ECLI:NL:GHARL:2025:2310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
21-002638-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstallen met bedreiging en afpersingen in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De minderjarige verdachte is veroordeeld voor twee diefstallen met bedreiging met geweld in vereniging en twee afpersingen, gepleegd tegen hetzelfde slachtoffer. De feiten vonden plaats op 13 september en 24 november 2019, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd en goederen heeft afgenomen. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen verweer gevoerd door de raadsman. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, ter hoogte van € 1.270,44, volledig toegewezen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002638-22
Uitspraak d.d.: 15 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juni 2022 met parketnummer 16-126276-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats 1] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 juni 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer] en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, ter hoogte van € 1.270,44, hoofdelijk toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Fleetwood
hij op of omstreeks 13 september 2019 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
op de openbare weg (aan/nabij) [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (Samsung Galaxy A6+) en/of een jas (merk Nike) en/of koptelefoon (merk JBL E500 BT), althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Loop mee en roep niet om hulp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de koptelefoon van de nek van die [slachtoffer] te grissen/pakken en/of
- die [slachtoffer] te fouilleren en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] te pakken en/of
- die [slachtoffer] te vragen zijn telefoon leeg te halen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Aangifte doen heeft geen zin. Ik weet alles van je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
hij op of omstreeks 13 september 2019 te [adres 1] , in elk geval in Nederland
op de openbare weg (aan/nabij) [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van, onder meer, een telefoon (Samsung Galaxy A6+) en/of een jas (merk Nike) en/of koptelefoon (merk JBL E500 BT), in elk geval enig(e) goed(eren),
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: : "Loop mee en roep niet om hulp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de koptelefoon van de nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gegrist/gepakt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd zijn telefoon leeg te halen en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd: "Aangifte doen heeft geen zin. Ik weet alles van je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
[zaak]
hij op of omstreeks 24 november 2019 te [adres 1] , in elk geval in Nederland,
op de openbare weg (aan/nabij) [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een koptelefoon (merk JBL E65 BT) en/of huissleutels en/of van bank- en/of persoons- en/of inloggegevens en/of een of meer inlog- en/of betaalcodes en/of een geldbedrag van (ongeveer) 65,45 euro, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren)en/of geldbedrag, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Hey jongen, kom je me weer tegen, hoe gaat het met je, je moet met me meelopen, je weet hoe het de vorige keer ging, je weet als je gaat tegenstribbelen of niet mee gaat werken, dan heb je een nog groter probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de koptelefoon van die [slachtoffer] weg te grissen/pakken en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] te pakken en/of
- die [slachtoffer] naar de code van zijn Internet Bankieren te vragen en/of
- (vervolgens) 65,45 euro van de rekening van die [slachtoffer] te halen,
en/of
hij op of omstreeks 24 november 2019 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland
op de openbare weg (aan/nabij) [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van, onder meer, een koptelefoon (merk JBL E65 BT) en/of huissleutels en/of van bank- en/of persoons- en/of inloggegevens en/of een of meer inlog- en/of betaalcodes en/of een geldbedrag van (ongeveer) 65,45 euro, in elk geval enig(e) goed(eren)en/of geldbedrag,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Hey jongen, kom je me weer tegen, hoe gaat het met je, je moet met me meelopen, je weet hoe het de vorige keer ging, je weet als je gaat tegenstribbelen of niet mee gaat werken, dan heb je een nog groter probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de koptelefoon v die [slachtoffer] heeft/hebben gegrist/gepakt en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar de code van zijn Internet Bankieren heeft/hebben en/of
- (vervolgens) 65,45 euro van de rekening van die [slachtoffer] heeft/hebben gehaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Gelet op de omstandigheid dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraakverweer is gevoerd, zal het hof, in het licht van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht de feiten bewezen op grond van:
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 15 september 2019, opgenomen op pagina 120 en volgende van het dossier van politie [regio] , betreffende onderzoek [zaak] / [nummer] [datum] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2019, opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2019, opgenomen op pagina 182 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van [verbalisant] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
op 13 september 2019 te [plaats 2] , op de openbare weg nabij [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met anderen
een telefoon (Samsung Galaxy A6+) en koptelefoon (merk JBL E500 BT) die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Loop mee en roep niet om hulp”, en
- de koptelefoon van de nek van die [slachtoffer] te pakken en
- die [slachtoffer] te fouilleren en
- de telefoon van die [slachtoffer] te pakken en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Aangifte doen heeft geen zin. Ik weet alles van je”,
en
op 13 september 2019 te [plaats 2] , op de openbare weg nabij [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een jas (merk Nike)
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Loop mee en roep niet om hulp”, en
- de koptelefoon van de nek van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- die [slachtoffer] heeft gefouilleerd en
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd: “Aangifte doen heeft geen zin. Ik weet alles van je”;
2.
