ECLI:NL:GHARL:2025:2431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
21-000550-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van meermalen verkrachting van de benadeelde partij, gepleegd op 3 juli 2020 in een kringloopwinkel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 48 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die verklaarde dat zij onder dwang en bedreiging met geweld door de verdachte was gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte had gedreigd haar zoontje iets aan te doen als zij niet meewerkte. Het hof heeft de verklaringen van de benadeelde partij als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank had eerder de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft deze vordering in hoger beroep opnieuw beoordeeld en een totaalbedrag van € 21.151,05 toegewezen, inclusief immateriële en materiële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, wat heeft geleid tot de verhoging van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000550-24
Uitspraak d.d.: 22 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2024 met parketnummer 16-020595-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 12.174,25, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat een bedrag van € 8.360,72 aan proceskosten kan worden toegekend. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. S. Drent, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. R. Korver, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 26 januari 2024 verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 15.146,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Verdachte is veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 2.298,00.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en tot een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te [plaats 1] , [gemeente] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand, te weten [benadeelde] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- zijn penis in de vagina van [benadeelde] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van [benadeelde] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van [benadeelde] gebracht en/of geduwd en/of bewogen;
bestaande het geweld en/of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, terwijl [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, tegen verdachte heeft gezegd het niet te willen en/of het niet te kunnen,
- ( onverhoeds) zijn hand in de broek/legging en/of onderbroek van [benadeelde] heeft gedaan en/of heeft geprobeerd die broek/legging naar beneden te trekken en/of
- ( onverhoeds) zijn vinger(s) in de vagina van [benadeelde] heeft gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: “Er is niemand die jou hier hoort, dus ik kan met je doen wat ik wil” en/of “Als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik zeg anders haal ik hem van school en zie je hem nooit meer” en/of “Dit is je allerlaatste kans anders ga ik je heel hard in je kont neuken” en/of “Als je aangifte gaat doen laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen, maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- [benadeelde] gedwongen en/of medegedeeld dat zij haar broek uit moest doen en/of hem moest (blijven) aankijken en/of niet mocht huilen en/of hem moest zoenen en/of zijn ballen moest likken en/of
- [benadeelde] bij de keel vastgepakt en/of
- het hoofd van [benadeelde] naar beneden, richting zijn penis, te duwen en/of te bewegen en/of - (aldus) (telkens) voor [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 4 juli 2020, als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2022, dossier ZZ03ELON32, genummerd 2020213108 / MDRBC21122, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 162, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [benadeelde] , p. 9-10:
Op 3 juli 2020 zijn [verdachte] en ik de kringloopwinkel in [plaats 1] binnengegaan. Achter in de winkel staat een grote bank en ik ging liggen. Ik werd op een gegeven moment wakker en voelde en zag dat [verdachte] naast me lag. Hij probeerde mijn broek te openen. Ik zei: "nee, ik wil dit niet, ik kan dit niet." Ik voelde dat hij doorging. Ik probeerde hem weg te krijgen, maar dit lukte niet. Hij is groot en veel sterker dan dat ik ben. [verdachte] duwde zijn hand verder in mijn broek en ik hoorde dat hij tegen mij zei: "niemand kan je hier horen, ik kan doen wat ik wil." Ik besefte toen dat het niet goed ging komen. [verdachte] deed mijn broek uit, waarop ik mijn hoofd wegdraaide. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ik wat enthousiaster moest zijn. Als ik dit niet deed, zou hij mij veel pijn gaan doen. Ik hoorde dat hij mij bedreigde door te zeggen: "werk je niet mee, dan haal ik je kind van school en laat ik die verdwijnen." Ik werd hier zo bang van dat ik meewerkte. Hij wilde zoenen en ik moest beter gaan liggen, zodat hij erbij kon. Hierop herhaalde hij: "je bent niet zo zuinig op je kind he?!" Ik zag dat hij zijn broek uittrok en ik moest aan zijn piemel zitten. Dit lukte niet, vanwege mijn weerzin. Ik lag op mijn zij en hij probeerde via de achterkant naar binnen te gaan. Dit ging niet, waarop hij op mij ging liggen. Ik lag op mijn rug en hij lag op mij en ging met zijn piemel in mijn vagina. Ik werkte niet mee en hij zei dat dit mijn laatste kans was, anders zou hij mij pijn doen. Hierop pakte hij mij bij mijn keel. Ik deed hierop mijn benen uit elkaar, zodat hij er beter bij kon. Hij had seks met mij, ik niet met hem. Ik hoorde dat hij zei dat ik hem aan moest blijven kijken tijdens de seks. Ik moest het vervolgens afmaken door hem te pijpen. Hij kwam klaar in mijn mond. Ik spuugde dit terug op zijn lichaam. Ik ben volgens mij weer in slaap gevallen. Dit moet tussen 06.00 en 07.00 uur zijn geweest. Dus kort daarvoor had hij seks me. Ik werd rond 09.00 uur wakker en voelde dat [verdachte] weer naast me lag. Hij had weer seks met me en ik moest het afmaken door hem te pijpen. Hij kwam klaar in mijn mond. Ik ben toen naar het toilet gegaan en heb het uitgespuugd.
