ECLI:NL:GHARL:2025:2563

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
200.337.760/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over gebrekkige pootaardappelen en onrechtmatige daad jegens akkerbouwers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschappen Nemegheer N.V. en S.C. Du Val tegen HZPC Holland B.V. over de vraag of de pootaardappelen die door HZPC in het verkeer zijn gebracht gebrekkig zijn. De akkerbouwers, Nemegheer c.s., hebben pootaardappelen van het ras Challenger gebruikt voor de teelt van consumptieaardappelen, maar hun oogst is mislukt. Ze vorderen schadevergoeding van HZPC, die de pootaardappelen heeft geleverd. De rechtbank heeft de vorderingen van Nemegheer c.s. afgewezen, en zij hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de procedure en de relevante feiten besproken, waaronder de ontwikkeling van het ras Challenger en de omstandigheden waaronder de pootaardappelen zijn geteeld. Het hof concludeert dat HZPC niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de gebreken aan de aardappelen niet aan HZPC kunnen worden toegerekend. De vorderingen van Nemegheer c.s. worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De proceskosten worden aan Nemegheer c.s. opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.760/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 172242
arrest van 22 april 2025
in de zaak van

1.de vennootschap naar Belgisch rechtNemegheer N.V.,

die is gevestigd in Tielt (België),
hierna:
Nemegheer,
2.de vennootschap naar Belgisch recht
S.C. Du Val,
die is gevestigd in Masnuy Saint Pierre (België),
hierna:
Du Val,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eiseressen,
hierna samen:
Nemegheer c.s.,
advocaat: mr. A.C. Teeuw te Middelharnis,
tegen
HZPC Holland B.V.,
die is gevestigd in Joure,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
HZPC,
advocaat: mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

1.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 21 september 2023;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- (nadat de procedure geroyeerd was en vervolgens is heropend) het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling van 28 maart 2024.
1.2 Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
1.3
In een brief van 15 april 2025 heeft mr. Carrière-Verlinden een aantal opmerkingen gemaakt bij het proces-verbaal. Die opmerkingen zijn terecht. Het proces-verbaal dient te worden gelezen met inachtneming van deze opmerkingen, met dien verstande dat op pagina van het proces-verbaal abusievelijk melding is gemaakt van een overeenkomst tussen “ [naam1] ” en Lamaire, in plaats van tussen “HZCP” en Lamaire.

2.De kern van de zaak

2.1
Nemegheer c.s. zijn aardappeltelers. Zij hebben in het seizoen 2017/2018 consumptieaardappelen gekweekt van het ras Challenger. Dat ras is door HZPC ontwikkeld. HZPC heeft ook de pootaardappelen in het verkeer gebracht, die door Nemegheer c.s. zijn gebruikt voor de teelt. Het gaat in deze zaak om de vraag of HZPC onrechtmatig heeft gehandeld door gebrekkige pootaardappelen in het verkeer te brengen, waardoor de oogst is mislukt en Nemegheer c.s. schade hebben geleden.
2.2
Nemegheer c.s. hebben bij de rechtbank gevorderd dat HZPC ruim € 500.000,- aan schadevergoeding aan Nemegheer en ruim € 400.000,- aan schadevergoeding aan Du Val betaalt, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en proceskosten.
2.3
De rechtbank heeft deze vorderingen in een eindvonnis van 21 juni 2023 [1] afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.4
Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. Die beslissing wordt hierna uitgelegd. Het hof zal eerst de relevante feiten vermelden en daarna de standpunten van partijen bespreken.

3.De relevante feiten3.1 Nemegheer exploiteert een agrarisch bedrijf in Tielt (Vlaanderen) en Du Val exploiteert een agrarisch bedrijf in Masnuy Saint Pierre (Wallonië). Zij telen (onder meer) consumptieaardappelen. Voor de teelt van consumptieaardappelen worden pootaardappelen in de grond gepoot, waarna de pootaardappel uitgroeit tot een aardappelplant en nieuwe aardappelen ontwikkelt.

3.2
HZPC is een Nederlands bedrijf dat gespecialiseerd is in het kweken van rassen van land- en tuinbouwgewassen, in het bijzonder aardappelrassen. Daarnaast houdt HZPC zich bezig met het (doen) telen, verhandelen en distribueren van pootaardappelen. De teelt van pootaardappelen gebeurt op gespecialiseerde boerderijen.
3.3
HZPC is tot 31 december 2037 kwekersrechthebbende van het aardappelras Challenger en mag dus als enige Challenger-pootgoed op de markt brengen. De Challenger is door HZPC ontwikkeld en getest in de periode 1996-2006. Dit ras is met name bestemd voor de productie van friet. Vanaf 2006 heeft HZPC het ras Challenger in het verkeer gebracht.
3.4
Ten behoeve van de afzet op de markt worden de pootaardappelen gekeurd door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (hierna: NAK). De NAK is een officiële certificerende instelling. De NAK beoordeelt of zaaigoed en pootgoed van landbouwgewassen voldoen aan de daarvoor geldende (Europese) richtlijnen en normen en of het tot het handelsverkeer mag worden toegelaten. Daarnaast worden pootaardappelen beoordeeld op basis van de keuringsnormen van het land van herkomst. Goedgekeurde partijen worden voorzien van een certificaat.
3.5
