Parketnummer: 21-000109-24
Uitspraak d.d.: 22 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van
22 december 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers
83-080135-22 en 09-259737-22, tegen
[verdachte],
geboren te [plaats 1] ( [land 1] ) op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] .
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 22 december 2023 voor -samengevat-:
*het valselijk opmaken van een brief, waarin verdachte heeft opgenomen dat hij niet beschikt over door de FIOD in beslag genomen administratie/documenten (feit 2)
* het gebruikmaken van die brief, door die brief aan de Tweede Kamer te sturen (feit 3) en
* het niet naar waarheid verklaren op vragen van een parlementaire enquêtecommissie (feit 4),
veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft het door deze ingestelde hoger beroep bij akte van 5 januari 2024 beperkt tot de beslissingen van de rechtbank in de gevoegde zaak met parketnummer 09-259737-22.
Namens verdachte is bij akte van 5 januari 2024 hoger beroep ingesteld tegen de (gedeeltelijke) bewezenverklaring van feit 2 (valsheid in geschrift), feit 3 (opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift) en feit 4 (meineed), met dien verstande dat het hoger beroep zich expliciet niet richt tegen de gewezen (partiële) vrijspraken (waaronder dus de integrale vrijspraak van het tenlastegelegde onder parketnummer 83-080135-22).
Parketnummer 83-080135-22
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 83-080135-22 (onderzoek Steenbrasem ). De officier van justitie heeft geen hoger beroep tegen deze vrijspraak ingesteld. Het hof stelt daarom vast dat de feiten van dit parketnummer niet meer ter beoordeling voorliggen.
Parketnummer 09-259737-22
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat het Openbaar Ministerie geen belang meer ziet in het hoger beroep gericht tegen de partiële vrijspraken van feit 2 en feit 3.
Met betrekking tot feit 4 heeft zij meegedeeld dat het hoger beroep wordt beperkt tot de partiële vrijspraken van de gedachtestreepjes 2 en 3.
Onder gedachtestreepje 2 is tenlastegelegd dat verdachte op een vraag van de heer [naam 9] meinedig heeft verklaard over de samenwerking tussen Stichting [stichting 1] (hierna: de Stichting) en verschillende hulpverleningsinstanties.
Gedachtestreepje 3 betreft -kort gezegd-, de twee vragen van de heer [naam 7] met betrekking tot de jaarverslagen en jaarrekeningen van de Stichting.
De raadsman heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep gericht tegen feit 4, gedachtestreepje 2. Hij heeft betoogd dat de officier van justitie in de appelschriftuur niet heeft aangegeven dat het hoger beroep tegen deze vrijspraak was gericht, dat de officier van justitie in eerste aanleg vrijspraak van dit feit heeft gevorderd en geen sprake is van een novum en dat de advocaat-generaal ook in het recente contact met de raadsman niet heeft aangegeven dat dit feit in hoger beroep aan de orde zou zijn.
Oordeel van het hof
Het hof heeft, na beraad, ter terechtzitting beslist dat de volgende feiten onder parketnummer 09-259737-22 nog aan het oordeel van het hof zijn onderworpen:
Feit 2: in het geheel. Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat in dit feit geen sprake is van cumulatief tenlastegelegde feiten.
Gelet op het standpunt van de advocaat-generaal ziet het hof echter geen aanleiding of belang om de vorderingen waarvan de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken alsnog te beoordelen. Dat betekent dat alleen de vorderingen AL-09 en AL-11 in hoger beroep inhoudelijk beoordeeld zullen worden.
Feit 4: alleen de gedachtestreepjes 3 en 4.
Het hof ziet de verschillende gedachtestreepjes als vier cumulatief tenlastegelegde feiten. Het hof verklaart het Openbaar Ministerie ten aanzien van gedachtestreepje 1 niet-ontvankelijk in het hoger beroep wegens gebrek aan belang.
Ook verklaart het hof het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van gedachtestreepje 2. Het hof is met de raadsman van oordeel dat het ontvankelijk verklaren van het hoger beroep ten aanzien van gedachtestreepje 2 in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. De verdediging is ter terechtzitting onverwacht geconfronteerd met de vordering van de advocaat-generaal op dit punt. Noch in de appelschriftuur, noch in de aanloop naar de terechtzitting van het hof waarin het Openbaar Ministerie met de verdediging heeft gecorrespondeerd over de omvang van het hoger beroep, heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt terug te willen komen op haar standpunt in eerste aanleg, waarin de officier van justitie vrijspraak van dit onderdeel vorderde.
Conclusie
Het vorenstaande betekent dat het hof dient te oordelen over parketnummer 09-259737-22 feit 1 in het geheel, feit 2 in het geheel (waarbij het hof gelet op de standpunten van partijen alleen de vorderingen AL-09 en AL-11 zal behandelen), feit 3 in het geheel en feit 4, alleen de gedachtestreepjes 3 en 4.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-259737-22
Feit 1 primair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2019 tot en met 30 maart 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met Stichting [stichting 1] en/of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aan één of meerdere vordering(en) van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen, zijnde een parlementaire enquêtecommissie,
- tot het hebben van inzage in en/of het nemen van afschrift van en/of het op andere wijze kennisnemen van documenten, en/of
- tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, te weten: de vordering(en) met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 gericht aan de Stichting [stichting 1] (AF-01, AF-02, AF-03, AF-04, AF-06, AF-07, AF-08, AF-09, AF-11 en AF-12) (telkens) niet heeft/hebben voldaan, door:
- het rekeningnummer [bankrekening nummer 1] ten name van Stichting [stichting 1] , niet op te geven (vordering AF-01), en/of
- één of meerdere personen (zie hoofdstuk 5.3 van het relaas) die naar de stichting [stichting 1] zijn gekomen in de periode 2010 tot en met 2019 om te prediken en/of les te geven en/of vanuit welke organisatie en/of vanuit welk land ze zijn gekomen niet op te geven (vordering AF-02), en/of
- geen volledig overzicht te geven van alle congressen en/of lezingen die Stichting [stichting 1] heeft georganiseerd in de periode 2010 tot en met 2019 en/of wie de sprekers waren en/of vanuit welke organisatie en welk land ze zijn gekomen (vordering AF-03), en/of
- tien cartons boeken niet op te geven die vanuit Koeweit waren verstuurd naar Stichting [stichting 1] in de periode 2010 tot en met 2019 (vordering AF-04), en/of
- niet op te geven dat rekeningen van [leverancier 1] , [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en/of [leverancier 2] en/of de salarisbetaling van [naam 2] (deels) vergoed zijn door financiële transacties uit Koeweit (vordering AF-06),
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-07), en/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties van ten minste 15.000 euro naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-08), en/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van de aanvragen voor donaties vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-09), en/of
- geen afschrift te geven van de balans en de staat van baten en lasten inclusief toelichting (jaarrekening) van Stichting [stichting 1] over de boekjaren 2010 en 2014 (vordering AF-11), en/of
- geen afschrift te geven van de getekende koopakte van het pand [straat] te [plaats 2] en/of de aanvulling koopovereenkomst d.d. 7 januari 2014 en/of de onderliggende stukken financiële transacties die zijn ontvangen vanuit Koeweit (vordering AF-12), althans op enigerlei wijze niet heeft/hebben voldaan aan die vordering(en);Feit 1 subsidiair:
Stichting [stichting 1] op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2019 tot en met 30 maart 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aan één of meerdere vordering(en) van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen, zijnde een parlementaire enquêtecommissie,
- tot het hebben van inzage in en/of het nemen van afschrift van en/of het op andere wijze kennisnemen van documenten, en/of
- tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, te weten: de vordering(en) met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 gericht aan de Stichting [stichting 1] (AF-01, AF-02, AF-03, AF-04, AF-06, AF-07, AF-08, AF-09, AF-11 en AF-12) (telkens) niet heeft/hebben voldaan, door:
- het rekeningnummer [bankrekening nummer 1] ten name van Stichting [stichting 1] , niet op te geven (vordering AF-01), en/of
- één of meerdere personen (zie hoofdstuk 5.3 van het relaas) die naar de stichting [stichting 1] zijn gekomen in de periode 2010 tot en met 2019 om te prediken en/of les te geven en/of vanuit welke organisatie en/of vanuit welk land ze zijn gekomen niet op te geven (vordering AF-02), en/of
- geen volledig overzicht te geven van alle congressen en/of lezingen die Stichting [stichting 1] heeft georganiseerd in de periode 2010 tot en met 2019 en/of wie de sprekers waren en/of vanuit welke organisatie en welk land ze zijn gekomen (vordering AF-03), en/of
