Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die de uithuisplaatsing had verlengd tot 9 mei 2025. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk was en dat er geen andere, minder ingrijpende maatregelen waren geprobeerd. De vader en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (GI) voerden verweer en stelden dat een NIFP-onderzoek noodzakelijk was om de situatie van [de minderjarige] en de terugplaatsingsmogelijkheden te beoordelen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderrechter terecht heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. De moeder had eerder beschuldigingen geuit van seksueel misbruik tegen de vader en de grootmoeder, wat een grote impact op [de minderjarige] heeft gehad. Het hof oordeelde dat er een onderzoek naar de thuissituatie van de moeder en de stiefvader noodzakelijk is voordat [de minderjarige] weer bij hen kan worden geplaatst. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter en stelde dat de continuïteit en veiligheid van de verzorging van [de minderjarige] gewaarborgd moeten zijn.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een gedegen onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de ouders en de psychische gesteldheid van de betrokkenen, voordat er stappen worden ondernomen richting gezinshereniging. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing van [de minderjarige] is verlengd tot 9 mei 2025.