Ook na introductie op de markt is onderzoek verricht naar de Challenger door het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (hierna: PCA). Het PCA is een Belgisch instituut dat objectief en onafhankelijk onderzoek verricht en onder andere aardappelrassen vergelijkt.
3.6
Het door HZPC gepubliceerde teeltadvies voor de Challenger vermeldt onder meer:
‘* Geschikt voor verschillende marktsegmenten
* Hoge opbrengst
* Brede aanpassing aan weersomstandigheden
* Veelzijdig ras
* Goede resistentie tegen schurft
(…)
- CHALLENGER heeft een goede droogteresistentie
3.7
HZPC heeft op 3 maart 2016 voor Belgische telers, waaronder Nemegheer c.s., een presentatie gegeven over het ras Challenger. Daarbij is vermeld dat het ras een goede droogteresistentie heeft en lang kan worden bewaard.
3.8
Nemegheer c.s. hebben in 2016 zonder problemen consumptieaardappelen van het ras Challenger geteeld uit pootaardappelen die HZPC in het verkeer heeft gebracht.
3.9
De Belgische vennootschap Bart's Potato Company bvba, handelend onder de naam Lamaire Agro bvba (hierna: Lamaire) is een groothandel in aardappelproducten. Zij verhandelt pootaardappelen en koopt consumptieaardappelen in voor de verwerking tot friet.
3.1
In 2017 heeft Nemegheer pootgoed van het ras Challenger bij Lamaire, Deschout Potatoes BVBA en Aardappelbedrijf Decanq NV gekocht. Du Val heeft in dat jaar haar Challenger-pootgoed bij RTL Patat betrokken. Van deze transacties zijn geen schriftelijke koopovereenkomsten overgelegd.
3.11
Nemegheer c.s. hebben met Lamaire een aankoopovereenkomst gesloten, op grond waarvan zij als leveranciers van de aardappeloogst 2017/2018 aardappels van het ras Challenger aan Lamaire hebben verkocht. Op grond van die overeenkomst moest Du Val in maart, april en mei 2018 steeds 750 ton Challenger leveren aan Lamaire en diende Nemegheer in mei 2018 en in juni 2018 steeds de opbrengst van 25 ha aardappelen te leveren.
3.12
In 2017 hebben Nemegheer c.s. consumptieaardappelen geteeld uit pootaardappelen van het ras Challenger die HZPC in het verkeer heeft gebracht en die zijn voorzien van een NAK-certificaat. Du Val heeft 45,3 ha consumptieaardappelen geteeld en Nemegheer (tenminste) 35,5 ha. Eind september en begin oktober 2017 hebben Nemegheer c.s. deze consumptieoogst gerooid en in schuren opgeslagen.
3.13
Vanaf oktober/november 2017 hebben Lamaire en HZPC gecorrespondeerd over problemen die Lamaire ondervond bij de verwerking van de Challenger, bestaande uit zwarte/grijze harten in de aardappel. Dit betrof partijen 'af land' van andere leveranciers dan Nemegheer c.s. Daarbij is in april 2018 ook gesproken over de verkleuring in het pootgoed.
3.14
HZPC heeft in april 2018 een folder uitgebracht waarin onder meer staat vermeld:
'
In een aantal regio's is het klimaat in groeiseizoen 2017 zeer extreem geweest. Een langdurige periode met droogte in de maanden april tot en met juni - in delen van België zelfs tot de derde week juli - heeft een zeer groot neerslagtekort veroorzaakt, met ernstige droogtesymptomen tot gevolg. Daarna kwam er een periode van overvloedige neerslag, waardoor een enorme groeiexplosie heeft plaatsgevonden bij het ras Challenger. De groei is hierdoor onregelmatig geweest.In de afgelopen maanden hebben wij intensief onderzoek verricht. De resultaten hebben onder andere uitgewezen dat het transport en de opslag van droge stof en zetmeel in de knol hierdoor niet op normale manier heeft kunnen plaatsvinden. (…)Het gevolg is dat het drogestofgehalte in de pit extreem laag is.(…)Analyse op nutriëntengehalte bij gecertificeerde laboratoria heeft aangetoond dat nutriënten geen uitgesproken rol spelen bij het ontstaan van de kwaliteitsvermindering.(…)Wij hebben de drogestofverdeling van alle Challenger-partijen van eigen beproevingen in de afgelopen 13 jaar bestudeerd en we zien dat in slechts 3-4% van de partijen sprake is geweest van dergelijke extreme verdelingen. Die bewuste partijen zijn grotendeels geoogst in 2017. Deze waarnemingen tonen aan dat de regionale kwaliteitsvermindering in Challenger in seizoen 2017 een uitzonderlijk karakter heeft.
3.15
Nemegheer c.s. hebben de aardappelen van het ras Challenger die zij in 2017 geoogst hadden, in 2018 ter afname aangeboden aan Lamaire. Lamaire heeft geweigerd de aardappelen (zonder korting) af te nemen.
3.16
Du Val heeft op 20 juni 2018 bij de rechtbank Noord-Nederland locatie Leeuwarden een verzoekschrift ingediend ter benoeming van een deskundige om in het kader van een voorlopig deskundigenbericht de oorzaak van de problemen met de consumptieoogst van het ras Challenger van het oogstjaar 2017 vast te stellen en om de omvang van de daardoor ontstane schade vast te stellen. In een beschikking van 21 juni 2018 heeft de rechtbank het verzoek van Du Val toegewezen en professor [naam2] , emeritus-hoogleraar van Wageningen University & Research, als deskundige benoemd. Eind juni 2018 is Nemegheer toegevoegd als verzoekende partij bij het deskundigenonderzoek. Partijen zijn bij het onderzoek door professor [naam2] aanwezig en betrokken geweest. Op 26 juni 2018 heeft professor [naam2] in aanwezigheid van HZPC, Lamaire, Du Val en Nemegheer in de bewaarloodsen van Du Val en Nemegheer de aardappelen van het teeltseizoen 2017 onderzocht, gesneden en gefrituurd. Er zijn monsters genomen die twee dagen later in Wageningen zijn geïnspecteerd.
3.17
Op 4 oktober 2018 heeft professor [naam2] zijn definitieve deskundigenbericht bij de rechtbank gedeponeerd. Het rapport vermeldt (voor zover van belang):