- tien cartons boeken niet op te geven die vanuit Koeweit waren verstuurd naar Stichting [stichting 1] in de periode 2010 tot en met 2019 (vordering AF-04), en/of
- niet op te geven dat rekeningen van [leverancier 1] , [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en/of [leverancier 2] en/of de salarisbetaling van [naam 2] (deels) vergoed zijn door financiële transacties uit Koeweit (vordering AF-06), - geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-07), en/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties van ten minste 15.000 euro naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-08), en/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van de aanvragen voor donaties vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-09), en/of - geen afschrift te geven van de balans en de staat van baten en lasten inclusief toelichting (jaarrekening) van Stichting [stichting 1] over de boekjaren 2010 en 2014 (vordering AF-11), en/of
- geen afschrift te geven van de getekende koopakte van het pand [straat] te [plaats 2] en/of de aanvulling koopovereenkomst d.d. 7 januari 2014 en/of de onderliggende stukken financiële transacties die zijn ontvangen vanuit Koeweit (vordering AF-12),
althans op enigerlei wijze niet heeft/hebben voldaan aan die vordering(en), tot het plegen van het/de bovengenoemde strafbare feit(en) hij, verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 2 primair
hij op of omstreeks 25 maart 2020 te [plaats 4] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met Stichting [stichting 1] en/of [naam 3] en/of anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid in die brief vermeld en/of doen vermelden- zakelijk weergegeven-:
- AL-01 De bankrekeningen die eerder actief waren, voordat ze door de banken zelf werden geblokkeerd, zijn als volgt: Stichting [stichting 1] : [bankrekening nummer 2] en [bankrekening nummer 3] . Stichting [stichting 2] : [bankrekening nummer 4] en [bankrekening nummer 5] en Stichting [stichting 3] : [bankrekening nummer 6] . en/of
- AL-02 De volgende personen uit Koeweit hebben bij Stichting [stichting 1] gepredikt/lesgegeven: De heer [naam 4] , de heer [naam 5] en de heer [naam 6] , en/of
- AL-03 Stichting [stichting 1] organiseert tweemaal per jaar een conferentie, waarbij de volgende personen uit Koeweit hebben gepredikt/lesgegeven: de heer [naam 4] (meerdere malen), de heer [naam 5] (eenmalig), de heer [naam 6] (eenmalig), en/of
- AL-04 hiervan is geen sprake geweest en dus niet van toepassing, en/of
- AL-06 De huur van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren betreft dit huurlasten ter hoogte van: 230.000 + 200.000 + 180000 + 180000 + 600000 = 1.390.000 euro. Wij beschikken niet over afschriften van onderliggende documenten. Nu wij ook niet meer de beschikking hebben over het rekeningnummer van het [bank] is het niet mogelijk om het terug te halen. Na de FIOD inval hebben wij sowieso geen donaties meer ontvangen uit het buitenland, en/of
- AL-07 Wij hebben nooit contante donaties ontvangen vanuit (deels) onvrije landen. De donaties uit Koeweit hebben wij voor het laatst ontvangen voor de FIOD inval om de huur en de koop van het pand (gedeeltelijk) te bekostigen, via de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Dit is hetgeen wij ons kunnen herinneren. Verder zijn er ook een aantal particulieren uit deels onvrije landen geweest waarvan wij ons de namen niet meer kunnen herinneren, maar waarvan de papieren zich wel bij de FIOD bevinden. De binnengekomen donaties zijn direct aangewend voor de betaling van kosten voor het pand waarin de Stichting zich bevindt, zoals hierboven onder punt AL-06 o.a. is vermeld en/of
-
- AL-08 IDEM als 6 en 7, en/of
- AL-09 De Stichting heeft slechts aanvragen ingediend voor het betalen van de huur en de koop van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren, hebben wij hiervoor aanvragen gedaan bij de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Wij kunnen ons niet herinneren dat er aanvragen afgewezen zijn. En als die er toch zijn, hebben wij daar geen documentatie van, en dan zou zich dat bij de FIOD dienen te bevinden. De aanvragen die wel gedaan zijn staan in dit overzicht vermeld voor zover wij ons kunnen herinneren. Indien er toch meer aanvragen geweest zijn, kunt u deze terugvinden in de documentatie bij de FIOD. Als gezegd het documenteren van de aanvragen is onmogelijk, daar deze documenten zich bij de FIOD bevinden, en/of
- AL-11 Wij hebben helaas niet de beschikking over de jaarrekeningen van de jaren voorafgaand de inval. Deze bevinden zich wel tussen de stukken van de FIOD. Sinds na de FIOD-inval zijn er (nog) geen jaarrekeningen gemaakt, en/of
- AL-12 In de bijlage treft u de desbetreffende documenten,
terwijl bovenstaande antwoorden op de vordering(en) onvolledig/onjuist zijn en om volledige informatie werd gevraagd, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;Feit 2 subsidiairStichting [stichting 1] op of omstreeks 25 maart 2020 te [plaats 4] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid in die brief vermeld en/of doen vermelden -zakelijk weergegeven -:
-AL-01 De bankrekeningen die eerder actief waren, voordat ze door de banken zelf werden geblokkeerd, zijn als volgt: Stichting [stichting 1] : [bankrekening nummer 2] en [bankrekening nummer 3] . Stichting [stichting 2] : [bankrekening nummer 4] en [bankrekening nummer 7] en Stichting [stichting 3] : [bankrekening nummer 6] , en/of
- AL-02 De volgende personen uit Koeweit hebben bij Stichting [stichting 1] gepredikt/lesgegeven: De heer [naam 4] , de heer [naam 5] en de heer [naam 6] , en/of
-
- AL-03 Stichting [stichting 1] organiseert tweemaal per jaar een conferentie, waarbij de volgende personen uit Koeweit hebben gepredikt/lesgegeven: de heer [naam 4] (meerdere malen), de heer [naam 5] (eenmalig), de heer [naam 6] (eenmalig), en/of
- AL-04 hiervan is geen sprake geweest en dus niet van toepassing, en/of
- AL-06 De huur van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren betreft dit huurlasten ter hoogte van: 230.000 + 200.000 + 180000 + 180000 + 600000 = 1.390.000 euro. Wij beschikken niet over afschriften van onderliggende documenten. Nu wij ook niet meer de beschikking hebben over het rekeningnummer van het [bank] is het niet mogelijk om het terug te halen. Na de FIOD inval hebben wij sowieso geen donaties meer ontvangen uit het buitenland, en/of
- AL-07 Wij hebben nooit contante donaties ontvangen vanuit (deels) onvrije landen. De donaties uit Koeweit hebben wij voor het laatst ontvangen voor de FIOD inval om de huur en de koop van het pand (gedeeltelijk) te bekostigen, via de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Dit is hetgeen wij ons kunnen herinneren. Verder zijn er ook een aantal particulieren uit deels onvrije landen geweest waarvan wij ons de namen niet meer kunnen herinneren, maar waarvan de papieren zich wel bij de FIOD bevinden. De binnengekomen donaties zijn direct aangewend voor de betaling van kosten voor het pand waarin de Stichting zich bevindt, zoals hierboven onder punt AL-06 o.a. is vermeld, en/of
- AL-08 IDEM als 6 en 7, en/of
- AL-09 De Stichting heeft slechts aanvragen ingediend voor het betalen van de huur en de koop van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren, hebben wij hiervoor aanvragen gedaan bij de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Wij kunnen ons niet herinneren dat er aanvragen afgewezen zijn. En als die er toch zijn, hebben wij daar geen documentatie van, en dan zou zich dat bij de FIOD dienen te bevinden. De aanvragen die wel gedaan zijn staan in dit overzicht vermeld voor zover wij ons kunnen herinneren. Indien er toch meer aanvragen geweest zijn, kunt u deze terugvinden in de documentatie bij de FIOD. Als gezegd het documenteren van de aanvragen is onmogelijk, daar deze documenten zich bij de FIOD bevinden, en/of
- AL-11 Wij hebben helaas niet de beschikking over de jaarrekeningen van de jaren voorafgaand de inval. Deze bevinden zich wel tussen de stukken van de FIOD. Sinds na de FIOD-inval zijn er (nog) geen jaarrekeningen gemaakt, en/of
- AL-12 In de bijlage treft u de desbetreffende documenten,
terwijl bovenstaande antwoorden op de vordering(en) onvolledig/onjuist zijn en om volledige informatie werd gevraagd, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van het/de bovengenoemde strafbare feit(en) hij, verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;Feit 3 primair:hij op of omstreeks 30 maart 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen maken van
- de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat ter uitvoering van de beschikking d.d. 24 maart 2020 van het Gerechtshof Den Haag uit de brief de gevraagde inlichtingen en documenten zouden moeten blijken zoals opgenomen in de brief met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen gericht aan de Stichting [stichting 1] , zulks terwijl de inlichtingen en documenten onvolledig/onjuist waren, en bestaande dat gebruikmaken er -zakelijk weergegeven- hierin dat zij, verdachte en/of medeverdachte(n) de brief heeft verzonden en/of verstrekt en/of overlegd en/of laten verzenden en/of verstrekken en/of overleggen aan de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen;