2. Een proces-verbaal aangifte van 15 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [benadeelde] , p. 18-22 van voornoemd dossier:
Tijdens dat het gebeurde, zei hij dat wij dit vaker moesten doen en dat het ons geheimpje was en dat ik wist wat de consequenties zouden zijn als ik het niet zou doen. Ik heb gezegd dat ik het niet wilde. In de Kringloop ben ik gaan slapen op de bank. Ik had een legging aan. Ik werd wakker van een hand op mijn onderbuik. Ik deed die hand weg en zei: "wat doe je nou, ik wil slapen, niet doen". Hij ging weer met zijn hand op mijn buik en naar beneden. Hij ging met zijn hand mijn broek in maar niet mijn onderbroek. Ik pakte zijn hand weer met mijn hand en probeerde zijn hand omhoog te trekken maar hij ging met zijn hand naar beneden. Ik zei dat ik het niet wilde en dat ik het ook niet kon. Maar hij zette nog meer kracht om helemaal met zijn hand in mijn broek te komen. Hij fluisterde zachtjes in mijn oor: " [benadeelde] er is niemand die jou hier hoort dus ik kan met je doen wat ik wil". Ik zei tegen hem dat ik het niet wilde. Ik heb dat wel tien keer achter elkaar gezegd. Terwijl ik dat zei, had hij zijn hand omhoog gedaan en ging met zijn hand in mijn onderbroek. Ik probeerde dat tegen te gaan, maar het lukte me gewoon niet. Hij ging eigenlijk heel snel met zijn vinger in mijn vagina en hij allemaal heel wild. Ik zei alleen maar continue dat ik het niet wilde. Hij zei dat ik het heus wel lekker vond. Hij heeft toen mijn legging van mijn billen gedaan. Hij zei eerst nog: "niemand die hier achter komt, je gaat het aan niemand vertellen". Hij zei: "als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik je zeg anders haal ik hem van school en zie je hem nooit meer". Wij lagen toen al "lepeltje lepeltje" en hij probeerde in mij te komen, met zijn piemel in mijn vagina. Hij deed spuug aan zijn hand en daarna aan zijn piemel en aan mijn vagina. Hij deed mijn onderbroek een beetje aan de kant. Het lukte niet echt goed, hij is toen een stukje met zijn piemel in mijn vagina geweest. Ik moest van hem op mijn rug gaan liggen maar dat wilde ik niet. Hij zei toen weer dat hij anders mijn zoontje wat aan zou doen. Ik ben toen op mijn rug gaan liggen. Hij zei dat ik mijn broek uit moest doen. Ik deed dat niet. Hij zei toen dat dit mijn allerlaatste kans was en als ik dat niet deed zou hij mij heel hard in mijn kont neuken. Ik heb toen mijn broek en onderbroek uitgedaan en ging liggen zodat hij erbij kon. Hij kwam boven me, hij kwam met zijn piemel in mijn vagina. Dat was ook heel ruw en stootten. Ik lag met mijn armen voor mijn gezicht en deed mijn gezicht opzij want ik moest huilen. Hij zei dat ik niet moest huilen. Hij zei: “ [benadeelde] je mag niet huilen”. Hij duwde mijn armen weg en zei dat ik hem aan moest kijken. Hij zoende mij aan mijn zijkant, omdat ik mijn gezicht wegdraaide. Hij pakte mijn onderkaak en gleed met zijn hand naar mijn keel. Hij zei “je begrijpt het echt niet, je moet nu even mee gaan werken en je moet me zoenen”. Dat heb ik toen gedaan. Ik zoende hem op zijn mond. Hij zat toen nog met zijn piemel in mijn vagina. Hij zei: "als je hier aangifte van gaat doen, laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken". Hij zei toen ook: “volgens mij kan jij ook wel lekker pijpen". Hij drukte mijn hoofd naar beneden. Ik vond het zo walgelijk maar ik kon niet anders en hij had ook wel door toen hij over mijn zoontje begon, hij mij in een hoekje had. Dus toen hij mij duwde ben ik met mijn mond naar beneden gegaan. Hij stuurde dat, ik deed mijn mond open en toen ging hij met zijn piemel in mijn mond. Dat ging ook vrij ruw en ik moest ervan kokhalzen. Hij ging zich aftrekken en ik moest van hem aan zijn ballen likken. Hij zei dat ik helemaal onderaan moest beginnen. Ik vond dat walgelijk, het stonk. Hij ging door met aftrekken, trok mijn hoofd omhoog, deed zijn piemel in mijn mond en kwam klaar in mijn mond. Ik was heel erg aan het trillen. [verdachte] zei toen: "je bent bang he". Ik zei: "ja". Hij zei: "dat is maar goed ook, je weet wat de consequenties zijn als je er wat mee doet". Hij zei: “denk er maar goed om dat je hier morgen nog ligt.” Ik was zo bang dat ik zelfs niet durfde te huilen. Ik ben in slaap gevallen. Ik werd wakker van de wekker. [verdachte] had de wekker gezet. Ik werd rond 08:30 uur wakker, of 09:00 uur, ik weet dat niet zeker. Hij drukte toen met zijn onderlichaam tegen mijn billen aan. Ik voelde dat hij een erectie had. Ik zei toen tegen hem: “alsjeblieft niet nog een keer". Hij deed mijn broek en mijn onderbroek van mijn billen en we lagen "lepeltje, lepeltje". Hij deed zijn piemel in mijn vagina. Hij ging meteen weer als een of andere wilde. Ik zei dat ik het niet wilde. Hij zei toen: " [benadeelde] je gaat hier geen aangifte van doen en als je het wel doet, weet je wat de consequenties zijn" Hij zei dit meerdere keren terwijl hij bezig was. Hij zei: "maak het maar even af met je mond". Ik wilde het niet. Hij zei: "doe nou maar heel even je best dan is het sneller over". Ik dacht toen dat dat wel zo was, maar ik kon mijn best niet doen omdat het niet normaal was en niet fijn voelde. Hij heeft zich toen weer afgetrokken en op het laatste moment duwde hij mijn hoofd weer naar zijn piemel, ik deed mijn mond open en toen kwam hij klaar in mijn mond.
V: Hoe laat gebeurde dat de eerste keer?
A: Rond 06:00 uur vermoed ik.
V: Hoezo vermoed je dat?
A: Ik denk dat we rond 05:30 uur ongeveer in de Kringloop waren.
De tweede keer was rond 09:00 uur toen de wekker. [verdachte] had de wekker van zijn
telefoon gezet. Hij zette de winkel (het hof begrijpt: de wekker) omdat de Kringloop winkel open moest. De winkel gaat om 10:00 uur open.
V: Wat maakte het dat je na de eerste keer dat hij seks met je had niet weggegaan
bent?
