ECLI:NL:GHARL:2025:2489

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
200.347.262
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing vader in Nederland, moeder woont in het buitenland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de vervangende toestemming voor verhuizing van de vader met de kinderen naar [woonplaats2]. De moeder, wonende in Zwitserland, is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 29 juli 2024, waarin de vader toestemming is verleend om met de kinderen te verhuizen. De moeder betwist dat de vader een stabiele omgeving kan bieden en verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 27 maart 2025 plaatsvond. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om de verzoeken van de moeder af te wijzen. Het hof heeft overwogen dat de kinderen sinds het voorjaar van 2022 bij de vader in Nederland verblijven en dat de verhuizing naar [woonplaats2] geen negatieve gevolgen heeft voor het contact tussen de moeder en de kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht vervangende toestemming heeft verleend voor de verhuizing en dat de verzoeken van de moeder om de hoofdverblijfplaats te wijzigen en om deskundigenonderzoek te gelasten, worden afgewezen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.262/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 435476)
beschikking van 24 april 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] , Zwitserland,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.F. van Arkel,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.E. Klaassen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 oktober 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Arkel van 20 februari 2025 met producties;
- een journaalbericht van mr. Klaassen van 12 maart 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 27 maart 2025 in Zwolle plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder ook: de raad).
3. De feiten
3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 maart 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 te [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat het ouderschapsplan van 25 februari 2021 onderdeel uitmaakt van die beschikking.
De ouders hebben ter verduidelijking van hun intenties voor de periode in Zwitserland het zogenoemde Lausanne-document opgesteld.
3.4
De kinderen verblijven sinds het voorjaar van 2022 bij de vader in Nederland. De moeder woont in Zwitserland.
3.5
Bij beschikking van 24 oktober 2023 heeft de rechtbank de beschikking van 17 maart 2021 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan gewijzigd in die zin dat in het kader van de zorgregeling is bepaald:
- tijdens de herfstvakantie zijn de kinderen in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
- tijdens de eerste week van de kerstvakantie zijn de kinderen in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
- tijdens de tweede week volgend op de eerste week van de kerstvakantie zijn de kinderen in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- tijdens de voorjaarsvakantie zijn de kinderen gedurende de even jaren bij de vader en de oneven jaren bij de moeder;
- tijdens de eerste week van de meivakantie zijn de kinderen in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
- tijdens de tweede week van de meivakantie zijn de kinderen in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie zijn de kinderen in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader; in de tweede drie weken van de zomervakantie zijn de kinderen in de even jaren bij de vader en de oneven jaren bij de moeder;
- buiten de schoolvakanties verblijven de kinderen jaarlijks nog vier weken bij de moeder, waarover de ouders in onderling overleg afspraken zullen maken;
- waarbij de overdrachten telkens plaatsvinden op zaterdag 11.00 uur;
- waarbij de moeder zorg dient te dragen voor het halen en brengen van de kinderen van en naar Zwitserland, en indien de moeder in Nederland wil verblijven met de kinderen, de vader zorgdraagt voor het halen en brengen van de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- de vader vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats2] met ingang van 1 augustus 2024, althans het begin van het schooljaar 2024/2025;
- de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven bij basisschool “ [naam1] ”, gevestigd te [woonplaats2] , met ingang van het schooljaar 2024/2025;
- de vader vervangende toestemming verleend om de thans lopende overeenkomst met de BSO te [plaats1] op te zeggen tegen de eerst mogelijke datum en de kinderen in te schrijven bij BSO [naam1] te [woonplaats2] of een BSO naar inzicht van de vader als [naam1] niet beschikbaar is;
- de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en de proceskosten aangehouden;
- de overige verzoeken van de ouders afgewezen.
4.2
In de beschikking van dit hof van 7 januari 2025 heeft het hof de verzoeken van de moeder tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer 200.347.262/02) en het benoemen van een bijzondere curator (zaaknummer 200.347.417) met een gedragswetenschappelijke achtergrond afgewezen.