Feit 3 subsidiair:hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2019 tot en met 30 maart 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aan één of meerdere vordering(en) van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen, zijnde een parlementaire enquêtecommissie,
- tot het hebben van inzage in en/of het nemen van afschrift van en/of het op andere wijze kennisnemen van documenten, en/of
-
- tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, te weten: de vordering(en) met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 gericht aan de Stichting [stichting 1] (telkens) niet heeft/hebben voldaan, door: in de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) onvolledige/onjuiste inlichtingen en/of documenten te vermelden, althans op enigerlei wijze niet heeft/hebben voldaan aan die vordering(en);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Feit 3 meer subsidiair:Stichting [stichting 1] op of omstreeks 30 maart 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen maken van - de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing -zakelijk weergegeven- hierin dat ter uitvoering van de beschikking d.d. 24 maart 2020 van het Gerechtshof Den Haag uit de brief de gevraagde inlichtingen en documenten zouden moeten blijken zoals opgenomen in de brief met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen gericht aan de Stichting [stichting 1] , zulks terwijl de inlichtingen en documenten onvolledig/onjuist waren, en bestaande dat gebruikmaken er -zakelijk weergegeven- hierin dat zij, verdachte en/of medeverdachte(n) de brief heeft verzonden en/of verstrekt en/of overlegd en/of laten verzenden en/of verstrekken en/of overleggen aan de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen, tot het plegen van het/de bovengenoemde strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 4:
hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Den Haag tijdens een openbaar verhoor als getuige onder ede voor een commissie als bedoeld in artikel 1 onder b jo artikel 2 lid 2 van de Wet op de Parlementaire Enquête 2008, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk de navolgende, geheel of ten dele, valse verklaringen onder ede heeft afgelegd, te weten tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen:
- op een vraag van de heer [naam 7] : "U heeft ook geen kennis van een jaarverslag of van
de jaarrekening?” geantwoord: " Nee. Nee" en/of
op een vraag van de heer [naam 7] : "die wordt dus niet zo opgesteld dat u daar als voorzitter uw goedkeuring aan moet geven?" geantwoord: "Op dit moment niet, nee. Want sinds de FIOD-inval liggen al onze, bijna al onze documenten ook bij de FIOD" en/of
- op een vraag van voorzitter Rog: “Hier stelt u vandaag, onder ede, nog steeds dat [stichting 1] niet in het bezit is van de in beslag genomen documenten?” geantwoord: “Ja, zeker”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Inleiding
Op 2 juli 2019 is door de Tweede Kamer op grond van de Wet op de parlementaire enquête
2008 (hierna: Wpe) een tijdelijke parlementaire ondervragingscommissie (de POCOB)
ingesteld om onderzoek te doen naar de ongewenste beïnvloeding van religieuze en
maatschappelijke organisaties uit onvrije landen.
Eén van de organisaties die in het onderzoek werd betrokken was de Stichting [stichting 1] te [plaats 2] . Verdachte was voorzitter van deze stichting.
Op 27 november 2019 heeft de POCOB in een aan de Stichting gerichte brief schriftelijke inlichtingen en documenten gevorderd. De vordering besloeg een periode van tien jaar (van 2010 tot en met 2019) en omvatte de volgende onderdelen:
Vordering schriftelijke inlichtingen(op grond van artikel 5 van de Wpe)
Vorderingsnummer
Omschrijving
AF-01
Een overzicht van alle bankrekeningen van de stichting.
AF-02
Een overzicht van alle personen die naar de stichting zijn gekomen om te prediken en/of les te geven en vanuit welke organisatie en welk land ze zijn gekomen.
AF-03
Een overzicht van alle congressen/lezingen die de stichting heeft
georganiseerd en wie de sprekers waren en vanuit welke
organisatie en welk land ze zijn gekomen.
AF-04
Een overzicht van al het (les)materiaal en boeken die gratis zijn
ontvangen door de stichting en vanuit welke organisatie en welk
land ze zijn gekomen.
AF-05
Een overzicht van alle trainingen/opleidingen/cursussen die door
personen die werkzaam zijn voor de stichting zijn genoten in
onvrije en deels vrije landen.
Vordering schriftelijke inlichtingen met bijbehorende afschriften van documenten
(op grond van artikel 5 en 6 van de Wpe)
Vorderingsnummer
Omschrijving
AF-06
Een overzicht van de vaste lasten van de stichting die vergoed zijn door onvrije en deels vrije landen, zoals gas, water en licht,
salarissen, hypotheeklasten, huurlasten (inclusief afschriften van
onderliggende documenten).
AF-07
Een overzicht van alle donaties naar de stichting (zowel contant als giraal, inclusief donaties die via een derdenrekening van
bijvoorbeeld een notaris of advocaat ten gunste van de stichting
zijn gekomen) vanuit onvrije en deels vrije landen (inclusief
afschrift van onderliggende documenten) en een toelichting over de herkomst en reden van de ontvangen donatie.
AF-08
Een overzicht van alle donaties naar de stichting (zowel contant als giraal, inclusief donaties die via een derdenrekening van
bijvoorbeeld een notaris of advocaat ten gunste van de stichting
zijn gekomen) van ten minste € 15.000 (inclusief afschrift van
onderliggende documenten) en een toelichting over de herkomst en reden van de ontvangen donatie.
AF-09
Een overzicht van alle aanvragen voor donaties vanuit onvrije en
deels vrij landen en een toelichting over de reden van de aanvraag
en, indien de financiering niet is ontvangen, de reden van de
afwijzing (inclusief afschriften van onderliggende documenten).
Vordering afschriften van documenten(op grond van artikel 6 van de Wpe)
Vorderingsnummer
Omschrijving
AF-10
Afschrift van de notulen van alle bestuursvergaderingen van de
stichting.
AF-11
Afschrift van de balans en de staat van baten en lasten inclusief
toelichting (jaarrekening) van de stichting over de boekjaren 2010
tot en met 2018.
AF-12
Afschrift van alle documenten betreffende de aan- en verkoop van vastgoed door de stichting.
Opmerking hof: de AF-nummering correspondeert met de AL-nummering in de tenlastelegging.
Omdat de Stichting, ondanks herhaalde sommatie, niet aan de vorderingen voldeed, heeft de POCOB de voorzieningenrechter in Den Haag onder meer verzocht de Stichting te bevelen de gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken met oplegging van een dwangsom voor iedere dag dat de Stichting niet aan het bevel zou voldoen. Bij beschikking van
17 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en die beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De Stichting heeft hoger beroep tegen die beslissing ingesteld.
Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 24 maart 2020 beslist op het hoger beroep en onder meer het volgende overwogen- zakelijk weergegeven- :
r.o. 6.12
De taak van de Commissie is beperkt tot onderzoek naar beïnvloeding vanuit onvrije (inclusief deels onvrije) landen. Daarom kan de medewerking die de Stichtingen verplicht zijn te geven, niet zien op informatie en documentatie die betrekking heeft op personen of gelden die, direct en indirect, alleen uit geheel vrije landen komen.
De vragen -02, -03, -04 en -08 zoals opgenomen in de brieven aan de Stichtingen van 27 november 2019 zijn dus te ruim geformuleerd. Bij de gevorderde inlichtingen dient bij deze vragen telkens te worden ingelezen - dus toegevoegd - dat het gaat om de personen, sprekers, organisaties en donaties die direct of indirect komen "vanuit onvrije en deels vrije landen".
r.o. 6.15
Het hof overweegt over de omvang van de gevorderde schriftelijke inlichtingen ten
slotte nog dat de gevraagde inlichtingen alle vallen onder de 'gedetailleerde chronologische
weergaven van feiten en omstandigheden of cijfermatige gegevens' waarvan tijdens de
behandeling van de Wet op de parlementaire enquête is opgemerkt dat dergelijke informatie
vollediger, meer geordend en toegankelijker schriftelijk kan worden gegeven dan tijdens een
verhoor. De Stichtingen hebben hierdoor de mogelijkheid zich grondiger in de materie te
verdiepen door archieven te raadplegen en mensen te bevragen.
Het hof heeft verder overwogen dat de Stichtingen onvoldoende hebben gedaan om te
kunnen aannemen (en - eventueel na bewijslevering - vast te stellen) dat zij de gevorderde
inlichtingen niet kunnen verstrekken (r.o. 7.5) en de Stichting onder oplegging van een dwangsom het bevel gegeven de gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken.
De Stichting heeft bij brief van 25 maart 2020 inlichtingen en enige documenten verstrekt aan de POCOB.
Verdachte is op 19 februari 2020 door leden van de POCOB, onder ede, als getuige gehoord.