Samenvatting
(…)
De Challengerknollen van de oogst 2017 van verzoeker vertoonden andere gebreken dan veroudering. Dit blijkens inspectie waarbij ter plekke en na dien in Wageningen aan meegenomen monsters vele tientallenknollen na doorsnijden en tientallen staafjes werden gebakken om de bakkleur te beoordelen. De gebreken bestonden uit duidelijke grijskleurige vlekken vooral aan het topeinde bij circa 20% van de knollen. Dit duidt op een torusvormige ophoping van melanine. De ergste symptomen, circa 10% van de aangetaste knollen, vertoonden holtes omgeven door necrotisch weefsel. Er zijn foto's gemaakt en gerapporteerd. De frites waren donkerbruin met vaak witte puntjes. De oorzaak van het gebrek duidt op decompartimentalisatie van cellen waardoor substraat en enzym bij elkaar komen en polyfenolen vormen. Het binnenste van de knollen vertoont een laag drogestofgehalte (vooral zetmeel) doordat er weinig naar is aangevoerd, doordat in een later groeistadium er drogestof is geremobiliseerd naar de buitenkant of doordat een pathogeen organisme de zetmeel ter plekke doet verminderen. Deze twee mogelijkheden zijn niet wetenschappelijk getoetst en zijn voor de beantwoording van de vragen ook niet relevant.
De gebreken in de bewaarplaatsen van Du Val en Nemegheer zijn alleen geconstateerd bij het ras Challenger en ook andere onder de aandacht gebrachte gevallen door verzoeker en HZPC in het voorjaar van 2018 gewagen slechts van dit ras. Dus de gebreken zijn minstens gebonden aan het ras Challenger door HZPC in het verkeer gebracht. Challenger heeft een brede aanpassing aan weersomstandigheden, hoewel niet specifiek op droogteresistentie in verschillende regimes van watervoorziening, zoals blijkt uit zijn relatief groot opbrengend vermogen in contrasterende klimaten en relatief gering vóorkomen van gebreken als doorwas en bakkleur in het verleden anders dan de hierboven beschrevene geconstateerd in 2018.
(…)
Resultaten en discussie
1. Vertonen de aardappelen van het ras Challenger oogst 2017 van verzoeker gebreken anders dan normale ouderdomsverschijnselen die in juni mogen worden verwacht?
2. Zo ja, kunt u die gebreken zo nauwkeurig mogelijk omschrijven en met foto's vastleggen?
(…)De onderzochte doorgesneden knollen bij Du Val en Nemegheer vertoonden in circa een tiende van de gevallen visueel afwijkende grijze verkleuring. Deze bevond zich voornamelijk aan weerszijden van het merg, vooral aan het topeind. (…) Bij circa een tiende van de doorgesneden knollen met de afwijking was het weefsel afgestorven binnen een grote vlek met grijsverkleuring. Het afgestorven weefsel toonde een patroon gelijkend op dat van grijsverkleuring alleen met de mergstralen verhoudingsgewijs minder aangetast. (…) De grijsverkleuring en afstervend weefstel lijken niet op bruine en zwarte harten die het gevolg zijn van tijdelijk zuurstoftekort noch op holheid die optreedt bij onregelmatige groei als gevolg van onregelmatige voorziening van water en minerale stikstof.
(…)
De waargenomen gebreken zijn geen normale ouderdomsverschijnselen en zijn een afwijking van de knollen. Vraag 1 is dus met ja beantwoord.
3. Indien u vraag 1 met ja beantwoordt, wat is de oorzaak van de gebreken?
(…)
De tabel in Informatie 6 laat zien dat de eerste helft van het groeiseizoen van 2017 de
neerslag in St Pierre [hof: in de omgeving van Du Val] ongeveer de helft was van normaal en in Ciney [hof: in de omgeving van Nemegheer] ongeveer twee derde.
In de tweede helft was de neerslag bij benadering normaal. Opvallend naast de relatief
geringere hoeveelheid neerslag vanaf 1 mei is dat de zes weken eraan voorafgaand er
nauwelijks neerslag is gevallen. Dat was gunstig voor machinale grondbewerking en poten
maar bracht de bodemvoorraad aan water op een lager peil dan het langjarig gemiddelde. Ik
concludeer dat de eerste helft van het groeiseizoen de gewassen een watertekort opliepen
door minder dan gemiddelde neerslag bij normale gewasverdamping van ca 2,2 mm/dag en
dat de tweede helft van het groeiseizoen de regenval voldoende was voor gewasgroei maar
niet overmatig en ongeveer overeen kwam met gewasverdamping.
De verschillen met langjarig voor de eerste helft van het groeiseizoen zijn bovengemiddeld,
opvallend en groot. Ze als extreem te kwalificeren is overdreven. De opbrengsten van 60-65
t/ha zonder dat beregening heeft plaats gevonden duiden ook niet op een gevoelig
neerslagtekort. In de eerste helft van het groeiseizoen is er aanvankelijk nog weinig
verdampend loof en kan het gewas nog putten uit de watervoorraad die de bodem in de
winter heeft opgebouwd.
Waar veel aardappelgewassen last van hebben bij een overgang van droogte naar regenval
is het verschijnsel doorwas. Hierbij stopt de knolgroei nagenoeg bij voortdurende droogte
(ook bij een hittegolf overigens). Zodra de groeiomstandigheden snel verbeteren herneemt
de knolgroei waarbij de groei sneller verloopt bij sommige ogen waarbij popperigheid
optreedt en ook wel gaan soms ogen kiemen waarbij een tweede knol wordt gevormd. In
beide gevallen treedt onregelmatige drogestofverdeling op. Bij nieuw gevormde knollen is het drogestogehalte van eerstgevormde lager dan van de tweede doordat bij hergroei drogestof vooral naar de nieuw gevormde knol gaat. De oude knol kan daarbij glazigheid vertonen en een verminderde verwerkingskwaliteit hebben (suikerpunten). Bij Challenger en de andere rassen geteeld door Du Val en Nemegheer is bij de geoogste en opgeslagen knollen geen doorwas van betekenis gezien of gemeld. In het geval van Challenger in 2017 is geen doorwas maar zijn wel grijze interne vlekken (door HZPC gemeld in zijn folder en ook hier gemeld (Informatie 2). Samenhangende kwaliteitsvermindering is dat de gebieden met een laag drogestofgehalte kennelijk niet relatief laat in de bewaring verhoogde concentratie reducerende suikers (glucose en fructose) hebben waardoor ze in de Maillardreactie een bruine substantie vertonen. De bruine frites zijn [het hof leest] o[n]verkoopbaar en bij een groot aandeel ervan moet de partij worden afgekeurd.
(…)De gebreken 'grijze vlekken" en donkerverkleuring in het midden van fritesstaafjes van frites
(in tegenstelling tot suikerpunten waarbij de uiteinden verkleuren) als gevolg van
ouderdomsverzoeting in een vroeg stadium van de bewaring zijn bij mijn weten niet eerder
beschreven in publieke bronnen. Samenhang met onregelmatig weer waarbij
doorwasverschijnselen optreden (die eveneens met veranderde drogestofverdelingen en
suikerophoping samengaan) is evident. Dat de verschijnselen in de loop van de bewaring toe
zouden nemen (folder HZPC) kon niet blijken uit het eendaagse veldbezoek. De telers
hebben niet eerder dan voorjaar 2018 hun aardappelen laten testen dus van de partijen
Challenger in St Pierre en Tielt is geen verloop in de tijd bekend.(…)
4. Indien u vraag 1 met ja beantwoordt, zijn de gebreken het gevolg van raseigenschappen van het ras Challenger?
De gebreken hebben zich in 2017 bij Du Val en Nemegheer niet voor gedaan bij andere rassen. Ook HZPC spreekt in zijn folder niet van andere rassen dan Challenger dus kan gesteld worden dat de verschijnselen in ieder geval een raseigenschap van Challenger zijn. (…)Du Val diende 170-55-315 kg/ha N-P-K toe en Nemegheer 208-80-144 kg/ha. Dit is niet conform het advies maar niet zodanig afwijkend dat onder normale weersomstandigheden dit tot gebrek (lage opbrengst) of overmaat (geeft te laag drogestofgehalte) aanleiding geeft.(…)
5. Heeft het ras Challenger het raskenmerk: Brede aanpassing aan weersomstandigheden?
(…)
Droogteresistentie (tolerantie voor tijdelijk of toenemend gebrek aan water) toont zich door in vergelijking met andere rassen een beter handhaven van de opbrengst en kwaliteit. Dergelijk onderzoek is niet gerapporteerd en er heeft kennelijk geen doelgericht rassenonderzoek met betrekking tot droogte plaats gevonden. Wel is geantwoord door HZPC dat de opbrengstproeven een hogere opbrengst van Challenger laat zien in vier contrasterende omgevingen dan twee controlefritesrassen. Wat betreft aanpassing aan weer en droogteresistentie beperkt het antwoord van HZP[C] zich tot doorwas en de ermee
samenhangende ophoping van suikers en het optreden van bruinverkleurde fritespuntjes wat
bij Challenger minder voorkomt dan bij de controle rassen.Ik concludeer dat Challenger in een breed bereik van klimaten, dus weeromstandigheden, gemiddeld een hoge opbrengst heeft. In een serie jaren is in Nederlandse omstandigheden getoetst op doorwas en suikers en daarbij niet slechter scoort dan controlerassen. Ook andere verschijnselen die samenhangen met hernemen van knolgroei na droogte zoals groeischeuren doet Challenger het niet slechter dan Bintje. Voorgaande met aantekening dat geen gericht droogte-onderzoek (onthouden van beregening in vergelijking met beregende objecten gedurende een periode zonder regenval bijvoorbeeld) [het hof begrijpt: heeft plaatsgevonden] echter wel met jaren met droge periodes.
3.18
In reactie op opmerkingen van HZPC bij de concept-versie van het rapport betreffende het antwoord op vraag 3, heeft professor [naam2] geschreven:

Ik haal de LANGJARIGE gegevens van Ukkel er bij in het Bericht om te laten zien wat een gemiddeld jaar is in België. Vervolgens zoom ik in op neerslag in de twee teeltgebieden 1N HET JAAR 2017 om te laten zien hoe die afwijken en kom tot de conclusie dat er inderdaad sprake is van behoorlijke droogte door mij gekwalificeerd als "opvallend en groot"(niet extreem, zo extreem als bijvoorbeeld in veel regio's in 2018).
Ik ben het eens met HZPC dat de verschillen in regenval in Waalse teeltgebieden van Du Val en Nemegheer doorheen de zomer van 2017 voldoende zijn om aanvankelijke groei van Challengergewassen te stoppen om vervolgens te hernemen bij toenemende regenval.’
3.19
In een rapport van 30 september 2024 heeft de door HZPC ingeschakelde partijdeskundige [naam3] van McLarens (de opvolger van Expertisebureau Vanderwal & Joosten) onder meer het volgende geschreven:

In 2006 heeft HZPC het aardappelras Challenger op de markt gebracht na een test- en
ontwikkelperiode van 1996-2006. Vanaf 2016 is het aardappelras Challenger op de Belgische markt beschikbaar gekomen. (…) Met HZPC bespraken wij het onderzoek dat zij heeft uitgevoerd voorafgaand aan het op de markt brengen van Challenger. Hieronder verwoorden wij welk proces is doorlopen.
Wil een aardappelras op de markt kunnen worden gebracht, dan moet deze worden
toegelaten tot een (nationale) rassenlijst. Om toegelaten te worden tot een rassenlijst moet
een aardappelras voldoen aan de DUS-criteria, een CGO-onderzoek hebben gehad en een
geaccepteerde naam hebben. DUS is de afkorting van Distinct, Uniform and Stable: een nieuw ras moet zich dus onderscheiden, uniform en stabiel zijn. Als dit ras vermeerdert, moet het dezelfde eigenschappen behouden. Voorts moet een ras onderworpen zijn aan een Cultuur-en Gebruikswaarde Onderzoek. Bij een dergelijk onderzoek worden de landbouwkundige waarden van een ras bepaald. Een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd door de NAK.
Daarnaast verricht HZPC in de tien jaar waarin een nieuw ras wordt getest en ontwikkeld nader onderzoek naar eigenschappen, waaronder de mate waarin droogte van invloed is op een ras. De mate waarin droogte van invloed is op een ras kan op twee manieren worden bepaald, namelijk door het bepalen van de opbrengsten van een ras onder droge omstandigheden en de mate waarin doorwas in de aardappelen voorkomt. Doorwas is namelijk een verschijnsel dat bij aardappelen ontstaat na een droge periode waarbij als het ware een tweede knol op de reeds gevormde knol ontstaat.
In de reguliere ontwikkeling van een ras zijn er verschillende fasen te onderscheiden.
Schematisch zien deze fasen er als volgt uit:
(…)
In de eerste fase wordt (gedurende zes jaar) het ras getest op verschillende proefvelden in
verschillende klimatologische omstandigheden (continentaal, woestijn, mediterraan en
maritiem).(…) Omdat ook op proefvelden onder allerlei omstandigheden wordt verbouwd,
worden hierbij tevens de omstandigheden waarin geen/nauwelijks regen valt onderzocht en
onderworpen aan testen.
Indien een ras deze eerste fase succesvol doorloopt, positioneert een ras zich ten opzichte van andere rassen en worden grotere proefvelden aangelegd om het ras op commerciële schaal te beproeven. In deze tweede fase wordt een ras eveneens onderworpen aan perioden van droogte. In deze ontwikkelperiode en de periode tot het aardappelras Challenger in 2016 op de Belgische markt gebracht werd, is het lange tijd droog geweest (bijvoorbeeld in jaren 2003 en 2009). In deze fase worden ook al proefvelden door verwerkers aangelegd, waarbij de oogst resultaten onder verschillende omstandigheden worden vastgelegd. Een voorbeeld van dergelijke resultaten van het jaar 2005 (die door de verwerkers met HZPC zijn gedeeld) sluiten wij hieronder in.(…)Na de positionering wordt een ras op de markt gebracht (afhankelijk van de resultaten). In
deze periode blijft HZPC proefvelden aanleggen. Naast de proefvelden die HZPC heeft
aangelegd, zijn ook door andere partijen (zoals verwerkers en onafhankelijke instanties (zoals PCA)) proefvelden aangelegd. Bij de proeven door de verwerkers worden ook separate velden aangelegd die wel én niet geïrrigeerd worden om de verschillen tussen de aardappelen waar te nemen. HZPC heeft ons een aantal tabellen verstrekt met de resultaten van deze proefvelden. Hieronder sluiten wij als voorbeeld de tabellen in van de jaren 2008 en 2014, waarin de resultaten zijn gepubliceerd. Hieruit volgt dat de proeven zowel geïrrigeerd als niet geïrrigeerd worden uitgevoerd.(…)Tabellen 1, 2 en 3 sluiten wij tevens in als bijlage 1. Op basis van de onderzoeksresultaten in
de periode 1996-2006 heeft HZPC vastgesteld dat Challenger een hogere opbrengst
realiseerde en aanzienlijke minder doorwas had, waarna HZPC aan het ras het kenmerk goede droogteresistentie kon geven.
Na het op de markt brengen van een ras wordt elk jaar opnieuw onderzoek gedaan door HZPC naar de eigenschappen van een ras, welke eigenschappen eventueel kunnen leiden tot
aanpassing van de kenmerken en/of teeladviezen.
De in productie 49 van Du Val c.s. overgelegde resultaten (die door HZPC aan Prof. [naam2] zijn overgelegd) laten zien wat de bevindingen zijn in de periode 1996 t/m 2018 (deels). In totaal zijn in deze periode 4.433 waarnemingen (in het kader van onderzoek) gedaan in de rasvergelijking tussen Challenger en Bintje.Proefvelden worden voor het overgrote deel niet geïrrigeerd en derhalve geeft de opbrengst
een zeer goede indicatie hoe droogteresistent een ras is. De opbrengst van Challenger is 11% hoger dan die van Bintje en daarmee duidelijk beter weerbaar tegen droogte dan Bintje. Ook aan de hand van doorwas wordt de droogtegevoeligheid bepaald. Uit het onderzoek blijkt dat in Challenger veel minder doorwas is aangetroffen dan in het controleras Bintje (opmerkingen doorwas, iets doorwas, poppen, doorwas veel Challenger - 51 opmerkingen en Bintje -165 opmerkingen).
Van HZPC ontvingen wij de onderliggende data van de uitdraai van de onderzoeksresultaten
die aan Prof. [naam2] is verstrekt. De onderliggende data komt overeen met de
samenvatting die aan Prof. [naam2] is verstrekt.
Naast HZPC doen ook verwerkers en onafhankelijke instanties, zoals PCA en
Landbouwcentrum Aardappelen, onderzoek naar de eigenschappen van rassen die op de
rassenlijst staan, die jaarlijks worden gepubliceerd. Als voorbeeld verwijzen wij naar de
aangehechte publicatie over het jaar 2015, zie bijlage 2. Ook uit deze publicatie volgt dat de
bevindingen van HZPC (hoge opbrengst, weinig doorwas) in de onderzoeken van het
Landbouwcentrum Aardappelen worden bevestigd.
De kwalificatie goede droogteresistentie vloeit dan ook voort uit de onderzoeken die zijn
gedaan in de periode 1996-2006. In de jaren 2007-heden zijn jaarlijks opnieuw proeven
uitgevoerd om het Challenger te blijven monitoren. In de oogst van 2017 is het verschijnsel
van interne kwaliteitsvermindering met bijbehorende grijsverkleuring voor het eerst
waargenomen.