4.3
De moeder is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en komt daarom in hoger beroep.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en:
I. de verzoeken van de vader af te wijzen, dan wel een beslissing aan te houden totdat onderzoek door (een) deskundige(n) heeft plaatsgevonden die het hof adviseert welke beslissing ten aanzien van alle verzoeken het meest in het belang van de kinderen is;
II. een deskundigenonderzoek te gelasten door [naam2] , dan wel een andere deskundige op het gebied van (dreigend) contactverlies en complexe omgangsproblematiek, dan wel een ouderschapsonderzoek door een forensisch mediator om de dynamiek tussen partijen en de gevolgen daarvan voor de kinderen vast te stellen, en tevens te onderzoeken of er sprake is van een proces dat – zonder juiste en tijdige interventie – zal leiden tot verder contactverlies tussen de moeder en de kinderen en te adviseren welke beslissing ten aanzien van alle verzoeken het meest in het belang van de kinderen is;
subsidiair de raad te vragen om de risico’s voor het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen te onderzoeken en het hof te adviseren welke beslissingen ten aanzien van alle verzoeken het meest in het belang van de kinderen zijn;
III. de hoofdverblijfplaats van de kinderen weer bij de moeder te bepalen en daarbij een passende zorgregeling vast te stellen, waarbij vastgesteld wordt wanneer zij bij de vader zullen zijn, waarbij de moeder verzoekt om de huidige zorgregeling om te draaien en te bepalen dat de kinderen gedurende tien weken per jaar tijdens hun schoolvakanties bij de vader zullen verblijven;
IV. de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen terug te verhuizen naar [woonplaats1] , Zwitserland, en de kinderen daar in te schrijven op basisschool [naam3] en de BSO [naam4] ;
V. te bepalen dat de paspoorten van de kinderen bij de moeder in beheer zullen zijn en de vader te veroordelen om de paspoorten aan de moeder af te geven binnen twee weken na deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vader hiermee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 10.000,-;
VI. bij (gedeeltelijke) afwijzing van een of meer verzoeken van de moeder daarover een beslissing te nemen die het hof het meest in het belang van de kinderen acht;
kosten rechtens.
4.4
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De moeder woont in Zwitserland. De vader en de kinderen wonen in Nederland. Beide ouders en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. Gelet op het internationale karakter van de zaak is eerst aan de orde of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om van de verzoeken kennis te nemen en welk recht op de beoordeling van het verzoek van toepassing is.
Volgens artikel 7 van de Brussel II-ter Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid (waartoe de verzoeken van de moeder behoren), indien het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft op het tijdstip van het verzoek. Beide kinderen hebben en hadden op het tijdstip dat de zaak in eerste aanleg werd aangebracht hun gewone verblijfplaats in Nederland. Daarom komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om van de verzoeken kennis te nemen.
De rechtbank heeft het Nederlandse recht toegepast. Ten aanzien van het toepasselijke recht zijn geen grieven opgeworpen, zodat ook het hof Nederlands recht tot uitgangspunt zal nemen.
juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof bij een geschil over onder andere een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind en/of de hoofdverblijfplaats van een kind een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.4
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, zijn mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
hoofdverblijfplaats kinderen
5.5
De moeder heeft met betrekking tot haar verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen aangevoerd dat de rechtbank er destijds bij de beslissing om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen van is uitgegaan dat de vader de kinderen een stabiele omgeving kon bieden. Uit de informatie in deze procedure blijkt volgens de moeder dat dat niet het geval is. Zij kan de kinderen deze stabiele situatie bij haar in Zwitserland wel bieden.
5.6
De vader betwist de stelling van de moeder dat hij de kinderen geen stabiele omgeving kan bieden en stelt dat er ten opzichte van de situatie in 2023 niets veranderd is. Hij woont sinds de zomervakantie 2024 in [woonplaats2] met de kinderen. [woonplaats2] is een vertrouwde omgeving voor de kinderen en zij voelen zich daar gelukkig. Zij maken onderdeel uit van de dorpsgemeenschap en er is voor het gezin in [woonplaats2] een vangnet van familie en vrienden.
5.7
Het hof leidt uit de stellingen van de moeder af dat zij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van de kinderen in de beschikking van 24 oktober 2023. De moeder is van deze beslissing echter destijds niet in hoger beroep gekomen, dus het uitgangspunt is dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. Voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats moet sprake zijn van een relevante wijziging van omstandigheden. De enige wijziging van omstandigheden ten opzichte van de situatie destijds is naar het oordeel van het hof dat de vader wilde verhuizen en inmiddels is verhuisd van [plaats1] naar [woonplaats2] . Deze verhuizing heeft naar het oordeel van het hof geen consequenties voor de opvoedingssituatie van de kinderen bij de vader. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank op dit punt in de bestreden beschikking na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne.
Verder gaat het hof voorbij aan de voor het eerst in hoger beroep ingenomen stellingen van de moeder dat in het gezin sprake was van intieme terreur dan wel dwingende controle door de vader en dat dat nu nog steeds het geval is. In de door de moeder in hoger beroep overgelegde stukken leest het hof geen aanwijzingen voor haar vergaande beschuldigingen, waarvan een deugdelijke onderbouwing dan ook ontbreekt.
