Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Volgens [geïntimeerde] zagen deze afspraken ook op de schuld aan de ING. Op 11 juli 2012 heeft een comparitie plaatsgevonden bij het hof, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Zoals volgens [geïntimeerde] uit dit proces-verbaal blijkt is vastgesteld dat niet alleen de restschuld diende te worden verrekend, maar ook het rekening-courantsaldo en betalingen die [appellant] had voldaan ter zake van verzekeringspremies en rente en aflossing op de hypotheekschuld. Van de zijde van [geïntimeerde] vielen onder andere nog dwangsommen te verrekenen van in totaal € 5.000,-, en had zij reeds € 2.887,68 betaald aan de ING in het kader van het dwangakkoord. Verder maakte zij jegens [appellant] aanspraak op een gebruiksvergoeding, omdat [appellant] de woning sinds het uiteengaan van partijen tot diens plotselinge vertrek naar [woonplaats1] alleen gebruikte en [geïntimeerde] geen toegang meer had tot de woning. Ook heeft het hof in het kader van de comparitie aan partijen geadviseerd om informatie met elkaar uit te wisselen inzake de regeling die [geïntimeerde] had getroffen met de ING ter zake van de restschuld, opdat [appellant] in het verlengde daarvan eveneens een regeling zou kunnen treffen met de ING. Uitsluitend vanwege de algehele schikking en de verleende finale kwijting is [geïntimeerde] akkoord gegaan met royement van de procedure bij het hof. Het zou volgens haar niet fair zijn als de vorderingen van [geïntimeerde] op [appellant] zouden zijn komen te vervallen door de overeenkomst die aan het royement van de procedure ten grondslag lag, terwijl de regresvordering van [appellant] op [geïntimeerde] in volle omvang herleeft op eerste vordering van [appellant] . [geïntimeerde] stelt haar rechten jegens [appellant] uitsluitend te hebben prijsgegeven vanwege de overeengekomen finale kwijting en décharge.
- In deze zaak is de finale kwijting, zoals in dit soort overeenkomsten veelal het geval is, algemeen geformuleerd. In de overeenkomst is niet expliciet opgenomen dat de schuld bij de ING en de daaraan gekoppelde mogelijkheid van regres eveneens onder de kwijting valt. [appellant] beroept zich hier op. In de overeenkomst is echter wel vermeld dat partijen over en weer geen rechten en verplichtingen kunnen ontlenen aan het vonnis van 7 maart 2012. In dit vonnis is de ING-schuld wel genoemd, namelijk dat partijen het erover eens zijn dat de schuld aan de bank moet worden gedeeld (4.3), en in het dictum is bepaald dat ieder voor de helft aansprakelijk is.
- In het debat tijdens de comparitie van 11 juli 2012 zijn de schuld en het dwangakkoord aan de orde geweest. Partijen waren hiermee dus toen al genoegzaam bekend. Uit de door [geïntimeerde] in hoger beroep alsnog overgelegde stukken blijkt dat [appellant] – in tegenstelling tot zijn beweringen bij de rechtbank – na de comparitie en vóór het sluiten van de overeenkomst voldoende informatie over het dwangakkoord heeft ontvangen. Het vonnis waarin dit akkoord is opgelegd, is bij brief van 27 augustus 2012 door de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] aan de advocaat van [appellant] gestuurd. In het vonnis staat duidelijk vermeld dat [geïntimeerde] 15,16% kon aanbieden aan de preferente schuldeisers. In de begeleidende brief zelf staat vermeld: “In het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft uw cliënt jegens de bank waarschijnlijk niet zoveel aan deze uitspraak”. Pas daarna is de overeenkomst met daarin het kwijtingsbeding tot stand gekomen. [appellant] heeft daarin geen voorbehoud gemaakt wat betreft de mogelijkheid om een eventuele toekomstige regresvordering in verband met de ING-schuld toch te gelde te kunnen maken. [appellant] had, gelet op het partijdebat en de gewisselde stukken, en gelet op het feit dat hij al die tijd werd bijgestaan door een advocaat, op dat moment op een dergelijke vordering bedacht kunnen en moeten zijn en, indien hij op dit punt in de toekomst ‘de handen vrij wilde houden’, een dergelijk voorbehoud kunnen en moeten bedingen. Omdat dit niet is gebeurd, heeft [geïntimeerde] er redelijkerwijs van mogen uitgaan dat ook de bedoelde regresvordering onder de reikwijdte van het kwijtingsbeding werd geschaard. Dat een en ander in de kwijtingsbepaling niet expliciet is verwoord, doet aan het voorgaande niet af.
Proceskosten
Conclusie