4.De beoordeling van het geschil

Internationale aspecten
4.1
Omdat Nemegheer c.s. in België zijn gevestigd heeft deze zaak internationale aspecten. De rechtbank heeft terecht, en door partijen niet bestreden, vastgesteld dat de rechter van de woonplaats van HZPC op grond van artikel 4 EEX-Vo II bevoegd is van de vorderingen van Nemegheer c.s. kennis te nemen. Het hof is om die reden bevoegd.
4.2
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de rechtbank hebben partijen gekozen voor de toepassing van Nederlands recht. Het hof zal het geschil tussen hen dan ook, net als de rechtbank, beoordelen naar Nederlands recht.
Plan van behandeling4.3 HZPC heeft een aantal verweren gevoerd tegen de vorderingen van Nemegheer c.s. Zij heeft bestreden dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, maar heeft zich daarnaast beroepen op schending van de klachtplicht en op (derdenwerking van) de exoneratiebedingen uit de overeenkomsten tussen haar en Lamaire en uit de overeenkomsten tussen de uiteindelijke leveranciers van de pootaardappelen (Lamaire, Deschout Potatoes BVBA, Aardappelbedrijf Decanq NV en RTL Patat) en Nemegheer c.s. Ook heeft HZPC het causaal verband tussen het (in haar visie vermeende) onrechtmatige handelen en de schade in twijfel getrokken, heeft zij gedetailleerd verweer gevoerd tegen het bestaan en de omvang van de schade en een beroep gedaan op eigen schuld en schending van de schadebeperkingsplicht door Nemegheer c.s.
4.4
De rechtbank heeft het verweer dat geen sprake is van onrechtmatig handelen besproken en gehonoreerd en de andere verweren onbesproken gelaten. Het hof zal eerst de bezwaren van Nemegheer c.s. tegen dit oordeel bespreken. Indien de bezwaren niet opgaan, kan het hof de andere verweren van HZPC, net als de rechtbank, onbesproken laten. Als het hof, anders dan de rechtbank, oordeelt dat HZPC een onrechtmatige daad heeft gepleegd die haar kan worden toegerekend, zal het op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep ook de andere verweren van HZPC moeten bespreken.
4.5
HZPC heeft haar bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank geformuleerd in 10 grieven. Het hof zal de grieven thematisch behandelen en daarbij ook betrekken de uitgebreide inleiding op de grieven, die bedoeld is als een toelichting op de grieven.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde processen-verbaal4.6 In de procedure bij de rechtbank hebben twee mondelinge behandelingen plaatsgevonden. HZPC heeft verzocht om aanpassing van een passage uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2022. De rechtbank heeft in het eindvonnis van 21 juni 2023 beslist dat zij geen aanleiding ziet dit proces-verbaal aan te passen.
Beide partijen hebben verzocht om het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 april 2023 op enkele punten aan te passen. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank beslist dat het proces-verbaal op enkele punten zal worden aangepast en op andere punten
- vooral voor wat betreft de weergave van de verklaring van professor [naam2] - niet. De rechtbank heeft overwogen dat wat professor heeft verklaard - weliswaar beknopt, gezien het karakter van het proces-verbaal - correct is weergegeven. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat zij aan de hand van de aantekeningen van de griffier heeft vastgesteld dat het proces-verbaal een juiste weergave vormt van wat professor [naam2] heeft verklaard.
4.7
Gelet op de beargumenteerde weerlegging door de rechtbank van het betoog van Nemegheer c.s. dat de verklaring van professor [naam2] onjuist en/of onvolledig is weergegeven, hebben Nemegheer c.s. hun bezwaren tegen de weergave van de verklaring van professor [naam2] onvoldoende onderbouwd. Het hof zal daaraan voorbijgaan. [2]
4.8
Nemegheer c.s. hebben ook hun suggestie dat de verklaring van professor [naam2] tijdens de mondelinge behandeling is gekleurd door partijdigheid van professor [naam2] , onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat professor [naam2] na zijn pensionering (en voor de mondelinge behandeling) als vrijwilliger in Indonesië heeft gewerkt in een door ontwikkelingssamenwerking georganiseerd project, waar ook HZPC bij betrokken was, betekent niet dat hij niet langer vrijstond ten opzichte van HZPC en al helemaal niet dat hij tijdens de mondelinge behandeling HZPC heeft willen bevoordelen.
De grondslag van de vorderingen van Nemegheer c.s.
4.9
Nemegheer c.s. verwijten HZPC dat zij een gebrekkig product in het verkeer hebben gebracht. De pootaardappelen van het ras Challenger waren volgens hen als gevolg van een rasgebonden gebrek ongeschikt voor de productie van consumptieaardappelen. Bij dit verwijt nemen Nemegheer c.s. in aanmerking dat HZPC concrete mededelingen heeft gedaan over de droogteresistentie en de aanpassing aan de weersomstandigheden in het teeltadvies en de presentatie zonder dat zij gericht onderzoek heeft gedaan naar deze raseigenschappen. Deze mededelingen zijn onjuist gebleken.
4.1
Door deze handelwijze heeft HZPC volgens Nemegheer c.s. toerekenbaar onrechtmatig jegens hen gehandeld. Het in het verkeer brengen van een gebrekkig product is onrechtmatig. Dat handelen is toerekenbaar aan HZPC, omdat HZPC onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de meegedeelde rasgebonden eigenschappen. Bovendien is sprake van misleidende reclame (art. 6:194 BW), doordat HZPC misleidende mededelingen heeft gedaan over de aard en eigenschappen van de door haar in het verkeer gebrachte pootaardappelen. Ten slotte heeft HZPC onrechtmatig gehandeld tegenover Nemegheer c.s. door gebrekkig pootgoed aan tussenhandelaar Lamaire te leveren, terwijl de aardappelen bestemd waren om door Nemegheer c.s. te worden gebruikt en de belangen van Nemegheer c.s. dus nauw betrokken waren bij de overeenkomst tussen HZPC en Lamaire.
Juridisch kader4.11 Een producent handelt onrechtmatig als hij een product in het verkeer brengt dat gebrekkig is. Dat is het geval wanneer het product, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet de veiligheid biedt die daarvan mag worden verwacht, doordat het bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het was bestemd schade veroorzaakt. [3] Relevante omstandigheden zijn de presentatie van het product, het redelijkerwijs te verwachten gebruik ervan en het tijdstip waarop het in het verkeer is gebracht. Voor onrechtmatigheid is niet noodzakelijk dat het product in het algemeen of de gehele soort waarvan het product deel uitmaakt bij normaal gebruik waarvoor het is bestemd schade veroorzaakt. [4]
4.12
Als een producent onrechtmatig heeft gehandeld door een gebrekkig product in het verkeer te brengen, is voor zijn aansprakelijkheid noodzakelijk dat deze onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend. Hiervoor is vereist dat de producent met de gebrekkigheid van het product bekend was of behoorde te zijn. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de producent in het algemeen die maatregelen zal moeten nemen die van hem, als zorgvuldig producent, kunnen worden gevergd om te voorkomen dat een door hem in het verkeer gebracht product schade veroorzaakt. De producent moet zich er bovendien zelf van vergewissen welk effect een nieuw of vernieuwd product zal hebben in voor de hand liggende toepassingen ervan. [5] Het ligt daarbij op de weg van de producent om de omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat hij het gebrek niet kende noch behoorde te kennen en de onrechtmatige daad hem om die reden niet kan worden toegerekend. [6]
