Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar [plaats1]. De rechtbank Overijssel had eerder het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.M. Elfrink, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en haar toestemming te verlenen om met het kind te verhuizen en de zorgregeling te wijzigen. De vader, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Teke-Bozkurt, voerde verweer en vroeg het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind vooropgesteld en vastgesteld dat de moeder geen noodzaak heeft aangetoond voor de verhuizing. De moeder had aangegeven dat de verstandhouding met de vader was verslechterd en dat zij zwanger was van een nieuwe partner. Het hof oordeelde dat de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de vader onvoldoende waren doordacht. De vader had sinds de zomervakantie van 2024 geen contact meer met het kind en het hof maakte zich zorgen over de loyaliteitsconflicten die hierdoor konden ontstaan.
Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Het hof benadrukte het belang van contactherstel tussen de vader en het kind en de noodzaak voor de ouders om beter te communiceren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.