ECLI:NL:GHARL:2025:2354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
21-000874-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verkeersovertredingen en drugsmisdrijven

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van meerdere verkeersovertredingen en het bezit van GHB. De feiten vonden plaats op 28 september 2023, waarbij de verdachte onder invloed van GHB een voertuig bestuurde en zich schuldig maakte aan ernstige verkeersdelicten. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, een taakstraf van 200 uren, en een voorwaardelijke rijontzegging van een jaar. Daarnaast is er beslist over de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen fles GHB. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn impulsiviteit en verslavingsgevoeligheid, en heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan bijzondere voorwaarden te stellen, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000874-24
Uitspraak d.d.: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 23 februari 2024 met parketnummer 18-250993-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-045807-22, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd:
  • vernietiging van het vonnis;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde;
  • veroordeling tot:
o ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5: een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de door de reclassering geadviseerde en door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden;
o ten aanzien van feit 1: een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden;
  • onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen fles GHB.
  • tenuitvoerlegging van twee weken gevangenisstraf, verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2022, met parketnummer 18-045807-22.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Helmantel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft in het vonnis als volgt beslist:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde;
  • veroordeling tot:
o ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5: een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
o ten aanzien van feit 1: een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden;
  • onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen GHB;
  • tenuitvoerlegging van twee weken gevangenisstraf, verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2022, met parketnummer 18-045807-22.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en andere strafmodaliteit ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en/of [plaats 3] , als bestuurder van een voertuig (een bestel(auto)), daarmee rijdende op de weg(en), de N33 en/of N366, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door op voornoemde weg(en)
- andere weggebruikers rechts en/of links in te halen en/of
- heeft gereden met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeersituatie ter plaatse - te hoge snelheid en/of
- over een of meerdere doorgetrokken stre(e)p(en) is gereden en/of
- geen gevolg te geven aan (een) verkeersaanwijzing(en) van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door een stopteken middels transparant te negeren
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en/of [plaats 3] ,
als bestuurder van een voertuig, (een (bestel)auto),
dit voertuig heeft bestuurd, rijdende op de weg(en), de N33 en/of N366,
terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten GHB,
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen,
dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 28 september 2023, te [plaats 1] en/of [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en/of [plaats 3] ,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd,
op de weg, de N33 en/of N366, een motorrijtuig, (een(bestel)auto), heeft bestuurd;
4.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en/of [plaats 3] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 150 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB,
zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (een (bestel)auto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie,
zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en door overige wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 28 september 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en [plaats 3] , als bestuurder van een voertuig (een bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de N366, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door op voornoemde weg
- andere weggebruikers links in te halen en
- heeft gereden met een - gelet op de omstandigheden en de verkeersituatie ter plaatse - te hoge snelheid en
- over een of meerdere doorgetrokken strepen is gereden en
- geen gevolg te geven aan een verkeersaanwijzing van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door een stopteken middels transparant te negeren,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2.
hij op 28 september 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en [plaats 3] , als bestuurder van een voertuig, (een bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, rijdende op de weg, de N366, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten GHB, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op 28 september 2023, te [plaats 1] en [plaats 2] (gemeente [gemeente] ) en [plaats 3] , terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de N366, een motorrijtuig (een bestelauto) heeft bestuurd;
4.
hij op 28 september 2023 te [plaats 1] (gemeente [gemeente] ) en [plaats 3] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 150 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op 28 september 2023 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (een bestelauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie,
zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van ernstige verkeersovertredingen. Verbalisanten waren afgegaan op een melding van gevaarlijk verkeersgedrag. Op de N366 in de buurt van [plaats 1] werd verdachte door de politie gesignaleerd. Toen verdachte de politie in het vizier kreeg, is hij weggereden. Daarbij heeft hij de verkeersregels zodanig geschonden dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van GHB en wist dat hij reed zonder geldig rijbewijs. In de auto van verdachte is een flesje GHB aangetroffen. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het afnemen van een bloedproef.
Hij heeft zonder acht te slaan op de veiligheid en risico’s voor anderen, zich volstrekt onverantwoordelijk in het verkeer gedragen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2025 is gebleken dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd van een verkeersdelict. Die voorwaardelijke veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om wederom in de fout te gaan.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op het verdachte betreffende reclasseringsrapport van 5 januari 2024. Daarin wordt beschreven dat verdachte erkent dat hij impulsief en beïnvloedbaar is en dat de tenlastegelegde feiten van impulsieve aard lijken. ADD of ADHD lijken hieraan ten grondslag te liggen. De reclassering ziet zijn impulsiviteit als risicofactor. Ondanks dat het hebben van een woning en werk betrokkene er niet van hebben weerhouden om delicten te plegen, ziet de reclassering deze factoren in algemene zin wel als beschermend, net als het contact met zijn zoon en de bereidheid om zijn financiën uit handen te geven. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij VNN op te leggen.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter zitting in hoger beroep verdachtes persoonlijke omstandigheden nader toegelicht. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij verslavingsgevoelig, beïnvloedbaar en impulsief is en dat dat hem in de problemen brengt. Hij heeft verklaard erg geschrokken te zijn van wat er is gebeurd en is bang dat een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot het verlies van zijn vriendin, huis, werk en het contact met zijn kind, met alle nadelige gevolgen van dien. Verdachte heeft zich in mei 2024 op vrijwillige basis aangemeld bij VNN en heeft in maart 2025 een intake gehad. Verdachte heeft verklaard dat, hoewel hij na het tenlastegelegde geen verdovende middelen meer heeft gebruikt, het contact met VNN in een vrijwillig kader voor hem dient als extra stok achter de deur.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De feiten, in combinatie bezien met verdachtes strafblad, rechtvaardigen zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Echter, met de verdediging is het hof van oordeel dat, gelet op de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, het niet wenselijk is dat verdachte gedetineerd wordt.
Het hof zal verdachte daarom veroordelen tot de volgende (bijkomende) straffen:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling;
  • een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van een jaar, met een proeftijd van drie jaren.

Beslag

Het onder 2 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven fles GHB. Deze fles GHB zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 18-045807-22). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Op grond van hetgeen omtrent de persoon van veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een bevel tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 9, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt bij de reclassering van VNN aan [adres 2] in [plaats 4] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek van VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 FLES Verdovende Middelen (Omschrijving: [kenmerk] ).
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2022 met parketnummer 18-045807-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.F. van Kooij, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 17 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.