Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Gelderland. De man, vertegenwoordigd door mr. I.P. Rietveld, verzocht om schorsing van de beschikking waarin hem was opgelegd een bedrag van € 906,- per maand aan de vrouw, vertegenwoordigd door mr. L. Barenbrug, te betalen als partneralimentatie. De rechtbank had deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De man stelde dat de rechtbank ten onrechte het oude artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek had toegepast en dat de alimentatieverplichting volgens het nieuwe stelsel was geëindigd op 20 februari 2025. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke misslag en dat de belangenafweging niet in het voordeel van de man was. De man had niet aangetoond dat zijn belangen bij schorsing zwaarder wogen dan die van de vrouw bij handhaving van de beschikking. Het hof wees het verzoek van de man af en veroordeelde hem in de proceskosten van de vrouw, die op € 2.428,- aan salaris voor de advocaat en € 362,- aan griffierecht werden vastgesteld.