A: Omdat hij tegen mij had gezegd dat ik er voor moest zorgen dat ik er 's morgens
nog moest liggen. Ik was doodsbang en ben er gebleven. Mijn telefoon lag in mijn
jaszak en mijn jas lag over de stoel.
V: Waar was je doodsbang voor?
A: Ik was bang voor mezelf en niet voor mezelf. Het heftigste wat hij mij pijn gedaan
heeft, was dat hij mijn keel dichtkneep. Ik was doodsbang dat hij [naam 1]
iets aan zou doen. Ik was bang dat hij alles zou doen, hij had gezegd dat hij mijn
zoontje van school zou halen en zou laten verdwijnen. Hij zei ook over mijn zoontje
dat hij hem zou verminken. Hij mij zou verminken. Hij had gezegd dat hij mijn zoontje
van school zou halen of dat mijn zoontje weg zou zijn als ik een keer niet op zou
letten.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een bij het proces-verbaal van aangifte van 15 juli 2020 gevoegd whatsapp gesprek tussen [benadeelde] en [getuige 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p.44 en 46-48 van voornoemd dossier:
03-07-2020
[benadeelde] : Het gaat helemaal niet goed… en ik kan het je niet vertellen, zeker niet over de app
[benadeelde] : Er heeft iemand seks met mij gehad vannacht
[getuige 2] : Ok
[benadeelde] : Een Man
[getuige 2] : Als in met jou, jij niet met hem?
[benadeelde] : En ik wilde dat niet
[getuige 2] : Jezus
[benadeelde] : En het was zo verschrikkelijk. Hij zei [benadeelde] niemand hoort jou toch dus ik kan met je doen wat ik wil
[getuige 2] : Dus hij kende je??
[benadeelde] : Ja. Ik heb de hele dag gehuild en gespuugd. Maar ik kan het [getuige 3] niet vertellen.
[getuige 2] : Hij heeft je verkracht dus?
[benadeelde] : Hij heeft verschrikkelijke dingen gedreigd. Dat hij [naam 1] laat verdwijnen.
[benadeelde] : Ik heb vanaf zijn eerste aanraking gezegd dat hij moest stoppen.
[benadeelde] : Hij heeft verschrikkelijke dingen gezegd. Zodat ik beter mee zou werken. T was ook niet 1 keer.
4. Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 20 september 2021 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p. 84-85 van voornoemd dossier:
De volgende dag belde ik haar (het hof begrijpt: [benadeelde] ) of ze veilig thuis was gekomen. Ze huilde heel erg aan de telefoon. Ik ben door gaan vragen wat er aan de hand was. Ze zei dat ze misbruikt was. Ze huilde zo flink dat ze moeilijk uit haar woorden kwam. Ik kwam bij haar thuis. Ik vond een hoopje mens. Ze vertelde hoe de avond was gegaan. Die man had een ander idee over slapen. Ze had hem een aantal keren proberen af te wimpelen en gezegd dat ze er geen zin in had en wilde slapen. Die boodschap kwam niet over. Hij drukte zijn zin door. Hij zette gewoon door en zei dat als ze het nu niet deed, hij haar kleine zoon wat aan zou doen. Ik begreep dat ze seks hebben gehad, wat zij niet wilde. Het stukje bedreigen maakte dat ze niet durfde te vertrekken. Ik geloof dat het in de ochtend nog een keer is voorgekomen, hetzelfde als wat daarvoor al was gebeurd. Dus een herhaling van de seks die zij niet wilde. Toen ik die middag rond 14:00 uur daar aankwam, vond ik een hoopje mens in een badjas, helemaal in elkaar gekropen. Toen ik daar was en ze het bovenstaande vertelde, heeft ze een paar keer boven het toilet gehangen, omdat ze er zo misselijk van werd.
5. Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p. 95-97 van voornoemd dossier:
Ik had whatsappcontact (het hof begrijpt: met [benadeelde] ). Ik kreeg vrij snel antwoord van "het gaat niet zo goed." "Iemand heeft seks met mij gehad" zei ze. Ik zei "dat is niet iets wat jij wilde." Dat bevestigde ze. Ik ben naar haar toegegaan. Ik vond het belangrijk dat [getuige 3] het zou weten. Ze zei: “ik kan er niet over praten.” Ik wilde haar vasthouden maar ze wilde niet. Ze zag er verschrikkelijk uit. Ik voelde veel zorg voor [benadeelde] . Ik zag een gebroken [benadeelde] zitten. Dit is haar overkomen, dat voelde ik. We hebben gewacht op [getuige 3] . Ik zei dat [benadeelde] en ik hem wat moesten vertellen. Ik zei dat ik een berichtje had gekregen van [benadeelde] en dat daarin stond dat iemand seks met haar heeft gehad tegen haar wil in. [benadeelde] ging huilen. In haar gezicht was het opgezwollen van het huilen. Ze had warrig haar en was schrikkerig. Ik wilde haar omhelzen en ze trok terug en verstijfde toen. Dat was ook haar houding op de bank. Vanaf toen tot aan nu is het een andere [benadeelde] . Ze is moeilijk te benaderen sinds het gebeurd is, in emotie. Ik weet dat ze oraal dingen heeft moeten doen en dat hij haar familie zou afmaken, hij zou haar kind vermoorden en hij zou haar gezicht volledig verminken.
6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 16 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p. 78-81 van voornoemd dossier:
Mijn vrouw (het hof begrijpt: [benadeelde] ) is er stuk van. Ik kwam vrijdag terug van mijn werk. Ik merkte wel iets. Er was een soort van spanning. Er was een vriendin van [benadeelde] . Ik moest gaan zitten en ze zei dat [benadeelde] iets moest vertellen. Ze vertelde wat er was gebeurd. Ze wilde geen aangifte doen omdat hij haar bedreigd had, ook met [naam 1] . [benadeelde] was heel erg bang. [benadeelde] was een wrak. Ik hoorde dat ze heel verdrietig was en heel erg moest huilen. Ik weet dat [benadeelde] het heeft laten gebeuren omdat ze bang was.