De voorzitter van de POCOB, M.R.J. Rog, heeft op 13 maart 2020 aangifte tegen verdachte gedaan voor het niet meewerken aan het verhoor en het plegen van meineed.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het belangrijkste geschilpunt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging is de vraag of verdachte wist dat de FIOD de in beslag genomen bescheiden, waaronder de administratie, aan de Stichting had geretourneerd en zo ja, of hij over die stukken kon beschikken. Deze vraag loopt als een rode draad door de tenlastegelegde feiten heen.
Daarom zal het hof eerst beoordelen of verdachte over de stukken kon beschikken en daarna per feit beoordelen welke consequenties dat heeft voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte steeds op de hoogte is geweest van alle teruggaven van FIOD-bescheiden en wijst daartoe op het volgende.
Bij de doorzoekingen op 8 september 2016 is de administratie van de Stichting in beslag genomen. Die administratie is in delen geretourneerd en verdachte heeft voor ontvangst getekend of is bij de ontvangst aanwezig geweest. Een grote hoeveelheid in beslag genomen goederen is op 12 januari 2017 geretourneerd: administratie, veel ordners en een groot aantal computers.
[naam 8] , destijds penningmeester van de Stichting, heeft verklaard dat hij de op 12 januari 2017 door hem ontvangen goederen/bescheiden in de directiekamer van de Stichting heeft geplaatst en dat hij ervan uitgaat dat hij dit met verdachte heeft besproken. De FIOD heeft in een ambtshandeling vastgelegd dat verdachte op 12 januari 2017 aanwezig was bij het retourneren van dat deel van de in beslag genomen goederen.
Uit de stukken van een rechtbankbeslissing van juni 2017 (een klachtprocedure) blijkt dat de officier van justitie heeft meegedeeld dat alles terug was, behalve de [merk] computers en geldbedragen. Dit werd tijdens de mondelinge behandeling van deze procedure, waar verdachte bij aanwezig was, door de verdediging bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging betwist niet dat de stukken door de FIOD zijn geretourneerd, maar wel dat verdachte wist welke goederen zijn teruggegeven en waar die goederen vervolgens zijn gebleven. Verdachte kon niet over de stukken beschikken en heeft, ondanks zijn inspanningen daartoe, ook de informatie die nodig was om alle vragen van de POCOB volledig te kunnen beantwoorden, niet meer kunnen achterhalen.
De verdediging heeft erop gewezen dat de periode waarin de goederen terugkwamen hectisch was. Er waren FIOD-invallen, beschuldigingen van witwassen en terrorisme, media-aandacht, donaties die drastisch terugliepen en procedures die gevoerd moesten worden. Verdachte ging ervan uit dat de POCOB alle stukken al van de FIOD had gekregen of zou krijgen. Daarom was er op dat moment geen reden om naar de administratie op zoek te gaan.
Er zijn sterke contra-indicaties dat verdachte wist dat de benodigde bescheiden waren teruggegeven. Het feit dat hij in het gebouw was tijdens de teruggave, wil niet zeggen dat hij heeft gezien wat er terugkwam en waar het is gebleven. De verbalisanten hebben daar niets over gerelateerd en herinneren zich het tijdens hun verhoor bij de rechter-commissaris ook niet goed.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift bij de rechtbank Rotterdam heeft de officier van justitie aangegeven dat de teruggave van de goederen was gelast. Er was al contact geweest met de officier van justitie en daarom is ter zitting door de raadsman aangenomen dat de stukken terug waren gegeven. Het ging in die procedure ook niet over de administratie. Verdachte wilde het lesmateriaal terug, zodat hij zijn werkzaamheden kon voortzetten. Verdachte heeft vanaf het eerste moment consequent en consistent verklaard dat hij de FIOD-stukken niet had. Er zijn 23 teruggaves geweest, dus het is niet verwonderlijk dat hij niet wist van de vindplaats van de stukken.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar vonnis van 22 december 2023 over de gang van zaken met betrekking tot het FIOD-beslag en de teruggave op pag. 8 van het vonnis, onder “Bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen FIOD-beslag”, het volgende overwogen (het hof neemt die overwegingen grotendeels over en maakt die tot de zijne):
Door de FIOD zijn bij de doorzoeking op 8 september 2016 op de vestigingsplaats van
stichting [stichting 1] aan de [straat] te [plaats 2] - door de FIOD aangeduid als locatie E - een groot aantal goederen en documenten in beslag genomen, waaronder de gehele administratie van de stichting.
Vaststaat dat verdachte sinds de oprichting van stichting [stichting 1] op 15 april 2008 tot
heden de voorzitter van de stichting is, dat medeverdachte [naam 3] in diezelfde
periode de functie van secretaris bekleedt en dat zij samen met de penningmeester het
bestuur van stichting [stichting 1] vorm(d)en. Vanaf 15 april 2008 tot 31 maart 2017
vervulde de heer [naam 8] de functie van penningmeester.
Verdachte had toegang tot de vestiging van stichting [stichting 1] . zo heeft verdachte ter terechtzitting van 29 november 2023 verklaard.
Op 12 januari 2017 heeft de FIOD een groot aantal E-goederen en -documenten (althans
kopieën daarvan, gedigitaliseerd op DVD's) teruggegeven op de locatie [straat]
te [plaats 2] . Vaststaat dat dit onder meer ging om (kopieën van) de in beslag genomen (financiële en andere) administratie van verdachte. De originele documenten zijn bij de FIOD gebleven. Dit blijkt uit de volgende bewijsmiddelen.
In het dossier zit een proces-verbaal teruggaaf inbeslaggenomen goederen van
verbalisant [verbalisant] van 16 januari 2017. In dit proces-verbaal staat dat op 12 januari
2017 de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, E-stukken, heeft
plaatsgevonden op de [straat] te [plaats 2] , door verbalisant [verbalisant]
in het bijzijn van opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] aan [naam 8] , in het bijzijn van
[verdachte] . Getuige [opsporingsambtenaar] heeft hierover verklaard dat verdachte aanwezig was op
het moment dat hij met verbalisant [verbalisant] op de vestiging van stichting [stichting 1]
inbeslaggenomen voorwerpen heeft teruggegeven. Op het ontvangstbewijs van de
teruggave staat, bij de ondertekening, als naam van de ontvanger, handgeschreven ' [naam 8]
’ Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat dit zijn handschrift is. Onder "De
Ontvanger" staat een handtekening, die door [naam 8] is herkend als zijn
handtekening. Getuige [naam 8] heeft hierover verklaard dat hij de door hem
ontvangen goederen een plek heeft gegeven in de directiekamer van het gebouw van
de stichting. Hij verklaart verder dat hij ervan uit gaat dat hij dit besproken heeft met
de stichting, de heer [verdachte] . Als verklaring geeft hij hiervoor dat "als ik ervan
uit ga dat iets [stichting 1] aangaat [verdachte] dat sowieso moet weten.’
De rechtbank voegt hieraan toe dat voor zover verdachte de wetenschap van de teruggave van de E-stukken niet had op 12 januari 2017, hij deze wetenschap in ieder geval heeft gekregen op (of kort na) de zitting van de meervoudige raadkamer van de rechtbank Rotterdam op 23 mei 2017.
Uit de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2017 inzake het door
verdachte en stichting [stichting 1] (klagers) ingediende klaagschrift over
inbeslaggenomen goederen blijkt dat de in beslag genomen goederen aan klagers zijn
geretourneerd althans de teruggave is gelast, met uitzondering van contante
geldbedragen en [merk] computers. Verdachte was op de zitting van 23 mei 2017
aanwezig, waarop het klaagschrift door de meervoudige raadkamer is behandeld. Uit
de beschikking volgt dat het petitum van het klaagschrift in raadkamer is gewijzigd,
in die zin dat het klaagschrift strekt tot teruggave van de [merk] computers en de
geldbedragen. De overige voorwerpen waren namelijk al geretourneerd (althans de
teruggave was gelast), zo blijkt uit hetgeen door de officier van justitie en de raadsman
tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer is aangegeven.
De in beslag genomen E-goederen zijn in delen aan de Stichting op haar vestigingsadres geretourneerd. Telkens heeft een bestuurslid van de Stichting getekend voor ontvangst:
Op 16 september 2016 is een laptop geretourneerd, waarbij [naam 8] voor ontvangst heeft getekend;
Op 12 januari 2017 is een groot deel van de in beslag genomen administratie teruggegeven aan [naam 8] (penningmeester), in het bijzijn van verdachte;
Op 19 april 2017, 19 mei 2017 en 27 juni 2017 zijn goederen teruggegeven, waarbij verdachte voor ontvangst heeft getekend. Uit het proces-verbaal van ambtshandeling (pagina 288 e.v.) blijkt dat de ingescande administratie op 12 januari 2017 is geretourneerd. De latere teruggaven betroffen voornamelijk telefoons, computers en een server. Na de behandeling van het klaagschrift op 23 mei 2017 zijn blijkens het dossier alleen nog ( [merk] -)computers teruggegeven, hetgeen correspondeert met de inhoud van de beschikking van de rechtbank Rotterdam omtrent het reeds geretourneerd zijn van alle in beslag genomen goederen met uitzondering van (contante geldbedragen en) Fijitsu-computers, alsmede de wijziging van het petitum van het klaagschrift in raadkamer.