4.13
Voor het geschil tussen partijen betekent het voorgaande dat HZPC jegens Nemegheer c.s. aansprakelijk is voor het in het verkeer brengen van de pootaardappelen van het ras Challenger wanneer:
- de door HZPC in het verkeer gebrachte pootaardappelen gebrekkig zijn doordat zij, anders dan op grond van het teeltadvies mocht worden verwacht, bij de weersomstandigheden die zich in 2017 bij de bedrijven van Nemegheer c.s. hebben voorgedaan niet geschikt waren voor de productie van consumptieaardappelen;
- HZPC dat wist of erop bedacht behoorde te zijn, doordat zij onderzoek had behoren te doen naar het effect van deze weersomstandigheden op de kwaliteit van de oogst van de daarmee geteelde consumptieaardappelen.
4.14
Van onrechtmatig handelen van HZPC jegens Nemegheer c.s. vanwege misleiding is sprake indien de vermelding in het teeltadvies dat de Challenger pootaardappelen en droogteresistentie hebben en dat sprake is van brede aanpassing aan weersomstandigheden, misleidend zijn. In dat geval is HZPC aansprakelijk voor de schade van Nemegheer c.s. ten gevolge van de misleidende mededelingen. Er dient dan ook causaal verband te bestaan tussen de schade van Nemegheer c.s. en de misleidende mededelingen. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat Nemegheer c.s. de pootaardappelen hebben gekocht vanwege de vermelding in het teeltadvies over de droogteresistentie en de brede aanpassing aan de weersomstandigheden van de Challenger.
Gebrekkig product?4.15 De Challenger pootaardappelen waar het in dit geval om gaat waren bestemd voor de oogst van consumptieaardappelen in 2017. Nemegheer c.s. hebben onder meer met het rapport van professor [naam2] aangetoond dat de consumptieaardappelen van deze oogst ten tijde van diens onderzoek in juni 2018 gebreken vertoonden die anders waren dan normale ouderdomsverschijnselen. Ongeveer 10% van de aardappelen vertoonden aan de binnenzijde een visueel afwijkende grijze verkleuring (zie het antwoord op vraag 1, weergegeven onder 3.17). De vaststelling door professor [naam2] sluit aan bij de folder van HZPC (3.14), inhoudende dat bij een deel van de aardappels uit de oogst 2017 sprake is van een drogestofophoping in de buitenkant van de aardappel en van een extreem laag drogestofgehalte in de pit. In zijn antwoord op vraag 3 (zie 3.17) verbindt professor [naam2] de door hem vastgestelde verkleuring met het lage gehalte drogestof in de pit.
4.16 Nemegheer c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat het fenomeen van de ongelijke verdeling van de drogestof, en de daarmee verband houdende grijze vlekken het gevolg zijn van een eigenschap van de geleverde pootaardappels. Dat volgt allereerst uit het rapport van professor [naam2] . Volgens professor [naam2] zijn de gebreken die zich bij de consumptieaardappelen in de oogst 2017 van Nemegheer hebben voorgedaan het gevolg van een raseigenschap van het ras Challenger (zie zijn antwoord op vraag 5, aangehaald in 3.17). Hij wijst er in dat verband op dat het fenomeen zich niet bij andere aardappelrassen heeft voorgedaan, die onder dezelfde omstandigheden zijn geteeld. Tijdens de mondelinge behandeling van het geschil bij de rechtbank heeft professor [naam2] zijn bevinding op dit punt herhaald en toegelicht.
Maar ook in de eigen folder van HZPC wordt een verband gelegd tussen het ras Challenger en het hiervoor vermelde fenomeen. De folder maakt melding van een enorme groeiexplosie bij het ras Challenger, waardoor de groei onregelmatig is geweest.
4.17
Het hof volgt HZPC niet in het betoog dat de wijze waarop Nemegheer c.s. de aardappelen hebben geteeld heeft geleid tot de gebreken in de consumptieaardappelen, of daaraan heeft bijgedragen. Uit de folder van HZPC volgt dat de gebreken die zich bij de door Nemegheer c.s. in 2017 geoogste Challenger aardappelen hebben voorgedaan, zich ook bij andere telers hebben voorgedaan. De problemen deden zich voor in een aantal regio’s in (vooral) België. De folder spreekt in dat verband over ‘de regionale kwaliteitsvermindering’. HZPC heeft niet aannemelijk gemaakt dat (het merendeel van) de andere aardappeltelers die in 2017 te kampen hebben gehad met een mislukte oogst van Challenger aardappelen ook fouten hebben gemaakt bij het telen van deze aardappelen.
Waar het de onjuiste toediening van stikstof betreft - een verwijt dat HZPC aan Nemegheer c.s. maakt - schrijft HZPC in haar folder trouwens dat uit analyse is gebleken dat ‘Nutriënten geen uitgesproken rol spelen bij het ontstaan van de kwaliteitsvermindering’.
Professor [naam2] sluit daar in zijn rapport (zie zijn antwoord op vraag 4) bij aan.
4.18
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat HZPC niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de bij Nemegheer c.s. geconstateerde problemen met de Challenger consumptieaardappelen het gevolg waren van gewone ouderdomsverzoeting. Het hof verwijst op dit punt naar wat de rechtbank in 6.7 van het eindvonnis heeft overwogen en neemt die overweging over.
4.19
De
tussenconclusieis dat voldoende aannemelijk is dat de gebreken (grijze vlekken aan de binnenzijde van 10% van de Challenger consumptieaardappelen van de oogst 2017) het gevolg zijn van een eigenschap van de door HZPC in het verkeer gebrachte pootaardappelen van dat ras. Bij gebruik van deze pootaardappelen zijn in de weerssituatie die zich in 2017 bij de percelen van Nemegheer c.s. heeft voorgedaan de met de pootaardappelen geteelde consumptieaardappelen klaarblijkelijk kwetsbaar voor het ontstaan van grijze vlekken in de binnenzijde.
4.2
De hiervoor omschreven kwetsbaarheid van de consumptieaardappelen betekent op zichzelf nog niet dat de pootaardappelen gebrekkig zijn. Aardappelen zijn een natuurproduct. En het slagen van de teelt van aardappelen is afhankelijk van tal van factoren. Een belangrijke factor is het weer. Als consumptieaardappelen kwetsbaar blijken te zijn wanneer zich specifieke weersomstandigheden voordoen, betekent dit dan ook nog niet dat de pootaardappelen waarmee is geteeld, gebrekkig zijn. Het gaat er om of verwacht mocht worden dat de pootaardappelen bestand zouden zijn tegen die weersomstandigheden. Of dat het geval is, is afhankelijk van wat over de ‘weersbestendigheid’ van de pootaardappelen is gecommuniceerd door de partij die de pootaardappelen in het verkeer heeft gebracht.
4.21
In dit geval heeft HZPC in het teeltadvies voor de Challenger aangegeven dat bij de Challenger sprake is van een ‘brede aanpassing aan weersomstandigheden’ en dat Challenger een ‘goede droogteresistentie’ heeft. Daar mag dan ook vanuit worden gegaan. Wanneer de Challenger pootaardappelen niet aan deze kwalificaties voldoen en daardoor schade ontstaat aan de oogst van met de pootaardappelen geteelde consumptieaardappelen, is sprake van een gebrekkig product.
4.22
Aan HZPC kan worden toegegeven dat de kwalificatie ‘goede droogteresistentie’ niet wijst op een absolute resistentie tegen iedere mate van droogte, dus ook tegen uitzonderlijke droogte. Wel mag op grond van deze kwalificatie verwacht worden dat de aardappelen als het gaat om droge omstandigheden ‘tegen een stootje kunnen’. Hetzelfde geldt voor de kwalificatie ‘brede aanpassing aan weersomstandigheden’. Ook die kwalificatie wijst niet op een aanpassing aan alle weersomstandigheden, hoe uitzonderlijk ook, maar wekt wel de verwachting dat de aardappelen bestand zijn tegen weersomstandigheden die afwijken van het gemiddelde.
