ECLI:NL:GHARL:2025:2217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
21-001479-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor omkoping van een ambtenaar wegens gebrek aan bewijs voor het oogmerk om in strijd met de plicht te handelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor het omkopen van een politieambtenaar, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het uitlokken van een politieambtenaar tot het delen van vertrouwelijke informatie, maar had hem wel veroordeeld voor het aanbieden van een gift aan de ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen in strijd met zijn plicht iets te doen.

Tijdens de zitting op 28 maart 2025 heeft het hof het bewijs opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft verklaard dat hij de politieambtenaar geld heeft aangeboden, maar het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen om in strijd met zijn plicht te handelen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte wist dat de ambtenaar de politiesystemen zou raadplegen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij het hof de belangen van de verdachte in overweging heeft genomen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om te kunnen vaststellen dat een verdachte daadwerkelijk het oogmerk had om een ambtenaar te bewegen tot onrechtmatig handelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001479-21
Uitspraak d.d.: 11 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 19 maart 2021 met parketnummer 08-963513-21 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.S. de Zanger, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken voor het medeplegen van het uitlokken van een politieambtenaar tot het delen van vertrouwelijke informatie (feit 2). De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten (feit 1). De rechtbank heeft aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, opgelegd. Het hoger beroep is bij akte rechtsmiddel beperkt tot de veroordeling ter zake van feit 1.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot 1 september 2020 te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar van de politie (Senior GGP-medewerker bij eenheid [eenheid] te [plaats] in de rang van brigadier), genaamd [politieambtenaar] één of meer gift(en) heeft/hebben gedaan en/of aangeboden, te weten:
één of meer geldbedragen (4300 euro en/of 2500 euro en/of 2300 euro) en/of (een vergoeding voor) een nieuw koffieapparaat en/of één of meer drankjes en/of een etentje,
(telkens) met het oogmerk om die [politieambtenaar] te bewegen in zijn bediening, iets te doen, te weten (telkens):
het bevragen van een of meer politiesystemen op (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de perso(o)n(en) [naam 1] (geboren op [geboortedatum] 1981) en/of [naam 2] (geboren op [geboortedatum] 1965) en/of de aan die [naam 1] en/of [naam 2] te relateren administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of (vervolgens) die (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen aan verdachte en/of zijn mededader en/of (een) andere daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en)/derde(n) te verstrekken en/of te openbaren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij samen met een ander de politieambtenaar [politieambtenaar] geld heeft gegeven
met het oogmerkom hem te bewegen vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen te raadplegen.
Vaststaat dat [politieambtenaar] meermalen de politiesystemen heeft bevraagd op de subjecten genoemd door verdachte [verdachte] .
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep voor het eerst verklaard dat hij via een kennis ( [naam 3] ) iemand zocht voor een observatieklus en later het plaatsen van een tracker en dat dit te maken had met het bedreigen van zijn familie. Verder heeft hij verklaard, dat hij de namen, adressen en kentekens heeft verstrekt aan de medeverdachten en dat hij hoopte dat uit dit onderzoek nadere informatie zou komen over degenen die achter de bedreiging zouden zitten om mee naar de politie te gaan.
Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had om [politieambtenaar] tegen betaling een observatie en het plaatsen van een tracker te laten verrichten, maar niet zonder meer dat verdachtes oogmerk tevens was gericht op de omstandigheid om [politieambtenaar] tegen betaling te bewegen de politiesystemen te bevragen. Het hof concludeert dat verdachte niet had kunnen of hoeven voorzien dat [politieambtenaar] de politiesystemen ging bevragen en daarom kan niet worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om politieambtenaar [politieambtenaar] te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht iets te doen.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot een vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.D.J. Visschers, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. W.M. Weerkamp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Janssen, griffier,
en op 11 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.