op 24 november 2019 te [plaats 2] , op de openbare weg nabij [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met anderen
een koptelefoon (merk JBL E65 BT) en een geldbedrag van 65,45 euro, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Hey jongen, kom je me weer tegen, hoe gaat het met je, je moet met me meelopen je weet hoe het de vorige keer ging, je weet als je gaat tegenstribbelen of niet mee gaat werken, dan heb je een nog groter probleem”, en
- de koptelefoon van die [slachtoffer] weg te pakken en
- de telefoon van die [slachtoffer] te pakken en
- die [slachtoffer] naar de code van zijn Internet Bankieren te vragen en
- vervolgens 65,45 euro van de rekening van die [slachtoffer] te halen,
en
op 24 november 2019 te [plaats 2] , op de openbare weg nabij [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van huissleutels en inlogcodes, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Hey jongen, kom je me weer tegen, hoe gaat het met je, je moet met me meelopen, je weet hoe het de vorige keer ging, je weet als je gaat tegenstribbelen of niet mee gaat werken, dan heb je een nog groter probleem”, en - de koptelefoon van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft gepakt en
- vervolgens die [slachtoffer] naar de code van zijn Internet Bankieren heeft gevraagd en
- vervolgens 65,45 euro van de rekening van die [slachtoffer] heeft gehaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, zonder oplegging van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het door verdachte reeds ondergane voorarrest op te leggen, alsmede om oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van tweehonderdveertig uren.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting, en uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2025 en de rapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 9 december 2021 is gebleken.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank omtrent de op te leggen straf en/of maatregel waar de rechtbank overweegt:
‘Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan twee straatroven met telkens hetzelfde slachtoffer. Bij beide berovingen moest het slachtoffer gedurende enige tijd met verdachte en zijn mededaders meelopen terwijl er goederen werden afgepakt en het slachtoffer goederen moest afgeven. Bij de laatste beroving hebben verdachte en zijn mededaders ingelogd op de bankierenapp op de telefoon van het slachtoffer en hebben zij al het geld dat op zijn rekening stond overgemaakt naar de rekening van verdachte. Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten na de berovingen het slachtoffer op zijn werk hebben opgezocht om hem te intimideren. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven zich nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. Dat geldt temeer als een slachtoffer tweemaal door dezelfde daders wordt beroofd, en vervolgens op zijn werk wordt opgezocht en geïntimideerd. Daarnaast veroorzaakt dit soort feiten ook gevoelens van onveiligheid in hun directe omgeving en in de samenleving. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de geestelijke integriteit en de gevoelens van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. (…)
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (…) waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 9 december 2021, opgemaakt door [reclasseringswerker] waaruit volgt dat er geen problemen naar voren zijn gekomen op de leefgebieden van verdachte. (…) De reclassering ziet geen indicaties voor interventies. (…)
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met verbale bedreiging uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, dan wel, indien sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen en daarbij als strafverzwarende omstandigheden meewegen dat het bewezenverklaarde in vereniging met anderen is gepleegd, dat verdachte bij het plegen van het tenlastegelegde een leidinggevende rol heeft gehad en de feiten gepleegd zijn jegens een jong slachtoffer.’
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof dat het daarnaast de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten op de openbare weg zijn gepleegd als strafverzwarend zal meewegen bij de strafoplegging.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en dat detentie voor verdachte het verlies van zijn baan zal betekenen. Het hof is echter van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten zodanig is dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Tot slot stelt het hof vast dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden. Verdachte is immers op 25 november 2019 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 14 juni 2022. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg overschreden met zeven maanden. Namens verdachte is op 23 juni 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas op 15 april 2025 arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met tien maanden overschreden, terwijl dit (evenals de overschrijding in eerste aanleg) niet aan verdachte valt toe te rekenen
Het hof zal de straf die het zonder schending van de redelijke termijn zou hebben opgelegd, namelijk een straf die gelijk is aan de door de rechtbank opgelegde straf, verminderen. Alles afwegende zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.270,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, ter hoogte van € 1.270,44, hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met wettelijke en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet inhoudelijk betwist. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij de door de benadeelde partij geleden schade wenst te vergoeden.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Verdachte is derhalve tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat als de schade al aan de benadeelde partij is vergoed, zoals de verdediging ter zitting stelde, de in de beslissing opgenomen hoofdelijkheidsbepaling meebrengt dat verdachte in zoverre niet meer hoeft te betalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.270,44 (duizend tweehonderdzeventig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 270,44 (tweehonderdzeventig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.270,44 (duizend tweehonderdzeventig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 270,44 (tweehonderdzeventig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 13 september 2019.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 15 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.