In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, op 8 april 2025 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit en veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voor het subsidiair tenlastegelegde feit. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling van de straf.
Tijdens de zitting op 8 april 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, heeft geëist. De verdediging heeft verzocht om de strafeis van de advocaat-generaal te volgen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een personenauto, die hij wederrechtelijk heeft toegeëigend na een conflict met zijn werkgever over niet-betaald salaris. Het hof heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.