Het hof leidt uit het bovenstaande in samenhang gezien af, dat de door de FIOD in beslag genomen bescheiden (E-stukken) aan de Stichting op haar vestigingsadres zijn geretourneerd en dat verdachte ervan op de hoogte was dat de Stichting over deze bescheiden beschikte. Volgens het proces-verbaal van de FIOD zijn de E-stukken teruggegeven in het bijzijn van verdachte. Daarnaast betrof de teruggave van goederen op 12 januari 2017 een belangrijk deel van hetgeen in beslag genomen was en betroffen de teruggegeven E-stukken ook stukken die (objectief gezien) voor de stichting belangrijk waren. Tot slot is het afgaand op de verklaring van [naam 8] waarschijnlijk dat de E-stukken door hem op een zeker niet onlogische plaats (te weten: in de directiekamer) zijn opgeslagen.
Wat betreft het door verdachte gestelde dat hij zelf niet over de E-stukken kon beschikken, is het hof van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden, nu de betreffende stelling van verdachte noch door de verklaring van [naam 8] noch door enige andere informatie in het dossier significant wordt ondersteund en verdachte voor het mogelijk weggeraakt zijn van de E-stukken geen concreet en op duidelijke indicaties in het dossier gebaseerd scenario heeft aangedragen.
Bewijsoverwegingen feit 1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de Stichting niet, dan wel niet volledig heeft voldaan aan de vorderingen van de POCOB.
Verdachte heeft opzettelijk aan de POCOB medegedeeld dat de Stichting niet beschikte over de door de FIOD in beslag genomen administratie, terwijl hij wist dat de Stichting daar wel over beschikte. Had verdachte die administratie geraadpleegd dan had hij veel volledigere antwoorden kunnen geven op de vordering van de POCOB. Door dit na te laten heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de Stichting onvolledige informatie zou verstrekken aan de POCOB.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Tijdens de voorbereidende gesprekken met de landsadvocaat, mr. J. van Uden, is afgesproken dat verdachte de inlichtingen zou verstrekken voor zover hij die op basis van zijn herinnering nog kon herleiden. Tegen die achtergrond heeft verdachte alle mogelijke moeite gedaan om aan de vorderingen te kunnen voldoen. Hij heeft verschillende keren contact met de FIOD opgenomen om de administratie terug te krijgen, boekhouders benaderd, onderzoek in open bronnen gedaan en is aanwezig geweest bij de voorbereidende gesprekken met de POCOB waarin de vorderingen zijn afgebakend.
Hij heeft toestemming gegeven om de stukken op te vragen bij de FIOD en alles gedaan wat hij op grond van de wet verplicht was. De rechtbank heeft ook bevestigd dat de Stichting en haar bestuur voldoende inspanningen hebben verricht om aan de vorderingen te voldoen en hen terecht vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Een enquêtecommissie heeft op grond van de Wpe een aantal bevoegdheden om inlichtingen en documenten te vorderen bij elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in Nederland verblijft of bedrijfsactiviteiten uitvoert. Die bevoegdheden worden begrensd door het door de Tweede Kamer vastgestelde onderwerp van het onderzoek en het evenredigheidsbeginsel: de commissie voert haar bevoegdheden slechts uit voor zover dat naar het redelijk oordeel van de commissie voor de vervulling van haar taak nodig is. Gelet op de formulering van het wetsartikel mag de rechter slechts marginaal toetsen of het noodzakelijk is een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen.
De commissie kan medewerking afdwingen: de Wpe bepaalt dat de commissie de rechtbank Den Haag kan verzoeken een bevel tot medewerking met oplegging van een dwangsom of een bevel tot gijzeling te geven. De artikelen 192, 192a tot en met 192d van het Wetboek van Strafrecht stellen het niet meewerken aan de vorderingen van de commissie strafbaar.
In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) bij de Wpewordt toegelicht waarom de bevoegdheden van een enquêtecommissie in de Wpe 2008 zijn uitgebreid ten opzichte van de vorige wetsversie. Zo is een bevoegdheid om inlichtingen te vorderen toegevoegd. De MvT stelt daarover (pagina 16):
In een met een specifiek oogmerk op te stellen schriftelijk document zal informatie echter over het algemeen toegankelijker en meer gestructureerd bijeen gebracht kunnen worden
dan bij een mondeling verhoor. Hierdoor kan de enquêtecommissie een
beter inzicht en overzicht krijgen van feiten of gebeurtenissen.
Bepaalde informatie leent zich echter beter voor een schriftelijke neerlegging, dan voor een mondelinge vertaling. Te denken valt bijvoorbeeld aan het geven van een inzicht in de kosten die bepaalde handelingen in een aantal jaren met zich hebben meegebracht.
Bij het vragen van schriftelijke inlichtingen zullen derden zich er – anders dan bij een verhoor – echter veelal niet op kunnen beroepen dat zij de betreffende informatie
niet paraat hebben. Hen zal immers door de enquêtecommissie enige tijd worden gegund om de informatie te verzamelen en te achterhalen. Vanuit het belang van waarheidsvinding door de enquêtecommissie, achten de indieners de mogelijke verzwaring van verplichtingen van burgers en bedrijven als gevolg van deze nieuwe bevoegdheid gerechtvaardigd.
De juridisch adviseur van de POCOB ( [adviseur] ) heeft over de feitelijke gang van zaken bij het opvragen van inlichtingen en documenten bij de Stichting bij de rechter-commissaris verklaard:
In zijn algemeenheid, als ik het mij goed herinner, was de vordering datgene dat de FIOD bij de stichting [stichting 1] in beslag had genomen. De commissie heeft dat gevorderd bij de FIOD. Volgens mij heeft zij dat ook gekregen, voor zover ik weet.
Zij verklaarde dat de POCOB de FIOD-bescheiden al vóór het verhoor van verdachte had
ontvangen. Het belang daarvan relativeerde zij vervolgens als volgt:
Mag ik even verifiëren of het voor iedereen hier duidelijk is dat het wel of niet hebben van
de FIOD stukken, niet van belang was voor de commissie in relatie tot de vorderingen die door de commissie aan [stichting 1] waren gedaan?
In het algemeen is het zo, dat geldt voor elke commissie, dat je vorderingen doet bij
verschillende partijen en dat je dat naast elkaar legt. En daar waar gaten ontstaan, daar ga je nader onderzoek naar doen. Dat is het proces van waarheidsvinding en verificatie
daarbinnen. En het is gewoon een feit dat als een actor geen stukken levert, dat je daarmee
ook mogelijk niet de hele waarheid boven tafel krijgt.
In het licht van het voorgaande stelt het hof vast dat een enquêtecommissie een zelfstandige bevoegdheid heeft om -ook bij overheidsinstanties en zonder dat daarvoor toestemming is vereist- documenten op te vragen en dat het voor de waarheidsvinding nu juist van belang is om informatie en documenten die uit verschillende bronnen aan de commissie zijn overgelegd, te vergelijken en verifiëren. Daarbij is in de wetsversie van 2008 expliciet de bevoegdheid toegevoegd om inlichtingen te vorderen, zodat informatie toegankelijker en meer gestructureerd wordt aangeleverd.
Het hof overweegt dat het belang van de hierboven genoemde bevoegdheden voor de werkzaamheden van de commissie in de onderhavige zaak helder was.
De in beslag genomen FIOD-goederen waren niet alleen omvangrijk, maar ook ongeordend. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een proces-verbaal van de Rijksrecherche (pagina 281 van het dossier) dat een harde schijf met gedigitaliseerde administratie van de Stichting 206 documenten bevatte. De verbalisant heeft gerelateerd:
Veel van de pdf-documenten bestonden uit tientallen tot honderden bladzijden. Sommige pdf-documenten bestonden zelfs uit duizenden bladzijden. De grootte van de pdf-documenten bemoeilijkte de doorzoekbaarheid.
Op de beslaglijst van de E-goederen (pagina 322 e.v.) staan onder meer:
een schoenendoosje met administratie, een aantal stapels ‘diverse documenten’, ‘een plastic zak met bonnen’, insteekmapjes, een groot aantal ordners en digitale gegevensdragers. Zelfs als de FIOD alle documenten gedigitaliseerd had aangeleverd, kan niet van een enquêtecommissie (met een tijdelijk mandaat) worden verwacht dat zij de gevraagde inlichtingen en documenten uit deze enorme hoeveelheid gegevens zelf zou destilleren.
