ECLI:NL:GHARL:2025:2289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
200.346.210/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarige met ADHD

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2017, wiens ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin een zorgregeling was vastgesteld, aangevochten. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht de beschikking te bekrachtigen. De zaak is behandeld op 18 maart 2025, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank Gelderland had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de moeder had de omgang stopgezet, wat leidde tot een voorlopige zorgregeling met begeleid contact. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, maar dat de huidige zorgregeling goed verloopt. De ouders zijn het eens over de meeste aspecten van de zorgregeling, maar er is onenigheid over de duur van het verblijf van de minderjarige bij de vader. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de huidige zorgregeling in stand te houden, gezien zijn recente diagnose van ADHD en de noodzaak voor stabiliteit in zijn leven. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de zorgregeling is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.210
(zaaknummer rechtbank Gelderland 428357)
beschikking van 15 april 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Metin,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.S. Meijer.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 december 2023 en 25 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Laatstgemelde beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 september 2024;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 maart 2025 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2017, waarover zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
In de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 februari 2019 is in het kader van de zorgregeling een verdeling van de feest- en vakantiedagen vastgesteld. Deze luidt als volgt:
- de feestdagen (waaronder verjaardagen van familieleden) worden in overleg verdeeld;
- op de verjaardag van een ouder verblijft [de minderjarige] bij de betreffende ouder van 8.00 uur
tot 18.30 uur. In de oneven jaren verblijft [de minderjarige] op zijn eigen verjaardag bij de vader, in
de even jaren bij de moeder. De andere ouder is welkom om [de minderjarige] te bezoeken op de
verjaardag van [de minderjarige] ;
- tijdens de vakanties de loopt reguliere regeling door. In de zomervakantie hebben beide
ouders het recht om maximaal één week aaneengesloten met [de minderjarige] door te brengen.
Uiterlijk één maand van tevoren geeft de betreffende ouder dit voornemen aan bij de
andere ouder, zodat overleg hierover kan plaatsvinden. Extra dagjes weg in de vakanties
worden in overleg geregeld.
3.3
Bij kort geding vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 14 augustus 2023 is een zorgregeling vastgesteld, die – voor zover van belang – inhoudt dat [de minderjarige] :
- elke dinsdag uit school tot woensdag bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige]
ophaalt uit school en hem naar zwemles brengt en de vader hem op de woensdag na de zwemles om 16:30 uur bij de moeder brengt (waarbij de moeder eventueel aanwezig kan
zijn bij de zwemles);
- in de oneven weken van vrijdag uit school tot 19:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de
vader [de minderjarige] haalt en brengt;
- in de even weken van vrijdag uit school tot en met zondag bij de vader verblijft, waarbij
de vader [de minderjarige] op vrijdag ophaalt uit school en op zondag omstreeks 19:00 uur bij de
moeder terugbrengt.
3.4
De moeder heeft de omgang stopgezet. De rechtbank heeft vervolgens in de tussenbeschikking van 19 december 2023 een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] begeleid contact heeft met de vader, waarbij de aard, de frequentie, de duur en de wijze van begeleiding worden bepaald door [naam1] , of een door [naam1] ingeschakelde instantie.
Verder heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren over het gezag en de zorgregeling en het onderzoek eventueel uit te breiden met een beschermingsonderzoek. In afwachting van het raadsonderzoek is iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5
[de minderjarige] is bij beschikking van 11 juni 2024 door de rechtbank onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking is, voor zover van belang, de beschikking van 28 februari 2019 gewijzigd in die zin dat de volgende zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- elke week van dinsdag uit school tot woensdag 18.30 uur;
- om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- tijdens de vakanties bij helfte in overleg tussen de ouders en in samenspraak met de jeugdbeschermer te verdelen;
- tijdens Vaderdag en de verjaardagen van de vader en de halfbroers van [de minderjarige] vanaf de avond vóór die dagen tot de volgende dag naar school (als er geen school is tot 10.00 uur). [de minderjarige] verblijft bij de moeder tijdens Moederdag en de verjaardagen van de moeder en halfzussen van [de minderjarige] vanaf de avond vóór die dagen tot de volgende dag naar school (als er geen school is tot 10.00 uur),
waarbij er tijdens de vakanties één belcontact per week is tussen [de minderjarige] en de vader als hij op vakantie is met de moeder, en tussen [de minderjarige] en de moeder als hij op vakantie is met de vader.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De grief ziet op de zorgregeling.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoek met betrekking tot de zorgregeling alsnog toe te wijzen, in die zin dat de omgang ook elke week van dinsdag uit school tot donderdag naar school is, in plaats van tot woensdag 18.30 uur, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.2
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.3
Tussen de ouders is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat het hof daar ook van uitgaat.
5.4
Het hof stelt vast dat de ouders alleen discussiëren over de vraag of [de minderjarige] elke week (van dinsdag uit school) tot woensdag 18.30 uur of tot donderdag naar school bij de vader zal verblijven. Over de invulling van de rest van de zorgregeling zijn zij het eens. Het hof begrijpt dat de huidige zorgregeling goed verloopt en dat de ouders contact hebben met elkaar en elkaar ondersteunen als opvoeder. Dat is positief. De GI heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat het oppervlakkige contact tussen de ouders goed gaat maar dat daaronder nog een laag ligt waarin de ouders de nodige wantrouwen hebben richting elkaar. De GI zal in de ondertoezichtstelling gaan werken aan dit wantrouwen op ouderniveau en ook aan de omgeving en de veiligheid bij hun onderlinge contact. De ouders hebben nog de nodige stappen hierin te zetten.
5.5
De ouders hebben op de mondelinge behandeling aangevoerd dat [de minderjarige] een leuke en drukke jongen is. Hij is recent gediagnosticeerd met ADHD en hij is recent op 18 maart 2025 gestart met medicatie hiervoor. De GI heeft verklaard dat er nog een traject loopt bij [naam2] vanwege de diagnose ADHD. Verder gaat het met [de minderjarige] op school niet zo goed, omdat hij opstandig is en zijn eigen weg wil gaan. Er is inmiddels een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aangevraagd voor [de minderjarige] , zodat hij kan worden toegelaten tot speciaal onderwijs.
5.6
Het hof is met de raad van oordeel dat een wijziging van de – goed lopende – zorgregeling onder deze omstandigheden niet in het belang van [de minderjarige] is. Na een langere periode van onrust en onveiligheid voor [de minderjarige] is er met de huidige zorgregeling wat rust gekomen. Het is in het belang van [de minderjarige] om deze situatie te continueren en verder te stabiliseren, ook bezien tegen de achtergrond van zijn ADHD en het opstarten van de medicatie daarvoor. De ouders moeten daarnaast nog werken aan het wegnemen van hun onderlinge wantrouwen en zij volgen met [de minderjarige] nog een traject bij [naam2] . Daarbij komt er een schoolwijziging aan voor [de minderjarige] en dat zal voor hem een grote verandering betekenen en de nodige impact hebben, te meer omdat hij extra duidelijkheid, voorspelbaarheid en rust nodig heeft.
Het hof zal het advies van de raad dan ook volgen en de huidige zorgregeling in stand laten.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking, voor wat betreft de zorgregeling, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 25 juni 2024, voor zover het betreft de daarbij vastgestelde zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 15 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.