In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor het omkopen van een politieambtenaar, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het uitlokken van een politieambtenaar tot het delen van vertrouwelijke informatie, maar had hem wel veroordeeld voor het aanbieden van een gift aan de ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen in strijd met zijn plicht iets te doen.
Tijdens de zitting op 28 maart 2025 heeft het hof het bewijs opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft verklaard dat hij de politieambtenaar geld heeft aangeboden, maar het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen om in strijd met zijn plicht te handelen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte wist dat de ambtenaar de politiesystemen zou raadplegen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij het hof de belangen van de verdachte in overweging heeft genomen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om te kunnen vaststellen dat een verdachte daadwerkelijk het oogmerk had om een ambtenaar te bewegen tot onrechtmatig handelen.