Naar het oordeel van het hof mocht van de Stichting dus worden verwacht dat zij redelijke inspanningen zou verrichten om op zo volledig mogelijke wijze aan de gevraagde inlichtingen te voldoen. Met de kennis dat de (door de FIOD gedigitaliseerde) bescheiden zich op het vestigingsadres bevonden, was de Stichting verplicht aan de vorderingen te voldoen.
Voorts is nog van belang dat de POCOB van de Stichting inlichtingen en documenten heeft gevorderd over de periode 2010 tot en met 2019. De informatie en documenten die dateren van na de inbeslagneming op 8 september 2016 bevonden zich überhaupt niet onder de FIOD-bescheiden. Ook dit gegeven leidt tot de conclusie dat de Stichting niet aan haar wettelijke verplichtingen heeft voldaan.
Het hof benadrukt dat ook het opzettelijk verstrekken van
onvolledigeinlichtingen of documenten onder de strafbaarstelling van artikelen 192a en 192b sr valt.. Het hof ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de POCOB tijdens de voorbereidingsgesprekken zou hebben toegezegd dat de Stichting niet aan de vorderingen hoefde te voldoen, voor zover de gevraagde informatie te vinden zou zijn in de door de POCOB van de FIOD ontvangen bescheiden. Uit de door de raadsman overgelegde
e-mailberichten naar aanleiding van deze besprekingen blijkt dat weliswaar een concept-vaststellingsovereenkomst is opgemaakt, maar ook dat de POCOB niet heeft ingestemd met de door de raadsman voorgestelde aanvullingen met betrekking tot de FIOD-stukken.
Het hof leest de correspondentie zo dat de POCOB de stelling van verdachte dat hij niet over de FIOD-stukken zou beschikken niet voor haar rekening wilde nemen. In zoverre ondersteunt de mailwisseling niet de verklaring van verdachte dat hij naar het oordeel van de POCOB geen informatie of documenten hoefde te leveren die uit de FIOD-stukken was te herleiden.
Dat geen overeenstemming op dit punt was bereikt, wordt overigens ondersteund door de verklaring van de voorzitter van de POCOB. Hij heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op vragen van de raadsman en de officier van justitie verklaard:
Officier van justitie: Mijn vraag ziet op informatie afkomstig uit onvrije landen. Is er op enig moment tussen de POCOB en [stichting 1] een overeenstemming bereikt dat zij stukken of
inlichtingen niet hoefden te verstrekken aan de POCOB?
Rog: Naar mijn beste weten hebben wij daar nooit overeenstemming over bereikt.
Boumanjal: dat kan ik beamen. Daar is inderdaad nooit overeenstemming over bereikt.
Mr. Boumanjal: Kunt u zich herinneren, dat in het kader van die onderhandelingen, specifiek over FIOD stukken is gesproken?
Officier van Justitie: En geldt dat ook voor FIOD stukken?
Rog: Naar mijn beste weten hebben wij daar geen overeenstemming over bereikt.
Beoordeling van de vorderingen op onderdelen
Met betrekking tot de in de tenlastelegging als AF-01, AF-04 en AF-12 genummerde vorderingen is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de Stichting opzettelijk onvolledige informatie heeft verstrekt.
Ten aanzien van de vorderingen genummerd AF-02, AF-03 en AF-06 is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs bevat dat de door de Stichting verstrekte inlichtingen onvolledig dan wel onjuist zijn.
Bij de vorderingen genummerd AF-07, AF-08, AF-09 en AF-11 worden documenten van de
Stichting opgevraagd.
Ten laste is gelegd dat de Stichting geen onderliggende documenten heeft aangeleverd van:
- alle donaties naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-07),
- alle donaties van ten minste 15.000 euro naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-08),
- de aanvragen voor donaties vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-09).
Voorts is ten laste gelegd dat de Stichting geen afschrift heeft aangeleverd van de balans en de staat van baten en lasten inclusief toelichting (jaarrekening) van Stichting [stichting 1] over de boekjaren 2010 en 2014 (vordering AF-11).
In de brief van de Stichting van 25 maart 2020 is bij deze vorderingen telkens aangegeven dat de Stichting niet over de gevraagde documenten beschikte. Daarbij is (telkens) verwezen naar bescheiden die zich (alleen) bij de FIOD zouden bevinden.
Zoals hierboven is overwogen, heeft de Stichting onvoldoende inspanningen verricht om aan de vorderingen van de POCOB te voldoen. De documenten waren bij de Stichting aanwezig en hadden derhalve aan de POCOB verstrekt moeten worden. De Stichting wist dat deze bescheiden aanwezig waren. De FIOD heeft deze immers aan bestuursleden van de Stichting geretourneerd op het vestigingsadres van de Stichting. Daarmee is sprake van
opzettelijkniet voldoen aan de vordering. Het hof is daarom van oordeel dat ten aanzien van de vorderingen AF-07, AF-08, AF-09 en AF-11 wettig en overtuigend is bewezen dat de Stichting opzettelijk niet heeft voldaan aan de vordering van de POCOB tot het verstrekken van (afschrift van) de gevraagde documenten.
De Stichting kan worden aangemerkt als pleger van het strafbare feit. De vordering van de POCOB was aan haar gericht en het toenmalige bestuur van de Stichting heeft in die hoedanigheid namens de Stichting bij brief van 25 maart 2020 op de vorderingen gereageerd. De Stichting was wettelijk verplicht aan de vorderingen te voldoen. De gedraging – het niet (volledig) voldoen aan vorderingen – heeft daarmee in de sfeer van de rechtspersoon plaatsgevonden en kan daarmee aan de Stichting worden toegerekend.
Verdachte was bestuursvoorzitter van de Stichting en heeft in zijn verhoor bij de Rijksrecherche ook verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de gang van zaken binnen de Stichting. Ook heeft verdachte de Stichting tijdens de gehele procedure bij de POCOB vertegenwoordigd. De feitelijke handeling is daarmee verricht door een persoon -de verdachte- die ten behoeve van de rechtspersoon werkzaam was.
Het hof is van oordeel dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het door de Stichting begaan van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, voor zover het de vorderingen onder AF-07, AF-08, AF-09 en AF-11 betreft. Het gedrag van verdachte valt onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van dit begrip: verdachte is immers degene die (ook) in feitelijke zin (mede) leiding heeft gegeven aan de gedraging van de Stichting, door namens de stichting bij brief van 25 maart 2020 op de vorderingen te reageren. Gelet op de hiervoor weergegeven overwegingen van het hof omtrent hetgeen verdachte bekend moet zijn geweest over de teruggave van de door de FIOD eerder in beslag genomen goederen, heeft verdachte voorts bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarbij niet (volledig) aan de vorderingen werd voldaan.
Nu het hof verdachte als feitelijke leidinggeven beschouwt, zal het hof verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde (zelf) plegen van het niet (volledig) voldoen aan de vorderingen.
Bewijsoverweging feit 2 en feit 3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van beide feiten vrij te spreken. Er is geen sprake van valsheid in geschrift. Verdachte had immers geen oogmerk tot misleiding, niet het (voorwaardelijk) opzet op de valsheid van de brief en het niet-verstrekken heeft niet geleid tot enig nadeel voor de POCOB. Verdachte heeft in de brief tot slot expliciet aangegeven dat deze niet volledig zou zijn, omdat de Stichting niet meer over de administratie beschikte.
De vaststelling dat geen sprake is van een vals geschrift impliceert dat ook vrijspraak voor het gebruikmaken van een vals geschrift moet volgen.
Oordeel van het hof
Wat betreft feit 2 en feit 3 kan het hof kan zich verenigen met de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en overwegingen. Het hof maakt deze hieronder cursief weergegeven overwegingen tot de zijne.
De rechtbank constateert allereerst dat de brief van 25 maart 2020 een geschrift is dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. De brief is namelijk opgesteld met de intentie om daarmee te voldoen aan de wettelijke verplichting van (het bestuur van) de Stichting om te voldoen aan de vorderingen die de POCOB aan Stichting [stichting 1] had gericht. Kijkend naar de inhoud van de brief komt de rechtbank tot het oordeel dat deze vals is voor zover het gaat om de uitspraken van Stichting, bij monde van haar voorzitter, dat de Stichting geen beschikking heeft over de E-stukken van de FIOD. Anders dan de verdediging stelt, blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en de stichting [stichting 1] wel over de E-stukken van de FIOD beschikten.
Door in de brief aan de POCOB op te schrijven dat de Stichting niet over de
E-stukken beschikte, terwijl dat wel zo was, heeft verdachte in zijn hoedanigheid van
voorzitter van de Stichting de POCOB opzettelijk op onjuiste wijze geïnformeerd. De
rechtbank oordeelt dat verdachte het oogmerk had om de POCOB op dit punt te misleiden en onjuist te informeren; de brief is immers opgesteld om namens de Stichting te voldoen aan de vorderingen van de POCOB. Gelet op de bewijsmiddelen kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de relevante FIOD-stukken waren teruggegeven en in het bezit waren van de Stichting.
