzoek te gelasten door een onafhankelijke deskundige, bijvoorbeeld het NIFP, om de mogelijkheid tot terugplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de ouders te onderzoeken.
5.3.
De vader is het eens met de moeder. Volgens de vader waren zij vóór de oorlog in Oekraïne een doorsnee gelukkig gezin. De kinderen waren goed gevoed, netjes gekleed en gelukkig. Een voormalige buurman heeft dit bevestigd. De vader vindt het een schending van mensen- en kinderrechten dat de moeder na een vlucht van vijf maanden voor het oorlogsgeweld in [plaats2] met de kinderen bij aankomst niet de juiste hulp kreeg, maar dat de kinderen bij haar zijn weggehaald en al jaren bij haar worden weggehouden. Volgens hem is de beslissing van de kinderrechter in strijd met de artikelen, 6 en 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM) en de artikelen. 5, 7 en 18 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (IVRK). De vader vindt dat hem en zijn gezin onrecht is aangedaan. Hij verwijst daarvoor naar het rapport "Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing", M.R. Bruning e.a., “Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing”, Den Haag: WODC 2025, en, zo begrijpt het hof, naar het rapport van de commissie toeslagen en uithuisplaatsingen: "Erfenis van onrecht". De vader wilde in eerste instantie als gezin terug naar de Oekraïne maar hij heeft werk en een huis in Duisland gevonden en wil daar met zijn gezin na de zomervakantie gaan wonen.
5.4.
De GI vindt dat de kinderen nog bij de gezinshuisouders moeten blijven. Daar zijn ze veilig. Het verblijf van de vader sinds november 2024 in Nederland geeft voor de GI een nieuwe dynamiek. De ouders zijn nu samen waar de moeder eerder aangaf dat zij gevlucht was voor de vader. Sinds de omgang vanaf december 2024 wordt begeleid door [naam2] , is het verloop van de omgang met de moeder in het Russisch besproken. Hiermee wordt in kaart gebracht waar eerst alleen moeder en nu beide ouders verdere ondersteuning bij nodig hebben. De GI vraagt zich af of de moeder, zoals zij aangeeft, voldoende open staat voor hulpverlening, aangezien zij tot nu toe geen enkele vraag heeft gesteld en de genoemde zorgen over de kinderen heeft ontkend of vindt dat het niet zo erg is. Voor de vader zal wat de GI betreft nog moeten blijken of en in hoeverre hij open staat voor hulpverlening. De plaatsing in het gezinshuis is geheim omdat de vader meerdere keren heeft gezegd dat hij de kinderen wil meenemen naar Oekraïne. Hij probeert ook via de kinderen achter hun verblijfplaats te komen, dus dat is volgens de GI een risico. De GI zal de vader meenemen in het perspectiefonderzoek, waarvoor de ouders op een wachtlijst staan. Dat is een onderzoek dat duidelijk maakt of het voor de ouders haalbaar is om de opvoeding weer zelf op zich te nemen.
5.5.
De gezinshuisvader is het eens met de GI. De kinderen zijn in het gezinshuis op hun plek. Wel is het belangrijk dat er voor de kinderen duidelijkheid komt.
Oordeel hof
5.6.
Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing vanaf 15 mei 2025 moeten eindigen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7.
De moeder is na een vlucht van vijf maanden met de kinderen vanuit een oorlogssituatie in [plaats2] in september 2022 op de opvanglocatie in [woonplaats1] aangekomen. De moeder kwam daar zeer verward over. Zij liet de kinderen volgens informatie van de opvanglocatie vaak zonder toezicht. Op 14 september 2022 zijn de kinderen in een tijdelijk gezinshuis geplaatst. Door VeiligThuis, de huisartsenpost en GGZ is vastgesteld dat de moeder psychotisch was.
5.8.
In die situatie is inmiddels veel verbetering gekomen. Volgens informatie van de opvangbegeleiders in [woonplaats1] gaat het sinds juni 2024 beter met de moeder. De moeder heeft zich laten behandelen en zij heeft werk. Die stijgende lijn is doorgezet sinds de vader in november 2024 herenigd is met de moeder op de opvanglocatie in [woonplaats1] . De vader is vastbesloten om samen met de moeder het gezin samen te brengen. Op de mondelinge behandeling hebben zij verteld dat zij veel met elkaar hebben gesproken over de manier waarop de kinderen weer kunnen terugkeren. Het is hun wens dat de kinderen het schooljaar in Nederland afmaken, en dat zij in de zomervakantie verhuizen naar Duitsland. Daar heeft de vader een baan en een huis gevonden. De vader heeft een goede invloed op de moeder en de kinderen. De ouders zijn bereid alle hulp te aanvaarden die nodig is om een goede terugkeer van hun kinderen mogelijk te maken. Het team op de opvanglocatie is bereid en in staat ondersteuning te bieden aan de ouders, zodat de kinderen kunnen terugkeren naar hun ouders. Ook wordt er bij terugkeer van de kinderen in [woonplaats1] volgens de ouders extra woonruimte aan de ouders beschikbaar gesteld.
5.9.