Ik weet dat hij in haar is geweest en haar heeft verkracht. lk weet dat ze een klodder heeft weg gespuugd. Ze heeft zich stilgehouden omdat hij haar dreigde iets aan te doen, ze zou van zich hebben af geslagen. Hij heeft [naam 1] wel eens gezien en zei dat hij [naam 1] zou ophalen van school. Ik weet dat [benadeelde] het heeft laten gebeuren omdat ze bang was. lk weet niet of ze in slaap gevallen zijn maar later is het nog een keer gebeurd en heeft hij nog een keer gedaan met haar wat hij maar wilde. Hij was sterker. [benadeelde] kwam op mij over als een bang geschrokken meisje in tranen. Ze schaamde zich. [benadeelde] was heel lang bang voor [verdachte] . Hij heeft gedreigd om dingen te doen met [naam 1] .
7. Een proces-verhaal van verhoor van [getuige 4] van 22 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige, p. 89-92 van voornoemd dossier:
V: Waar ken je [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) van?
A: Hij wordt ook wel [bijnaam verdachte] genoemd. Ik opende een kringloopwinkel in [plaats 1] . Hij kwam bij mij om vrijwilligerswerk te doen. (..)
V: Wat vertelde [benadeelde] aan jou?
A: Dat [bijnaam verdachte] haar naar huis bracht. Haar vriend had de deur op slot gedaan, dus ze kon haar huis niet in. [bijnaam verdachte] stelde voor dat ze in mijn kringloop kon slapen, want hij had de sleutel. Dat heeft ze gedaan. En toen is het gebeurd. Dat ze achter de winkel op een bank ging liggen. Toen vergreep hij zich aan haar. Ik heb niet gevraagd om alle details. Ik weet dat hij haar bij haar keel pakte en dat ze tegenstribbelde. (…)
V: Weet u waar de verkrachting in jouw winkel heeft plaatsgevonden tussen [benadeelde] en
[verdachte] ?
A: (…) Achterin mijn winkel stond een hele mooie bank. Ik had hem sinds een dag of twee in de winkel staan. [bijnaam verdachte] zei die ochtend dat we die bank in de bus moesten gooien en weg moesten doen. [bijnaam verdachte] zei dat die bank te groot was en echt weg moest. (…) [bijnaam verdachte] zei dat er een hoop spullen bij zouden komen en die bank moest en zou weg. (…) [bijnaam verdachte] heeft diezelfde dag de bank naar de vuilstort gebracht.
8. Een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 1 februari 2022 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant] , p. 100-101 van voornoemd dossier:
Het slachtoffer, [benadeelde] , is op 4 juli 2020 door de forensisch arts onderzocht. De arts gaf aan enig letsel te zien aan de vagina.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een afdruk uit het patiëntenportaal
Mijn UMC [plaats 2]van 20 december 2022 betreffende [benadeelde] , als losse bijlage bij voornoemd dossier gevoegd, voor zover inhoudende, p.2:
4-7-2020
Lichamelijk onderzoek.
Wel verricht door Forensisch Arts, met alleen excoriatie vaginaal en hematomen multipel over lichaam verspreid.
10. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
T.a.v. de stapavond van 2 op 3 juli 2020
Wij hebben toen seks met elkaar gehad. (…) De door haar beschreven seksuele handelingen kunnen best waar zijn. Wij hebben immers vaginale en orale seks gehad. De volgorde van de beschreven handelingen komt ook overeen.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank heeft in haar vonnis van 26 januari 2024 het volgende overwogen met betrekking tot het bewijs:
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aangeefster [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) en verdachte op 3 juli 2020 seks met elkaar hebben gehad in een kringloopwinkel in [plaats 1] , waarbij onder meer sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde] met de penis van verdachte. Dit wordt zowel door verdachte als [benadeelde] verklaard. De verklaringen van [benadeelde] en verdachte lopen echter voor het overige uiteen. [benadeelde] stelt dat zij door verdachte is verkracht en dat dit tweemaal kort achter elkaar is gebeurd. Verdachte verklaart echter dat zij slechts éénmaal seks hebben gehad en dat dit met instemming van [benadeelde] was.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat in een zedenzaak zich vaak de situatie voordoet dat alleen het slachtoffer en verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Bij een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak het geval is, brengt dit in veel gevallen mee dat de verklaring van het vermeende slachtoffer als belangrijkste bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op grond van enkel de verklaring van het vermeende slachtoffer.
Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste
rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd. De rechtbank ziet zich dus gesteld voor de vraag of de verklaring van [benadeelde] betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde] tijdens het informatief gesprek zeden en bij haar aangifte consistent, gedetailleerd en volledig heeft verklaard over wat er volgens haar op 3 juli 2020 is gebeurd en welke seksuele handelingen verdachte bij haar heeft verricht. Ook heeft zij consistent verklaard over de wijze waarop zij verdachte heeft afgewezen toen hij voor het eerst toenadering zocht en haar later vroeg bepaalde handelingen uit te voeren. Bij weerstand of weigering door [benadeelde] dreigde verdachte volgens haar met consequenties als zij niet deed wat hij van haar vroeg; zo dreigde hij onder meer haar zoontje te laten verdwijnen en het gezicht van [benadeelde] te verminken. Ook met betrekking tot deze bedreigingen is de verklaring van [benadeelde] consistent en concreet. Zo heeft [benadeelde] zowel tijdens het informatieve gesprek als tijdens haar aangifte verklaard dat verdachte zou hebben gezegd “Niemand kan je hier horen, ik kan doen wat ik wil.” Deze bedreiging komt ook bijna woordelijk terug in het whatsappcontact dat [benadeelde] op 3 juli 2020 met [getuige 2] heeft. Hetzelfde geldt voor de bedreigingen richting het zoontje van [benadeelde] , [naam 1] . Dat verdachte heeft gedreigd met het laten verdwijnen van [naam 1] komt zowel terug in het informatief gesprek zeden als tijdens de aangifte als in het whatsappgesprek met [getuige 2] . Voorts komt het de betrouwbaarheid van de verklaring ten goede dat [benadeelde] op meerdere momenten beschrijft welke – door verdachte aan haar opgedragen – specifieke handelingen weerstand en walging bij haar opriepen. Die walging komt in het hierna te bespreken steunbewijs meermaals naar voren. De rechtbank ziet, gelet op voornoemde overwegingen, geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde] en is dan ook van oordeel dat die verklaringen als uitgangspunt kunnen dienen bij de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaringen van [benadeelde] voldoende steun vinden in overige onderzoeksbevindingen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
De aangifte vindt allereerst steun in de getuigenverklaring van een vriend, [getuige 1] , als ‘disclosure-getuige.’ [getuige 1] heeft in de namiddag van 3 juli 2020 telefonisch contact met [benadeelde] gehad om te vragen of zij veilig thuis was gekomen. Omdat [benadeelde] aan de telefoon erg huilde, is hij bij haar langsgegaan. De beschrijving die [getuige 1] van [benadeelde] geeft, ondersteunt de verklaring van [benadeelde] dat zij is gedwongen tot seks met verdachte en bevestigt de walging die zij daarbij heeft gevoeld. Zo verklaart [getuige 1] dat [benadeelde] erg huilde en moeilijk uit haar woorden kwam. Hij trof ‘een hoopje mens’ aan en beschrijft dat [benadeelde] , terwijl zij vertelde over wat er was voorgevallen met verdachte, meerdere keren boven het toilet heeft gehangen omdat zij zo misselijk was. Ook komt in zijn verklaring – in nagenoeg dezelfde bewoordingen – terug dat verdachte [benadeelde] heeft gedwongen tot de seksuele handelingen door te dreigen met geweld tegen haar en haar zoontje.
In de tweede plaats wordt de verklaring van [benadeelde] ondersteund door de getuigenverklaringen van haar partner [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en vriendin,
[getuige 2] . Beiden hebben binnen 24 uur na het voorval contact met [benadeelde] gehad. [getuige 3] heeft verklaard dat toen [benadeelde] hem vertelde over hetgeen gebeurd was, zij op hem overkwam als een bang en geschrokken meisje in tranen. Ook uit de verklaring van [getuige 2] volgt dat zij hevige emoties bij [benadeelde] heeft waargenomen op het moment dat [benadeelde] over het voorval vertelde. [benadeelde] heeft [getuige 2] de dag na het voorval via WhatsApp laten weten dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Wanneer [getuige 2] [benadeelde] kort daarna bezoekt, treft ook zij een gebroken [benadeelde] aan. Zo verklaart zij dat [benadeelde] er verschrikkelijk uitzag, omdat haar gezicht opgezwollen was van het huilen. Ze wilde niet vastgehouden worden, want ze verstijfde als [getuige 2] haar wilde omarmen en was schrikkerig. [getuige 2] verklaart dat [benadeelde] sinds het voorval is veranderd en moeilijker te benaderen is. Ook aan [getuige 2] verklaart [benadeelde] consistent ten aanzien van de dwang die verdachte op haar heeft uitgeoefend en de dreiging met geweld richting haarzelf en haar zoontje.
Tot slot biedt de letselverklaring, opgenomen in het proces-verbaal forensisch onderzoek, steun aan de verklaringen van [benadeelde] . Daaruit volgt dat de arts een dag na het voorval letsel aan de vagina van [benadeelde] heeft vastgesteld, welk letsel voor [benadeelde] schraal aanvoelde. Dit geconstateerde letsel vormt een indicatie voor seksuele handelingen die onder dwang en/of ruw hebben plaatsgevonden.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat [benadeelde] betrouwbaar heeft verklaard, dat haar verklaring steun vindt in andere onderzoeksbevindingen en dat er geen contra-indicaties zijn die een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg staan. De rechtbank overweegt daarbij ook dat verdachte zelf weinig tegenover de gedetailleerde verklaringen van [benadeelde] heeft gesteld. Hij heeft zich aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht en heeft later volstaan met in zijn algemeenheid te verklaren dat de seks vrijwillig was. Op vragen hoe een en ander dan precies was verlopen, kon hij echter veelal geen antwoord geven omdat ‘hij het niet meer weet.’ De conclusie is dan ook dat er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [benadeelde] meermaals heeft verkracht.
Verweren in hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Het hof zal hierna ingaan op de gevoerde verweren.
Betrouwbaarheid
De raadsvrouw heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar zijn. Daartoe is gesteld dat aangeefster heeft verklaard dat de tweede verkrachting rond negen uur in de ochtend heeft plaatsgevonden en dat dit niet past in de tijdslijn, gelet op de locaties waar verdachte daarna is geweest, waarna hij om tien uur terug was bij de kringloopwinkel. Haar verklaring zou daarom op dit punt niet accuraat zijn.
Het hof kan zich verenigen met de hierboven weergegeven overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en maakt deze tot de zijne. Het hof merkt daarbij op dat verklaringen van getuigen in het algemeen op onderdelen of op detailniveau gebreken kunnen vertonen, hetgeen te wijten kan zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties ontstaan door het delict of door tijdsverloop. Dat maakt die verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd. Het hof constateert in dit verband dat de verdediging slechts één onderdeel uit de verklaringen van aangeefster heeft gelicht.