Dat verdachte namens de Stichting in de brief ook heeft geschreven dat "voor zover wij ons
kunnen herinneren nooit enig origineel dan wel kopie [hebben] ontvangen " neemt de valsheid niet weg. Verdachte wist immers wel beter. De vervalsing van het geschrift raakt naar het oordeel van de rechtbank de bewijsbestemming van het geschrift. Er is weliswaar geen bewijs dat verdachte (namens de stichting) de POCOB verkeerd heeft voorgelicht of willen voorlichten wat betreft de gegeven inhoudelijke antwoorden op de vorderingen. Maar de bewering van verdachte namens de stichting dat zij niet beschikte over de FIOD-stukken,
maakte minst genomen de inspanningsverplichting die de stichting heeft om te voldoen aan de vorderingen van de POCOB wel kleiner. De verdediging heeft betoogd dat er geen nadeel kan ontstaan uit het gebruik van het vervalste geschrift omdat de inhoud van de brief niet onjuist was en de brief bovendien verwees naar de FIOD-stukken. De verdediging miskent echter dat de valsheid bestond uit het voorwenden dat (het bestuur van) de stichting niet over de FIOD-stukken beschikte en dat de POCOB daardoor genoodzaakt was om via andere weg (namelijk door een vordering aan de FIOD) deze informatie boven water te krijgen. Daarmee is gegeven dat enig nadeel kon ontstaan uit het gebruik van het (op onderdelen) vervalste geschrift.
Het hof voegt op dit punt toe dat de POCOB de gegevens niet alleen nog van de FIOD moest vorderen, maar dat zij de betreffende gegevens – gelet op de omvang en het gebrek aan structuur van deze gegevens – ook nog moest ordenen.
Dit betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, voor wat betreft de
vorderingen 09 en 11.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde komt de rechtbank eveneens tot het oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is. Zoals hiervoor is overwogen, is de brief van 25 maart 2020 op specifieke onderdelen vals. De brief is in opdracht van verdachte namens de stichting, op 30 maart 2020 verzonden met de bedoeling om op die manier te voldoen aan de vorderingen die door de POCOB aan stichting [stichting 1] zijn gedaan.
Daarmee is opzettelijk gebruik gemaakt van het (op onderdelen) vervalste geschrift door
verdachte als bevoegd bestuurder van de stichting.
Het hof acht feit 2 ten aanzien van de vorderingen AF-09 en AF-011 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen Verdachte zal in relatie tot feit 2 worden vrijgesproken van de valsheid met betrekking tot de overige tenlastegelegde vorderingen.
Bewijsoverweging feit 4
Onder gedachtestreepje 3 en 4 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij tegenover de POCOB meinedige verklaringen heeft afgelegd. Daarbij gaat het om de volgende vragen en antwoorden:
3. ( a) Vraag van de heer [naam 7] :
U heeft ook geen kennis van een jaarverslag of van de jaarrekening?
Antwoord verdachte:
Nee, Nee.
( b) Vraag van de heer [naam 7] :
Die wordt dus niet zo opgesteld dat u daar als voorzitter uw goedkeuring aan moet geven?
Antwoord verdachte:
Op dit moment niet, nee. Want sinds de FIOD-inval liggen al onze, bijna al onze documenten ook bij de FIOD.
4. Vraag van voorzitter Rog:
Hier stelt u vandaag, onder ede, nog steeds dat [stichting 1] niet in het bezit is van de in beslag genomen documenten?
Antwoord verdachte
: Ja, zeker.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de bovengenoemde antwoorden in strijd met de waarheid zijn en dat het tenlastegelegde onder gedachtestreepjes 3 en 4 bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4. Verdachte heeft geen
verklaringen in strijd met de waarheid afgelegd en zeker geen opzet gehad op het afleggen van valse verklaringen. Hoogstens is sprake van interpretatieverschillen. De antwoorden moeten bovendien gelezen worden in de context waarin zij zijn gegeven; verdachte heeft steeds aangegeven dat hij geen gedetailleerde kennis van de financiën van de Stichting had.
Oordeel van het hof
Met betrekking het derde gedachtestreepje is het hof met de rechtbank van oordeel dat
verdachte niet onjuist heeft verklaard.
De rechtbank heeft in dit verband overwogen:
Zoals de officier van justitie terecht aangeeft, vraagt de POCOB met de eerste vraag in de tenlastelegging -gelet op de vragen die aan het ten laste gelegde voorafgaan- niet of verdachte weet dat de jaarrekening en het jaarverslag van de stichting bestaan. De antwoorden zoals verdachte die heeft gegeven en zijn opgenomen in de tenlastelegging kan de rechtbank in dat licht dan ook niet beschouwen als vals. Bovendien geeft verdachte later in het verhoor wel concrete antwoorden op concrete vragen van de commissie over bijvoorbeeld de financiering van het pand van stichting [stichting 1] en de ontvangen donaties uit onvrije landen. De rechtbank ziet daarin een contra-indicatie voor het feit dat verdachte de intentie had om de commissie van onwaarheden te voorzien.
Het hof kan zich met deze overweging van de rechtbank verenigen en maakt deze tot de zijne. Het hof acht de betreffende vragen bovendien zo algemeen en de bedoeling zo onduidelijk dat niet kan worden geconcludeerd dat de antwoorden meinedig zijn.
Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het derde gedachtestreepje.
Ten aanzien van het vierde gedachtestreepje is het hof echter van oordeel dat verdachte de vraag van voorzitter Rog opzettelijk in strijd is met de waarheid heeft beantwoord. Zoals hierboven is overwogen, was de Stichting in het bezit van de in beslag genomen (gedigitaliseerde) documenten en was verdachte daar ook van op de hoogte.
Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte wat betreft het vierde gedachtestreepje van feit 4 meineed heeft gepleegd.
Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 09-259737-22 (gevoegd):
Feit 1 subsidiair:
Stichting [stichting 1] op één of meerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 27 november 2019 tot en met 30 maart 2020 te
[plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk aan
één ofmeerdere vordering
(en
)van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen, zijnde een parlementaire enquêtecommissie,
tot het
hebben van inzage in en/ofhet nemen van afschrift van
en/of het op andere wijze kennisnemen vandocumenten,
en/ofdoor:
- tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen,te weten: de vordering
(en
)met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 gericht aan de Stichting [stichting 1] (AF-01, AF-02, AF-03, AF-04, AF-06, AF-07, AF-08, AF-09, AF-11 en AF-12) (telkens) niet heeft
/hebbenvoldaan, door:
- het rekeningnummer [bankrekening nummer 1] ten name van Stichting [stichting 1] , niet op te geven (vordering AF-01), en/of
- één of meerdere personen (zie hoofdstuk 5.3 van het relaas) die naar de stichting [stichting 1] zijn gekomen in de periode 2010 tot en met 2019 om te prediken en/of les te geven en/of vanuit welke organisatie en/of vanuit welk land ze zijn gekomen niet op te geven (vordering AF-02), en/of
- geen volledig overzicht te geven van alle congressen en/of lezingen die Stichting [stichting 1] heeft georganiseerd in de periode 2010 tot en met 2019 en/of wie de sprekers waren en/of vanuit welke organisatie en welk land ze zijn gekomen (vordering AF-03), en/of
- tien cartons boeken niet op te geven die vanuit Koeweit waren verstuurd naar Stichting [stichting 1] in de periode 2010 tot en met 2019 (vordering AF-04), en/of
- niet op te geven dat rekeningen van [leverancier 1] , [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en/of [leverancier 2] en/of de salarisbetaling van [naam 2] (deels) vergoed zijn door financiële transacties uit Koeweit (vordering AF-06),
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-07), en
/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van alle donaties van ten minste 15.000 euro naar Stichting [stichting 1] vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-08), en
/of
- geen afschrift van de onderliggende documenten aan te leveren van de aanvragen voor donaties vanuit onvrije en deels onvrije landen (vordering AF-09), en
/of
- geen afschrift te geven van de balans en de staat van baten en lasten inclusief toelichting (jaarrekening) van Stichting [stichting 1] over de boekjaren 2010 en 2014 (vordering AF-11),
en/of
- geen afschrift te geven van de getekende koopakte van het pand [straat] te [plaats 2] en/of de aanvulling koopovereenkomst d.d. 7 januari 2014 en/of de onderliggende stukken financiële transacties die zijn ontvangen vanuit Koeweit (vordering AF-12),
althans op enigerlei wijzeniet heeft
/hebbenvoldaan aan die vordering
(en
), tot het plegen van het/de bovengenoemde strafbare feit(en) hij, verdachte opdracht heeft gegeven en/ofaan welke verboden gedraging
(en
)hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 2 primair
hij op
of omstreeks25 maart 2020
te [plaats 4] en/of [plaats 2] en/of [naam 7] , althansin Nederland
