In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind dat is ingesteld over zijn goederen. Het hof verwijst naar een eerdere beschikking van de kantonrechter van 15 november 2024, waarin het verzoek tot opheffing van het bewind werd afgewezen. [verzoeker] heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij hij stelt dat de noodzaak voor het bewind niet langer aanwezig is en dat hij in staat is zijn financiën zelfstandig te beheren. Het hof heeft echter geoordeeld dat [verzoeker] onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [verzoeker] weliswaar enkele financiële handelingen zelfstandig verricht, maar dat er nog steeds onvoldoende inzicht is in zijn financiële verplichtingen. Het hof heeft geconcludeerd dat het bewind noodzakelijk blijft ter bescherming van [verzoeker]. De communicatieproblemen tussen [verzoeker] en de bewindvoerder zijn niet voldoende reden om het bewind op te heffen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van [verzoeker] afgewezen.