In een door de advocaat van de vader op de mondelinge behandeling voorgelezen verklaring van een locatiemedewerker uit [woonplaats1] van 14 april 2025 staat dat de moeder heel blij is dat haar man weer bij haar is en dat zij sinds hun hereniging zichtbaar is opgeknapt. De vader heeft een positieve invloed op zijn vrouw. De kinderen reageren volgens de omgangsverslagen van 9 december 2024, 23 december 2024, 14 januari 2025 en 4 februari 2025 vrolijk en positief op het contact met hun ouders. Zo voelen de kinderen zich comfortabel bij hun moeder toen zij nog alleen met hen was en ook bij hun ouders samen. De gezinshereniging verliep emotioneel, er was veel blijdschap tussen ouders en kinderen en er werd veel geknuffeld. Bij elk omgangsmoment was er een gezellige sfeer. De advocaat van de vader heeft hier op de mondelinge behandeling verteld dat zij navraag heeft gedaan bij deze omgangsbegeleidster. Hoewel de moeder volgens de omgangsbegeleidster heel verlegen is, is zij ook heel liefdevol en zij sluit goed aan bij de kinderen. De laatste omgang van 8 april 2025 is ook volgens de GI, zoals ter zitting is verteld, goed verlopen. De GI heeft op de mondelinge behandeling bevestigd dat er geen zorgen meer zijn over de mentale gezondheid van de moeder.
5.10.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds in het belang van de kinderen en voor hun opvoeding noodzakelijk zijn. Beide kinderen hebben aan hun ouders en ook aan het hof verteld dat zij bij de gezinshuisouders willen blijven wonen, maar geven daarbij ook blijk van een loyaliteitsconflict. [de minderjarige1] vertelde dat hij de gezinshuisouders niet meer zou zien als hij weer bij papa en mama zou wonen, maar dat hij papa en mama wel kan blijven zien als hij bij de gezinshuisouders blijft wonen. [de minderjarige2] heeft daarover verteld dat zij het allerliefste bij de gezinshuisouders én bij papa en mama wil blijven wonen. Ze wenst dat haar leven opnieuw kan beginnen en dat alles goed blijft.
5.11.
Het hof benadrukt dat hier niet de vraag voorligt bij wie de kinderen het beste kunnen wonen. Het uitgangspunt van het (inter)nationele recht is dat kinderen bij hun ouders opgroeien en na een tijdelijke beschermingsmaatregel weer terug naar hun ouders gaan. Zoals hiervoor beschreven zijn er ook volgens de GI geen zorgen meer over de mentale gezondheid van de moeder, zijn de ouders met elkaar herenigd, is op de opvanglocatie gezien dat de aanwezigheid van de vader een positieve invloed op de moeder heeft, is uit de omgangsverslagen van de afgelopen vijf maanden onverminderd een positief beeld naar voren gekomen over de band tussen de ouders en de kinderen en hebben de ouders samen een plan gemaakt voor terugkeer van de kinderen naar hen. De ouders zijn bereid alle benodigde hulp die daarvoor nodig is te aanvaarden. Door de GI is daar tegenover op geen enkele wijze aangetoond dat er sinds de uithuisplaatsing werkelijk aan terugplaatsing is
gewerkt. Er is zelfs geen begin gemaakt van onderzoek daarnaar. Aan de moeder is geen opvoedondersteuning geboden en de Russische les voor de kinderen is pas recent en met veel moeite tot stand gekomen. De kinderen spreken hun moedertaal nauwelijks meer waardoor de afstand tot hun ouders en hun afkomst alleen maar groter is geworden. Er lijkt inmiddels bij hun een loyaliteitsconflict te zijn ontstaan. Het hof vraagt zich af of er daadwerkelijk rekening is gehouden met de bijzondere situatie van dit gezin, nu zowel de GI als de gezinshuisvader stellig van mening zijn dat er sprake is van gezinstrauma bij de kinderen in plaats van een oorlogstrauma. Niet is gebleken van enige onderbouwing van dit standpunt.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op al het bovenstaande, voldoende vast komen te staan dat het stadium is bereikt dat de ouders de opvoeding van de kinderen zelf weer op zich kunnen nemen en dat de kinderen herenigd moeten worden met hun ouders. De gronden voor een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn niet langer aanwezig.
5.12.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt het hof aan het verzoek van de moeder om een onafhankelijk onderzoek niet meer toe.
5.13.
Omdat het hof begrijpt dat er enige tijd nodig zal zijn om de terugkeer van de kinderen naar de ouders voor te bereiden, zal het hof beslissen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing per 15 mei 2025 eindigen. Het hof laat het aan de ouders over om tot 15 mei 2025 samen met de GI en de gezinshuisouders aan de terugkeer van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar hun ouders te werken.

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 november 2024 over de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing tot 15 mei 2025;
6.2.
vernietigt die beschikking met ingang van 15 mei 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os - ten Have, P.B. Kamminga en C.F.L.A. van der Vegt - Boshouwers, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
Vragen?
Het hof mag u niet adviseren over wat u met deze beslissing kunt doen, omdat het hof onpartijdig en onafhankelijk is. Heeft u naar aanleiding van deze beslissing vragen? Dan kunt u contact opnemen met uw advocaat.