, tezamen en in vereniging met Stichting [stichting 1] en/of [naam 3] en/of anderen, althans alleen,een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) valselijk heeft
/hebbenopgemaakt
en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft
/hebbenhij, verdachte
en/of zijn mededader(s)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid in die brief vermeld
en/of doen vermelden-zakelijk weergegeven-:
- AL-01 De bankrekeningen die eerder actief waren, voordat ze door de banken zelf werden geblokkeerd, zijn als volgt: Stichting [stichting 1] : [bankrekening nummer 2] en [bankrekening nummer 3] . Stichting [stichting 2] : [bankrekening nummer 4] en [bankrekening nummer 5] en Stichting [stichting 3] : [bankrekening nummer 6] . en/of
- AL-02 De volgende personen uit Koeweit hebben bij Stichting [stichting 1] gepredikt/lesgegeven: De heer [naam 4] , de heer [naam 5] en de heer [naam 6] , en/of
- AL-03 Stichting [stichting 1] organiseert tweemaal per jaar een conferentie, waarbij de volgende personen uit Koeweit hebben gepredikt/lesgegeven: de heer [naam 4] (meerdere malen), de heer [naam 5] (eenmalig), de heer [naam 6] (eenmalig), en/of
- AL-04 hiervan is geen sprake geweest en dus niet van toepassing, en/of
- AL-06 De huur van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren betreft dit huurlasten ter hoogte van: 230.000 + 200.000 + 180000 + 180000 + 600000 = 1.390.000 euro. Wij beschikken niet over afschriften van onderliggende documenten. Nu wij ook niet meer de beschikking hebben over het rekeningnummer van het [bank] is het niet mogelijk om het terug te halen. Na de FIOD inval hebben wij sowieso geen donaties meer ontvangen uit het buitenland, en/of
- AL-07 Wij hebben nooit contante donaties ontvangen vanuit (deels) onvrije landen. De donaties uit Koeweit hebben wij voor het laatst ontvangen voor de FIOD inval om de huur en de koop van het pand (gedeeltelijk) te bekostigen, via de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Dit is hetgeen wij ons kunnen herinneren. Verder zijn er ook een aantal particulieren uit deels onvrije landen geweest waarvan wij ons de namen niet meer kunnen herinneren, maar waarvan de papieren zich wel bij de FIOD bevinden. De binnengekomen donaties zijn direct aangewend voor de betaling van kosten voor het pand waarin de Stichting zich bevindt, zoals hierboven onder punt AL-06 o.a. is vermeld en/of
-
- AL-08 IDEM als 6 en 7, en/of
- AL-09
De Stichting heeft slechts aanvragen ingediend voor het betalen van de huur en de koop van het pand. Zover wij ons kunnen herinneren, hebben wij hiervoor aanvragen gedaan bij de [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Wij kunnen ons niet herinneren dat er aanvragen afgewezen zijn.En als die er toch zijn, hebben wij daar geen documentatie van, en dan zou zich dat bij de FIOD dienen te bevinden.
De aanvragen die wel gedaan zijn staan in dit overzicht vermeld voor zover wij ons kunnen herinneren. Indien er toch meer aanvragen geweest zijn, kunt u deze terugvinden in de documentatie bij de FIOD.Als gezegd het documenteren van de aanvragen is onmogelijk, daar deze documenten zich bij de FIOD bevinden, en
/of
- AL-11 Wij hebben helaas niet de beschikking over de jaarrekeningen van de jaren voorafgaand de inval. Deze bevinden zich wel tussen de stukken van de FIOD.
Sinds na de FIOD-inval zijn er (nog) geen jaarrekeningen gemaakt, en/of
- AL-12 In de bijlage treft u de desbetreffende documenten,
terwijl bovenstaande antwoorden op de vordering
(en
) onvolledig/onjuist zijn
en om volledige informatie werd gevraagd, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 3 primair:
hij op
of omstreeks30 maart 2020
te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk gebruik heeft gemaakt,
althans gebruik heeft doen makenvan
- de brief d.d. 25 maart 2020 van Stichting [stichting 1] aan de Tweede Kamer (gevoegd als bijlage bij de brief van 30 maart 2020 aan de Tweede Kamer (pagina 235 e.v. van het dossier)) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid
of vervalsing-zakelijk weergegeven- hierin dat ter uitvoering van de beschikking d.d. 24 maart 2020 van het Gerechtshof Den Haag uit de brief de gevraagde inlichtingen en documenten zouden moeten blijken zoals opgenomen in de brief met kenmerk [kenmerk] d.d. 27 november 2019 van de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen gericht aan de Stichting [stichting 1] , zulks terwijl de inlichtingen en documenten
onvolledig/onjuist waren, en bestaande dat gebruikmaken er -zakelijk weergegeven- hierin dat hij, verdachte
en/of medeverdachte(n)de brief heeft
verzonden en/of verstrekt en/of overlegd en/oflaten verzenden
en/of verstrekken en/of overleggenaan de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen;
Feit 4:
hij op
of omstreeks19 februari 2020 te Den Haag tijdens een openbaar verhoor als getuige onder ede voor een commissie als bedoeld in artikel 1 onder b jo artikel 2 lid 2 van de Wet op de Parlementaire Enquête 2008, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk de navolgende, geheel of ten dele, valse verklaringen onder ede heeft afgelegd, te weten tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen:
- op een vraag van de heer [naam 7] : "U heeft ook geen kennis van een jaarverslag of van
de jaarrekening?” geantwoord: " Nee. Nee" en/of
op een vraag van de heer [naam 7] : "die wordt dus niet zo opgesteld dat u daar als voorzitter uw goedkeuring aan moet geven?" geantwoord: "Op dit moment niet, nee. Want sinds de FIOD-inval liggen al onze, bijna al onze documenten ook bij de FIOD" en/of
- op een vraag van voorzitter Rog: “Hier stelt u vandaag, onder ede, nog steeds dat [stichting 1] niet in het bezit is van de in beslag genomen documenten?” heeft geantwoord: “Ja, zeker”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het
opzettelijk niet voldoen aan de vordering van een parlementaire enquêtecommissie tot het hebben van inzage in of het nemen van afschrift van of het op andere wijze kennisnemen van documenten
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
Valsheid in geschrift.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
In de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis wordt opgelegd.
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit en heeft geen (subsidiair) strafmaatverweer uitgewerkt. De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, als bestuursvoorzitter van de Stichting, tijdens een onderzoek van een parlementaire enquêtecommissie -kort gezegd- niet aan zijn verplichtingen voldaan om de POCOB van de gevraagde documenten te voorzien. Daarnaast heeft verdachte valsheid in geschrift gepleegd en meineed gepleegd tijdens zijn openbare verhoor door de POCOB. Gelet op het algemene, maatschappelijke belang van een parlementair onderzoek is het wettelijk verplicht om volledig mee te werken aan zo’n onderzoek. De omstandigheden die verdachte heeft aangevoerd, waaronder de destijds hectische situatie waar de Stichting zich in bevond, kunnen niet afdoen aan de plicht medewerking te verlenen en vormen uiteraard geen rechtvaardiging voor het plegen van meineed.
Ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte verklaard dat hij
nog steeds les geeft op vrijwillige basis en dat hij fysiek in staat is om een taakstraf uit te voeren. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 9 december 2024 blijkt dat verdachte -op een verkeersboete na- een blanco strafblad heeft.
Het hof onderkent nadrukkelijk dat verdachte betrokken is geweest in een langdurig strafrechtelijk onderzoek (met langdurige procedures) en dat het betreffende onderzoek voor een groot deel in vrijspraak is geëindigd. Dit gegeven wordt door het hof meegewogen bij het bepalen van de straf. Gelet op het belang van een duidelijke normstelling en de ernst van de feiten als zodanig is het hof evenwel van oordeel dat in deze zaak niet met het opleggen van enkel een voorwaardelijke straf of met het geheel afzien van strafoplegging kan worden volstaan.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 120 uur, bij niet of niet volledig voldoen te vervangen door 60 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van 15 euro aan verdachte zal worden teruggegeven.
Het geldbedrag is echter in beslaggenomen in het -niet aan het hof ter beoordeling voorliggende- onderzoek Steenbrasem (parketnummer 83-080135-22), zodat het beslag geen beslissing van het hof vergt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 51, 56, 57, 63, 192a, 207 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in het hoger beroep gericht tegen
het tenlastegelegde onder feit 4, ten aanzien van gedachtestreepjes 1 en 2;
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. P.T.C. van Kampen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 22 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. van Kampen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.