Aangeefster heeft op dit punt verklaard dat zij rond negen uur ’s ochtends voor een tweede keer door verdachte is gedwongen tot seks. Zij heeft dit tijdstip op het ene moment tijdens haar aangifte gekoppeld aan een wekker, maar op een eerder moment in haar aangifte heeft aangeefster ook aangegeven dat ze er niet zeker van was. Daar heeft zij immers verklaard: “Ik werd rond 8.30 wakker, of 09.00 uur, ik weet dat niet zeker.” Het hof begrijpt dit zo, dat aangeefster op basis van haar herinnering een zo goed mogelijke schatting heeft gemaakt van het tijdstip waarop dit plaatsvond, maar dat daarbij enige marge ingebouwd moet worden. Het hof ziet, zeker met ingebouwde marge, maar ook wanneer het tijdstip van negen uur exact zou kloppen, niet in waarom er voor verdachte onvoldoende tijd en gelegenheid zou zijn geweest om aangeefster daarna naar huis te brengen en vervolgens [getuige 4] op te halen en terug naar de kringloopwinkel te rijden om daar om tien uur weer te zijn. [getuige 4] heeft in haar getuigenverklaring bij de raadsheer-commissaris immers verklaard dat zij met de scooter in een kwartier, twintig minuten van [plaats 3] naar [plaats 1] reed. Het hof stelt vast dat het woonadres van aangeefster in [plaats 4] zich op deze route bevindt, zodat de gehele route heen en terug in globaal 40 minuten zou kunnen worden afgelegd.
Het hof voegt daaraan toe dat het exacte tijdstip waarop het tweede seksuele contact plaatsvond op het geheel van de verklaringen van aangeefster van relatief ondergeschikte betekenis is. Ook wanneer aangeefster zich – onder invloed van emoties - heeft vergist in het tijdstip, zou dit aan de totale indruk van de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet afdoen.
De verdediging heeft verder nog aangevoerd dat aangeefster na het eerste seksuele contact niet is weggegaan en dat zij in slaap is gevallen. Het hof ziet daarin, anders dan de verdediging, geen contra-indicaties voor de juistheid van de verklaringen van aangeefster, die daarover heeft verklaard dat zij uit angst voor verdachte niet uit de kringloopwinkel weg durfde te gaan. Het hof acht deze verklaring aannemelijk. Dat aangeefster ondanks de traumatische gebeurtenissen in slaap is gevallen, mag de verdediging opmerkelijk vinden, maar is niet onmogelijk.
Het feit dat zij zich door verdachte met de scooter liet thuisbrengen ziet het hof, anders dan de verdediging, ook niet als een contra-indicatie voor de juistheid van aangeefsters verklaring. Integendeel, aangeefster heeft hierover letterlijk verklaard: “ [verdachte] zei tegen mij: "Zal ik jou maar even naar [plaats 4] brengen dan?" Ik wist niet meer wat boven of onder was en het enige wat ik wilde was dat ik naar huis wilde. Ik was heel bang, bang om iets te doen wat hem niet zinde.” [1]
Dat verdachte in een Whatsappgesprek op de verklaring van aangeefster dat zij heeft gehuild en gespuugd heeft gevraagd
“hoe komt dat dan?”ziet het hof evenmin als contra-indicatie voor het bewust uitoefenen van dwang. Het hof merkt op dat aangeefster er daarna op heeft gewezen dat dat door verdachte komt en dat verdachte daarop onder meer heeft gezegd:
“Oke kan er sorry weinig meer aan doen” [2] Het hof gebruikt dit gesprek niet voor het bewijs, maar constateert dat dit gesprek er evenzeer op zou kunnen duiden dat verdachte zich - in elk geval op dat moment terugkijkend - juist wel degelijk bewust is geweest van zaken die niet door de beugel konden.
Steunbewijs
In de tweede plaats heeft de raadsvrouw betoogd dat de belastende verklaringen van aangeefster onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof neemt ook op dit punt bovenstaande overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. De verklaringen van aangeefster vinden steun in het objectieve gegeven dat zij een dag na het voorval letsel aan haar vagina en blauwe plekken over haar hele lichaam had. Daarnaast hebben verschillende getuigen niet uitsluitend verklaard over wat zij van aangever hebben vernomen, maar hebben zij ook verklaard uit eigen waarneming over hoe zij aangeefster binnen een dag na het voorval hebben aangetroffen en hoe zij er aan toe was. Zij wordt in de getuigenverklaringen onder meer beschreven als
“een hoopje mens”, dat huilde, schrikkerig was, verstijfde als iemand haar wilde omhelzen en misselijk werd toen ze over het voorval vertelde. Dit letsel en deze waarnemingen bieden een concrete context voor de verklaringen van aangeefster, terwijl deze in het geheel niet passen bij de verklaring van verdachte dat er vrijwillige seks had plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof bieden deze bewijsmiddelen dan ook voldoende steun aan de verklaringen van aangeefster.
Geweld
Het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt wordt naar het oordeel van het hof voldoende weersproken door de bewijsmiddelen. Daaruit volgt onder meer dat verdachte de keel van aangeefster heeft vastgepakt en dicht heeft geknepen en dat hij haar hoofd in de richting van zijn penis heeft geduwd.