De verzoeken van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en bij haar vast te stellen en om vervangende toestemming te verlenen om naar Zwitserland te verhuizen en de kinderen aldaar op een basisschool in te schrijven worden daarom door het hof afgewezen.
vervangende toestemming
5.8
De vader heeft in eerste aanleg vervangende toestemming voor een verhuizing van [plaats1] naar [woonplaats2] verzocht, omdat de volledige zorg voor de kinderen in combinatie met zijn werk zwaar voor hem is. Hij is in [woonplaats2] opgegroeid en zijn ouders, zijn twee broers met hun gezinnen en een deel van zijn vrienden wonen nog steeds in [woonplaats2] . Wanneer de vader in [woonplaats2] woont met de kinderen kan hij zijn netwerk makkelijker inschakelen om hem bij de zorg voor de kinderen te ondersteunen.
Kort nadat de rechtbank de toestemming voor de verhuizing heeft verleend, is de vader naar [woonplaats2] verhuisd. De kinderen konden hun nieuwe schooljaar 2024/2025 starten in [woonplaats2] . Volgens de vader ontwikkelen de kinderen zich heel goed sinds zij in [woonplaats2] wonen. De vader heeft nader toegelicht dat hij de moeder heeft gekend in het maken van keuzes voor school, sport en huisarts.
Een verhuizing terug naar [plaats1] is volgens de vader niet meer mogelijk, omdat hij daar nu geen woning meer heeft. De moeder komt - aan de hand van de hiervoor genoemde verhuiscriteria - tot de conclusie dat de rechtbank geen vervangende toestemming had mogen verlenen aan de vader om te verhuizen, en zeker niet zonder voorafgaand (deskundigen)onderzoek.
5.9
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om te kunnen beslissen en ziet geen aanleiding om een onderzoek door een deskundige, dan wel een ouderschapsonderzoek door een forensisch mediator te gelasten, omdat er geen concrete zorgen zijn die nader onderzoek nodig maken.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat een verhuizing van [plaats1] naar [woonplaats2] in het belang van de kinderen is. Zij gingen al regelmatig naar familie en bekenden in [woonplaats2] op bezoek en door de verhuizing kan de vader meer steunen op dit netwerk. Inmiddels is duidelijk dat de verhuizing gunstig is uitgepakt en dat de kinderen het naar hun zin hebben in [woonplaats2] . De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bevestigd dat een verhuizing van de vader met de kinderen terug naar [plaats1] niet in het belang van de kinderen is.
Tot slot neemt het hof nog in aanmerking dat de verhuizing geen negatieve consequenties heeft voor het contact tussen de moeder en de kinderen. De moeder woont immers in Zwitserland. Omdat zij inmiddels geen werkzaamheden en woonruimte meer in [plaats1] heeft, heeft zij van haar zijde ook geen specifiek belang meer bij een situatie dat de kinderen dichter bij [plaats1] wonen.
Op basis van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede grond vervangende toestemming voor de verhuizing naar [woonplaats2] heeft verleend en dat deze beslissing in stand moet blijven. De verzoeken van de moeder tot afwijzing van het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de verhuizing en een deskundigenonderzoek, dan wel een ouderschapsonderzoek door een forensisch mediator te gelasten moeten daarom naar het oordeel van het hof eveneens worden afgewezen.
hulpverleningstrajecten ten behoeve van de ouders
Duidelijk is dat de communicatie over de planning en uitvoering van de zorgregeling niet naar behoren verloopt en dat er minder contact is tussen de moeder en de kinderen dan waarin was voorzien. Dit zal een negatieve weerslag hebben op de kinderen, ook al ontwikkelen zij zich goed.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders gaan deelnemen aan een traject solo parallel ouderschap of ouderschapsbemiddeling en dat zij hulp voor zichzelf inschakelen om los te komen van het verleden. De zorgregeling is voldoende duidelijk, vindt de raad. Om te voorkomen dat er steeds nieuwe discussies ontstaan bij het maken van uitvoeringsafspraken kunnen de ouders bijvoorbeeld jaarlijks in december met elkaar in overleg treden en een schema maken voor de uitvoering van de zorgregeling ten aanzien van het contact tussen de moeder en de kinderen voor het hele jaar.
beheer paspoorten
5.1
Nu de vader de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft en houdt, dient hij ook het beheer over de paspoorten te houden. De moeder heeft bovendien onvoldoende onderbouwd gesteld dat de vader de paspoorten niet aan haar afgeeft wanneer de kinderen bij haar verblijven. Ook het verzoek van de moeder om de paspoorten van de kinderen aan haar in beheer te geven zal daarom door het hof worden afgewezen.
conclusie
5.11
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep van de moeder niet. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissingen over de vervangende toestemming om te verhuizen naar [woonplaats2] , om de kinderen in te schrijven op de basisschool “ [naam1] ” en in te schrijven bij een andere BSO bekrachtigen.
5.12
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 juli 2024 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en M.L. van der Bel, bijgestaan door de griffier, en is op 24 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.