ECLI:NL:GHARL:2025:2291

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
21-001096-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor roekeloos rijgedrag met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een ongeval waarbij drie personen lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. Het hof bevestigde de bewezenverklaring en de kwalificatie, maar legde een zwaardere straf op: 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaren. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar dat de opgelegde straffen niet in verhouding stonden tot de ernst van het feit. De verdachte had roekeloos gereden door met hoge snelheid door rood licht te rijden, wat resulteerde in een ernstig verkeersongeval. De slachtoffers ondervonden blijvende hinder van hun letsel, wat het hof zwaar meeweegt in de strafoplegging. De verdachte had ook zelf letsel opgelopen, maar dit werd niet als verzachtende omstandigheid gezien. Het hof benadrukte de noodzaak van een strenge sanctie om de verkeersveiligheid te waarborgen en om te laten zien dat dergelijk gedrag onaanvaardbaar is. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de verdachte niet aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001096-23
Uitspraak d.d.: 17 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 21 februari 2023 met parketnummer 05-177801-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.S.F. ten Kortenaar, en van hetgeen door de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 21 februari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte voor roekeloos rijgedrag, waardoor een ongeval is veroorzaakt waarbij drie personen lichamelijk letsel hebben opgelopen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het de opgelegde straffen en de motivering daarvan betreft.
Op dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde
(6 WVW 1994) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden
en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2
jaren, zoals in eerste aanleg ook door de officier van justitie was geëist.
De raadsman heeft verzocht verdachte voor het subsidiair (5a lid 1 WVW 1994) dan wel meer subsidiair (5 WVW 1994) tenlastegelegde te veroordelen tot een taakstraf of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft verdachte verzocht om aan hem geen rij-ontzegging op te leggen omdat hij zijn kind(eren) moet kunnen vervoeren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en daarnaast gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft roekeloos gereden door ‘s avonds in het donker met zeer hoge snelheid vol door rood licht te rijden. Hij heeft daardoor een heftig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte raakte op de kruising in botsing met de twee auto's waarin de slachtoffers zich bevonden. Alle drie de personen in de andere voertuigen hebben daarbij letsel opgelopen en de drie betrokken auto’s zijn onherstelbaar beschadigd. De omstandigheid dat geen van hen door het ongeval het leven heeft gelaten is een gelukkige, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben tijdens de zitting in hoger beroep verteld dat zij blijvend hinder ondervinden van het letsel dat zij hebben opgelopen. Beiden worden hierdoor belemmerd in hun dagelijks functioneren en kunnen hun werk niet meer (op dezelfde wijze) uitvoeren zoals zij vóór het ongeval deden.
Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door zijn gevaarlijke verkeersgedrag
anderen pijn, angst, (blijvend) letsel en schade heeft toegebracht. Daarnaast heeft hij met zijn handelen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere
verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol
gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
Daarnaast is verdachte zelf ook getroffen door dit ongeval. Op de terechtzitting is gebleken dat hij tot op de dag van vandaag veel pijn en ongemak heeft. Hij heeft daarnaast hersenletsel opgelopen, waardoor hij overdag nog tot weinig komt en daardoor zijn werkzaamheden als thuiskapper niet meer kan uitoefenen. Daarnaast zal hij een aanzienlijk bedrag aan zijn verzekeringsmaatschappij moeten betalen voor de door hem veroorzaakte schade. Het hof zal in het kader van de strafoplegging ook rekening houden met de gevolgen die het ongeval voor verdachte zelf heeft gehad.
Uit het Uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 27 februari 2025 blijkt dat hij op 8 mei 2023 door de kantonrechter is veroordeeld voor een snelheidsovertreding (binnen de bebouwde kom, waarbij hij minstens 30 km/uur te hard heeft gereden), gepleegd op 24 augustus 2022, dus na het ongeval.
In het gegeven dat verdachte zeven maanden na het ongeval alweer een flinke snelheidsovertreding heeft begaan en zich kennelijk niets gelegen laat liggen aan de geldende verkeersregels, vindt het hof mede aanleiding om aan verdachte als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid van een aanzienlijke duur op te leggen.
Het hof stelt vast dat in de onderhavige strafzaak de termijn van berechting in hoger beroep twee jaar en één maand heeft geduurd. De redelijke termijn in die fase is daardoor met één maand overschreden. Het hof is van oordeel dat sprake is van een beperkte overschrijding, die in voldoende mate wordt gecompenseerd door de voortvarende behandeling in eerste aanleg, waardoor de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep tezamen slechts twee jaar en drie maanden heeft geduurd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft het hof aansluiting gezocht bij opgelegde straffen in vergelijkbare zaken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Gezien de ernst van het door verdachte gepleegde verkeersmisdrijf, de bagatelliserende houding van verdachte over zijn roekeloze gedrag in het verkeer, de omstandigheid dat verdachte kennelijk nog steeds autorijdt en nadien nóg eens een flinke snelheidsovertreding heeft begaan, zal het hof daarnaast een rijontzegging voor de duur van 4 jaren opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. K. Gilhuis, voorzitter,
mr. Th.C.M. Willemse en mr. R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier,
en op 17 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 april 2025.
Tegenwoordig:
mr. R.D.J. Visschers, voorzitter,
mr. P. Berkepeis, advocaat-generaal,
mr. T.G. Remmink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.