Het hof acht het tenlastegelegde op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juli 2020 te [plaats 1] , [gemeente] door geweld en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens
- zijn penis in de vagina van [benadeelde] gebracht, geduwd en bewogen en
- zijn vinger in de vagina van [benadeelde] gebracht, geduwd en bewogen en
- zijn penis in de mond van [benadeelde] gebracht, geduwd en bewogen;
bestaande het geweld en die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, terwijl [benadeelde] meermalen tegen verdachte heeft gezegd het niet te willen en het niet te kunnen,
- ( onverhoeds) zijn hand in de legging en onderbroek van [benadeelde] heeft gedaan en heeft geprobeerd die legging naar beneden te trekken en
- ( onverhoeds) zijn vinger in de vagina van [benadeelde] heeft gebracht, geduwd en bewogen en
- [benadeelde] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: “Er is niemand die jou hier hoort, dus ik kan met je doen wat ik wil” en “Als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik zeg anders haal ik hem van school en zie je hem nooit meer” en “Dit is je allerlaatste kans anders ga ik je heel hard in je kont neuken” en “Als je aangifte gaat doen laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen, maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en
- [benadeelde] medegedeeld dat zij haar broek uit moest doen, hem moest (blijven) aankijken, niet mocht huilen, hem moest zoenen en zijn ballen moest likken en
- [benadeelde] bij de keel heeft vastgepakt en
- het hoofd van [benadeelde] naar beneden, richting zijn penis, heeft geduwd en
- aldus telkens voor [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft met betrekking tot de op te leggen straf onder meer het volgende overwogen:

Ernst van het feit

Verdachte heeft zich in de nacht en vroege ochtend van 3 juli 2020 tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde] . Toen verdachte en [benadeelde] (de laatste min of meer noodgedwongen) na een uitgaansavond op de bank in een kringloopwinkel overnachtten, werd [benadeelde] wakker. Verdachte begon haar aan te raken en probeerde haar broek te openen. Ondanks het feit dat [benadeelde] meerdere keren tegen verdachte heeft gezegd dat ze geen seks met hem wilde en hem probeerde weg te krijgen, is hij doorgegaan en heeft hij haar verkracht. Verdachte heeft [benadeelde] hierbij gedwongen seks met hem te hebben door te dreigen haar en haar zoontje wat aan te doen en haar zoontje te laten verdwijnen. Nadat [benadeelde] op de bank in slaap was gevallen, heeft verdachte haar opnieuw verkracht. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde] gemaakt. Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten op haar gebotvierd, zonder zich op enig moment te bekommeren om haar welzijn; hij heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen behoeften. Hoewel [benadeelde] zich veilig waande in het bijzijn van verdachte heeft hij met zijn handelen misbruik van de situatie gemaakt en een bedreigende situatie voor haar gecreëerd.
Verkrachting betreft een zeer ernstig feit dat diep ingrijpt in de levens van slachtoffers en hun psychische gesteldheid vaak in ernstige mate aantast. Dat hier in het onderhavige geval ook sprake van is, blijkt uit het dossier en de slachtofferverklaring [benadeelde] op zitting heeft voorgelezen. Daarin beschrijft [benadeelde] dat het gebeuren die nacht een nachtmerrie voor haar was en nog altijd veel invloed heeft op haar leven. Ze heeft tot op de dag van vandaag last van angstklachten en gevoelens van schaamte. Daarnaast heeft zij EMDR-therapie gevolgd en is zij in verband met PTSS twee keer klinisch gedurende meerdere dagen opgenomen geweest bij het Trauma Centrum Nederland.
De rechtbank acht het met name bijzonder laakbaar dat verdachte [benadeelde] heeft gedreigd haar nog jonge zoontje wat aan te doen. Een dergelijke bedreiging maakt een moeder extra weerloos en is voor haar ook extra traumatiserend.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 1 januari 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Ook heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 20 februari 2023, uitgebracht door [naam 2] , reclasseringswerker. Hierin is onder meer te lezen dat, vanwege de beperkte responsiviteit van verdachte, geen verdiepingsdiagnostiek heeft kunnen plaatsvinden en er geen inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of een gedragsverandering bij verdachte teweeg te brengen. Bij een veroordeling wordt dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.

De op te leggen straf

Gelet op bovenstaande overwegingen en de buitengewone ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang, waarvan in dit geval sprake is, is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.

Het hof kan zich met bovenstaande overwegingen van de rechtbank verenigen en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep heeft het hof gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2025, waaraan sinds de berechting in eerste aanleg geen nieuwe feiten zijn toegevoegd. Ook heeft het hof gelet op een (aanvullend) reclasseringsadvies van 3 maart 2025, waarin de bevindingen, conclusies en adviezen grotendeels gelijkluidend zijn aan het eerdere reclasseringsadvies van 16 februari 2023. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In dat verband is erop gewezen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedenfeit, dat door het NIFP zwakbegaafdheid is vastgesteld en hij daardoor mogelijk moeite heeft de gevolgen van zijn handelen volledig te begrijpen, dat hij PTSS-klachten heeft wegens huiselijk geweld in zijn jeugd en dat hij mantelzorger is voor zijn terminaal zieke moeder. Ook is gewezen op de media-aandacht die de strafzaak heeft gehad en de consequenties die verdachte daarvan heeft ondervonden.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de slachtofferverklaring van aangeefster, waarin zij op indringende wijze heeft verteld over de gevolgen die de verkrachtingen hebben gehad en ook nu nog steeds hebben voor haar en haar gezin. De verkrachtingen hebben diep ingegrepen in aangeefsters leven. Zij heeft verteld hoe zij daardoor persoonlijk, als mens, maar ook als moeder, is beschadigd. Ze heeft beschreven hoe eenzaam zij zich soms voelt en hoe diep de angst in haar vezels zit. Vier jaar, negen maanden en vijf dagen later: aangeefster telt nog altijd de dagen. Zij kijkt uit naar de tijd dat het leven beter wordt en zij zich vrij zal kunnen voelen.
De hierboven aangehaalde overwegingen hebben de rechtbank gebracht tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, overeenkomstig de oriëntatiepunten voor een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dezelfde straf opnieuw op te leggen.