4.23
De vraag rijst of de weersomstandigheden die zich tijdens de teelt in 2017 hebben voorgedaan uitzonderlijk zijn geweest; of sprake is geweest van uitzonderlijke droogte, al dan niet in combinatie met een daaropvolgende periode van bijzonder veel regen. Als dat niet het geval is geweest en de geteelde consumptieaardappelen toch kwetsbaar bleken te zijn voor deze omstandigheden, zijn de pootaardappelen gelet op de presentatie ervan door HZPC gebrekkig en heeft HZPC een gebrekkig product in het verkeer gebracht.
4.24
Volgens professor [naam2] waren de verschillen in neerslag met de gemiddelde neerslag in de eerste helft van het groeiseizoen bovengemiddeld opvallend en groot, maar is het overdreven ze als extreem te kwalificeren (zie zijn antwoord op vraag 3, aangehaald onder 3.17). Hij blijft, ondanks het commentaar van HZPC op het concept-rapport, bij die bevinding (zie zijn in 3.18 aangehaalde reactie op dat commentaar).
4.25
HZPC meent dat wel sprake was van extreme droogte. De door haar ingeschakelde partijdeskundige mr. [naam3] schrijft in zijn rapport van 18 september 2020 dat in de maanden april tot en met juni 2017 sprake was van een afwijking van de gemiddelde cumulatieve neerslag van 74,9% (meetpunt in de omgeving van Nemegheer) en 47,7% en 58,4% (meetpunten in de omgeving van Du Val). Het was sinds het begin van de metingen in 1833 in Ukkel (bij Brussel) slechts zesmaal droger dan in de periode juli 2016-juni 2017. De laatste keer dat het droger was, was in 1975-1976, aldus mr. [naam3] . Volgens mr. [naam3] was in juli-augustus sprake van een gemiddelde neerslaghoeveelheid. HZPC wijst er in dit kader nog op dat droogte van 2017 door de Vlaamse regering is aangemerkt als landbouwramp.
4.26
Het hof volgt HZPC niet in het betoog dat sprake was van extreme weersomstandigheden. Dat betoog is in het licht van de heldere uiteenzetting van professor [naam2] onvoldoende onderbouwd. Het hof wijst er daarbij op dat mr. [naam3] (en in diens voetspoor HZPC) bij de vraag of sprake is van extreme droogte ook de neerslag in april 2017 betrekt, terwijl die maand volgens prof. [naam2] niet relevant is, omdat de pootaardappels in die maand zijn geplant. Bovendien wijst de uiteindelijk geoogste hoeveelheid consumptieaardappelen volgens professor [naam2] niet op extreme weersomstandigheden. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat andere aardappelrassen, zoals Bintje en Fontane, (bijzonder) te lijden hebben gehad onder de weersomstandigheden. Indien sprake zou zijn geweest van extreme omstandigheden, mag verwacht worden dat dit ook een negatief effect zou hebben gehad op de oogst van aardappelen van andere rassen.
4.27
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat in 2017 sprake was van extreme weersomstandigheden, in het bijzonder uitzonderlijke droogte, gevolgd door veel neerslag. Het mocht dan ook in redelijkheid verwacht worden dat pootaardappelen met de kwalificatie ‘goede droogteresistentie’ en ‘brede aanpassing aan weersomstandigheden’ bestand zouden zijn tegen de weersomstandigheden die zich hebben voorgedaan. Omdat de met deze pootaardappelen geteelde consumptieaardappelen bij deze weersomstandigheden toch een kwetsbaarheid blijken te hebben voor het ontwikkelen van grijze plekken aan de binnenzijde, zijn de pootaardappelen gebrekkig. HZPC heeft dan ook een gebrekkig product in het verkeer gebracht. Dat het probleem van de grijze vlekken zich bij het grootste deel van de in 2017 geleverde pootaardappelen niet heeft voorgedaan (waarschijnlijk omdat de teelt met die pootaardappelen onder andere weersomstandigheden heeft plaatsgevonden) doet daar niet aan af. Zoals hiervoor is overwogen, is voor onrechtmatigheid wegens het in het verkeer brengen van een gebrekkig product niet vereist dat het product in het algemeen of de gehele soort waarvan het product deel uitmaakt bij normaal gebruik waarvoor het is bestemd schade veroorzaakt.
Toerekenbaarheid?4.28 Dat HZPC met het in het verkeer brengen van gebrekkige pootaardappelen onrechtmatig heeft gehandeld, betekent nog niet dat zij ook aansprakelijk is voor de door Nemegheer c.s. daardoor geleden schade. Daarvoor is, zoals gezegd, vereist dat HZPC bekend was of behoorde te zijn met de gebrekkigheid van de Challenger pootaardappelen toen zij deze in het verkeer bracht.
4.29
HZPC heeft gesteld dat zij niet bekend was met het gebrek waar het hier om gaat (een kwetsbaarheid voor grijze vlekken van de met de pootaardappelen geteelde consumptieaardappelen in een situatie van bovengemiddelde droogte, gevolgd door een normale hoeveelheid neerslag). Die stelling vindt steun in het rapport van professor [naam2] . Volgens professor [naam2] is het fenomeen van de grijze vlekken in de kern van de aardappelen ‘niet eerder beschreven in publieke bronnen’ (antwoord op vraag 3). Nemegheer c.s. hebben die bevinding niet weersproken. Het hof gaat daar dan ook vanuit.
4.3
HZPC heeft vervolgens aangevoerd dat zij ook niet bedacht hoefde te zijn op het gebrek toen zij de pootaardappelen in 2017 in het verkeer bracht, gelet op al het onderzoek dat zij heeft verricht voordat zij het ras Challenger in de markt heeft geïntroduceerd en in de periode tussen de introductie en het in het verkeer brengen van de pootaardappelen in 2017. Nemegheer c.s. hebben dat bestreden. Zij hebben erop gewezen dat HZPC geen specifiek onderzoek heeft gedaan naar droogteresistentie bij de ontwikkeling van het ras Challenger. Het gaat dan om onderzoek waarbij aan aardappelen gedurende een bepaalde beregening wordt onthouden en die aardappelen worden vergeleken met aardappelen die in die periode zijn geteeld op wel beregende objecten. Dat had volgens Nemegheer c.s. wel van HZPC verlangd mogen worden, gelet op de kwalificaties over droogteresistentie en de brede aanpassing aan weersomstandigheden die zij aan de Challenger heeft meegegeven.
4.31 Bij het antwoord op de vraag of HZPC in 2017 toen zij de pootaardappelen waar het hier om gaat in het verkeer bracht niet op dit gebrek bedacht had moeten zijn, neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- Het staat niet ter discussie tussen partijen dat HZPC het ras Challenger tussen 1996 en 2006 (dus gedurende 10 jaar) heeft ontwikkeld en getest;
- HZPC heeft, niet (voldoende) weersproken door Nemegheer c.s., gesteld dat deze onderzoeken werden gedaan voor vier verschillende klimaten (continentaal, woestijn, mediterraan en maritiem) en dat de Challenger voor die klimaten gemiddeld een 11% hogere opbrengst opleverde dan andere vergelijkbare aardappelrassen;
- Uit onderzoek door PCA, het Proefcentrum voor Aardappelteelt, een Belgisch onderzoeksinstituut, is gebleken dat de Challenger in de jaren 2012 tot en met 2017 ten opzichte van andere rassen goed scoorde op het punt van opbrengst, afval en bakkleur. Er kan van worden uitgegaan dat de weersomstandigheden in deze jaren verschillend waren;
- Professor [naam2] heeft in de samenvatting van zijn rapport aangegeven dat de Challenger een brede aanpassing aan weersomstandigheden heeft. Tijdens de mondelinge behandeling van het geschil bij de rechtbank heeft hij die bevinding bevestigd. Hij heeft toen verklaard:

U vraagt mij wat de klimaatverandering doet met de aardappelen in het algemeen en de Challenger in het bijzonder. Ik kan u meedelen dat de Challenger nog steeds een substantieel ras is.’
- Professor [naam2] heeft in de samenvatting van het rapport ook aangegeven dat niet specifiek is getoetst op droogteresistentie in verschillende regimes van watervoorziening. In zijn antwoord op vraag 5 heeft professor [naam2] die bevinding uitgewerkt. Op grond van wat hij daar heeft geschreven, moet ervan worden uitgegaan dat geen specifiek onderzoek naar droogteresistentie, zoals door Nemegheer c.s. omschreven, heeft plaatsgevonden;
- Tijdens de mondelinge behandeling van het geschil bij de rechtbank heeft professor [naam2] onder meer het volgende verklaard:

U houdt mij mijn onderzoeksrapport voor en u vraagt mij of er voorafgaand aan de introductie van een nieuwe aardappelsoort als de Challenger, volgens een professionele standaard of het gebruik in de branche, méér (gericht) onderzoek gedaan had moeten worden naar droogteresistentie dan er in dit geval heeft plaatsgevonden. Mijn antwoord daarop is ‘nee’. Er wordt gedurende meerdere jaren en meerdere seizoenen onderzoek gedaan op meerdere locaties. Dan zijn er voldoende ‘droogte-achtige’ situaties voor vergelijking van de nieuwe aardappelsoort met andere rassen. Dat is voldoende. Uit dat onderzoek is gebleken dat Challenger beter resistent was tegen doorwas dan Bintje.’;
- De advocaat van Nemegheer c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof, desgevraagd, aangegeven dat het hem niet bekend is dat het specifieke onderzoek naar droogteresistentie in de periode 1996 - 2006 door andere aardappelveredelingsbedrijven wel werd verricht.
4.32
De hiervoor vermelde feiten en omstandigheden zijn in lijn met de uitvoerige omschrijving door mr. [naam3] in zijn rapport van 30 september 2024 (zie 3.19) van het door HZPC, voor en na de introductie van Challenger op de markt, uitgevoerde onderzoek. Uit deze omschrijving volgt dat de Challenger uitvoerig onder diverse weersomstandigheden is getest en dat daarbij ook getest is op situaties van droogte (op proefvelden die grotendeels niet zijn geïrrigeerd). De kwalificatie ‘goede droogteresistentie’ komt dan ook niet uit de lucht vallen, maar is gebaseerd op het uitgebreide onderzoek naar allerlei weerssituaties, dus ook die van droogte. Gelet hierop heeft HZPC ook voldoende onderbouwd dat zij heeft voldaan aan het door Nemegheer c.s. aangehaalde advies uit het aardappelkweekboek, dat de kweker die een ras wil selecteren dat bestand is tegen droogte en die eigenschap wil vermelden proeflocaties moet inrichten die een warm en droog klimaat representeren.
4.33
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden volgt dat HZPC haar stelling voldoende heeft onderbouwd, dat zij bij de introductie op de markt in 2006 en in de periode tot 2017 voldoende onderzoek heeft gedaan naar de eigenschappen van de Challenger, meer in het bijzonder naar de brede aanpassing aan weersomstandigheden en de droogteresistentie van de Challenger. HZPC hoefde er in 2017 daarom niet op bedacht te zijn dat de consumptieaardappelen die geteeld werden met de Challenger pootaardappelen bij de weersomstandigheden die zich later dat jaar voordeden schade zouden ondervinden vanwege het ontstaan van grijze vlekken aan de binnenzijde.
4.34
De verwijzing door Nemegheer c.s. naar een grootschalig onderzoek door HZPC naar droogtetolerantie van aardappelen maakt het voorgaande niet anders. Uit de door Nemegheer c.s. verstrekte informatie over dat project volgt dat het bedoeld is om de ‘genetica van de droogtetolerantie te ontrafelen’. Het gaat dan ook niet om de ontwikkeling van een specifiek aardappelras. Bovendien gaat het om een recent project. Het beschrijft de ‘state of the art’ van nu, niet van 1996-2006.
4.35
Nemegheer c.s. wijzen er nog op dat HZPC in haar teeltadvies het begrip ‘goede droogteresistentie’ heeft vervangen door ‘goede droogtetolerantie’. Wat daar ook van zij, HZPC heeft naar het oordeel van het hof een aannemelijke verklaring voor deze wijziging gegeven. De wijziging is ingegeven door een advies van de ISF (International Seed Federation), inhoudende dat het beter is om alleen van resistentie te spreken bij biotische factoren zoals bacterie, virus en schimmel, en het begrip tolerantie te gebruiken bij abiotische factoren, zoals droogte, hitte en zout.
4.36
Voor zover Nemegheer c.s. willen betogen dat het feit dat HZPC verzekerd is voor een eventuele aansprakelijkheid een argument is voor haar toerekenbaarheid voor het in het verkeer brengen van gebrekkige pootaardappelen, vindt dat argument geen steun in het recht. [7]
4.37
De conclusie is dat het in het verkeer brengen van de gebrekkige pootaardappelen niet aan HZPC kan worden toegerekend. Daarop faalt die grondslag voor aansprakelijkheid van HZPC voor de schade van Nemegheer c.s. [8]
Misleidende reclame?4.38 Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de Challenger wel een brede aanpassing aan weersomstandigheden heeft en eveneens beschikt over een goede droogteresistentie. Het enkele feit dat de Challenger kwetsbaar is gebleken voor de specifieke weersomstandigheden van 2017 kan de conclusie niet dragen dat geen sprake is van een goede droogteresistentie. In alle andere weersomstandigheden - droger of natter dan gemiddeld - heeft Challenger immers wel naar behoren gepresteerd. Alleen al om deze reden zijn de aanduidingen goede droogteresistentie en brede aanpassing aan weersomstandigheden niet misleidend in de zin van artikel 6:194 lid 1 BW.
4.39
Bovendien geldt dat als al sprake zou zijn van een misleidende mededeling HZPC niet voor de daardoor ontstane schade bij Nemegheer c.s. aansprakelijk is, omdat de misleiding niet aan schuld van HZPC te wijten is of op andere grond voor haar rekening komt (vgl. artikel 6:195 lid 2 BW), gelet op wat hiervoor is overwogen over de toerekenbaarheid.
4.4
Ten slotte hebben Nemegheer c.s., gelet op het door HZPC gevoerde verweer op dit punt, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van causaal verband tussen de misleidende reclame en hun schade. In dit verband is van belang dat de vertegenwoordiger van Nemegheer tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft verklaard dat hij gekozen heeft voor de teelt van Challenger vanwege de hoge opbrengst van de Challenger en omdat hij bij de aardappelteelt ‘op meerdere paarden wilde wedden’; hij wilde meer rassen tegelijk kweken om risico’s te spreiden. Hij heeft niet aangegeven dat hij voor de Challenger heeft gekozen vanwege de door Nemegheer c.s. als misleidend aangeduide kwalificaties betreffende de weersomstandigheden.
4.39
De conclusie is dat HZPC ook niet aansprakelijk is op grond van misleidende reclame. [9]
Betrokken derden?4.40 Volgens Nemegheer c.s. heeft HZPC wanprestatie gepleegd jegens Lamaire door gebrekkige pootaardappelen te leveren. Door die wanprestatie heeft HZPC jegens hen, als betrokken derden, ook onrechtmatig gehandeld, aldus Nemegheer c.s.
4.41
Het hof volgt hen niet in dit betoog. Nog los van de vraag of wel is voldaan aan de strenge vereisten die in de rechtspraak zijn ontwikkeld voor aansprakelijkheid jegens derden, geldt ook hier dat voor aansprakelijkheid van HZPC is vereist dat als al sprake is van een onrechtmatige daad, die daad aan HZPC kan worden toegerekend. Aan dat vereiste is, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet voldaan. [10]
De conclusie
4.42
De door Nemegheer c.s. aangevoerde grondslagen voor aansprakelijkheid van HZPC falen. Dat betekent dat de vorderingen van Nemegheer c.s. niet toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft de vorderingen dan ook terecht afgewezen en hen terecht in de proceskosten veroordeeld. Het hoger beroep slaagt daarom niet. [11]
4.43
Omdat Nemegheer c.s. in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen (hoofdelijk) tot betaling van de proceskosten bij het hof veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [12]
4.44
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 21 juni 2023;
veroordeelt Nemegheer c.s. hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van HZPC:
€ 6.803,- aan griffierecht
€ 10.572,- aan salaris van de advocaat van HZPC (2 procespunten x appeltarief VII)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M. Aksu en H.M. Fahner en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.

Voetnoten

2.Grief I faalt.
3.Vaste rechtspraak van de Hoge Raad, zie onder meer HR 30 juni 1989, NJ 1990/652, HR 6 december 1996, NJ 1997/219, HR 22 oktober 1999, NJ 2000/159 en HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5803.
4.HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5803.
5.HR 22 oktober 1999, NJ 2000/159, ECLI:NL:HR:1999:ZC2994
6.HR 6 december 1996, NJ 1997/219, ECLI:NL:HR:ZC2221 (niet gepubliceerd)
7.Grief X faalt.
8.De grieven III tot en met VII falen.
9.Grief VII faalt.
10.De in 1.8 MvG geformuleerde verholen grief faalt.
11.Grief IX faalt. Bij de bespreking van grief II hebben Nemegheer c.s. geen belang.
12.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.