Het hof is echter van oordeel dat de ernst van de feiten daarmee onvoldoende tot uitdrukking wordt gebracht. Verdachte heeft zich immers niet schuldig gemaakt aan één, maar aan twee verkrachtingen, die in de tijd van elkaar zijn te onderscheiden. Nadat verdachte aangeefster voor een eerste maal door geweld en bedreigingen had gedwongen tot seks, heeft hij haar een paar uren later opnieuw op eenzelfde grove wijze verkracht. Verdachte heeft toen een tweede, afzonderlijk wilsbesluit genomen om zijn machtsoverwicht op aangeefster nogmaals te gelde te maken en heeft haar opnieuw gedwongen seks met hem te hebben. Aangeefster heeft daardoor tweemaal beangstigende en vernederende handelingen van verdachte moeten ondergaan. Het hof ziet in de media-aandacht, noch in hetgeen met betrekking tot de persoon van verdachte is aangevoerd aanleiding om de straf te matigen. In het bijzonder neemt het hof daarbij in aanmerking dat het dossier geen enkele steun bevat voor de stelling dat verdachte de gevolgen van zijn handelen minder goed zou kunnen begrijpen. Het hof zal, gelet op het hiervoor overwogene, dan ook een hogere straf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan en dan de advocaat-generaal heeft gevorderd. Alles afwegend, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.754,05, bestaande uit € 15.000,00 aan immateriële schade en € 7.754,05 aan materiële schade. De gestelde materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Medische kosten (eigen risico) € 385,00
  • Reis- en parkeerkosten t.b.v medische afspraken € 445,37
  • Vervangen kleding € 215,20
  • Toekomstige reis- en parkeerkosten en medische kosten € 2.500,00
  • Gederfde inkomsten € 4.185,28
De benadeelde partij heeft verzocht het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht van de daadwerkelijk door haar gemaakte proceskosten van in totaal € 8.360,72.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 15.146,45. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Materiële schade
De gevorderde medische kosten, alsmede de reeds gemaakte reis- en parkeerkosten, komen
voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken. Het hof zal de
gevorderde bedragen van € 385,00 en € 445,37 daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 215,20 gevorderd voor het vervangen van de
kleding die zij droeg op 3 juli 2020 en die in beslag is genomen voor onderzoek. Als zij die
kleding terug zou krijgen, dan zou zij de kleding niet meer kunnen dragen vanwege de
emotionele lading die daar voor haar aan kleeft. Het hof acht dit standpunt van [benadeelde]
volledig begrijpelijk. Het hof acht, overeenkomstig de rechtbank, een correctie van 50 procent in verband met afschrijving van de kleding op zijn plaats. Van het gevorderde bedrag zal dan ook een bedrag van € 107,60 worden toegewezen. Het hof wijst de vordering ten aanzien van het meer gevorderde af.
De in eerste aanleg gevorderde “toekomstige schade” is in hoger beroep door de benadeelde partij ingevuld en onderbouwd met concreet geleden schade in de vorm van zorgkosten (eigen risico in de jaren 2024 en 2025) en reiskosten over een restant van 2023 en de jaren 2024 en 2025. Deze schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte en de benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd tot een totaalbedrag van € 1.027,80.
Weliswaar is het eigen risico over het jaar 2025 nog niet volledig verbruikt, maar gelet op wat namens de benadeelde partij is aangevoerd, weegt het hof de goede en kwade kansen zo dat ervan kan worden uitgegaan dat de schade van het volledige eigen risico daadwerkelijk zal worden geleden (art. 6:105 BW). De verdediging heeft deze schade niet weersproken. Het hof zal deze post daarom toewijzen tot voornoemd bedrag van € 1.027,80.
Het hof is van oordeel dat de schadepost ‘gederfde inkomsten’ voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade is veroorzaakt door verdachte. Het hof ziet, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, geen aanwijzingen dat aan het inkomensverlies (mede) andere oorzaken dan het handelen van verdachte ten grondslag hebben gelegen. Het gevorderde bedrag van € 4.185,28 zal dan ook worden toegewezen.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat
met de door verdachte gepleegde verkrachtingen een ernstige inbreuk is gemaakt op de
lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast.
De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële
schadevergoeding. De benadeelde partij heeft de hoogte van haar vordering naar het oordeel van het hof uitvoerig en voldoende toegelicht in haar schadeformulier en de aanvullingen daarop. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 15.000,00 billijk is en geheel kan worden toegewezen. Het hof ziet, anders dan de rechtbank - die het in haar overwegingen over verkrachting (enkelvoud) heeft - geen reden om dit bedrag te matigen en heeft daarbij in aanmerking genomen dat aangeefster tot tweemaal toe is verkracht.
Wettelijke rente
Uit het voorgaande volgt dat het hof de gevorderde schade zal toewijzen tot een totaalbedrag van € 21.151,05. Over het toe te wijzen bedrag voor immateriële schade (€ 15.000,00) en kosten kleding (€ 107,60) zal de vordering worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020. Over het toe te wijzen bedrag voor de overige materiële schade
(€ 6.043,45) zal de vordering worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023. Deze schadeposten zijn immers ingetreden na de datum van het bewezenverklaarde feit, maar de benadeelde partij heeft niet gesteld of onderbouwd op welke data de rente over die schadeposten geacht moet worden te zijn verschenen. Daarom zal daarvoor als ingangsdatum de datum van indiening van de vordering worden genomen.
Proceskosten
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht om de gevorderde proceskosten voor de procedure in eerste aanleg integraal toe te wijzen en de proceskosten voor de procedure in hoger beroep expliciet op nihil te stellen.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partijen worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. Daarvan kan worden afgeweken als sprake is van “buitengewone omstandigheden”, waarvan naar het oordeel van het hof in deze zaak geen sprake is. Het hof zal daarom, conform de beslissing van de rechtbank, het liquidatietarief in civiele zaken hanteren. In beginsel heeft de benadeelde partij recht op toekenning van twee punten a € 766,00. Het hof ziet aanleiding om een extra punt (in totaal drie punten) toe te kennen nu er een extra zitting nodig was door het niet vrijwillig verschijnen van verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 september 2023. De proceskosten voor de procedure in eerste aanleg worden daarom begroot op
(3 x € 766,00 =) € 2.298,00. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep op nihil stellen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 21.151,05 (eenentwintigduizend honderdeenenvijftig euro en vijf cent) bestaande uit € 6.151,05 (zesduizend honderdeenenvijftig euro en vijf cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.298,00 (tweeduizend tweehonderdachtennegentig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 21.151,05 (eenentwintigduizend honderdeenenvijftig euro en vijf cent) bestaande uit
€ 6.152,05 (zesduizend honderdeenenvijftig euro en vijf cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 140 (honderdveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
3 juli 2020 over een bedrag van € 107,60 en 30 augustus 2023 over een bedrag van
€ 6.043,45 en van de immateriële schade op 3 juli 2020.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. A.F. van Kooij en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 22 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte, p. 20 dossier
2.Whatsappgesprek, p. 13 dossier.