ECLI:NL:GHARL:2025:2211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
21-003403-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep tegen openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en kreeg een taakstraf opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken. De vrijspraak is gebaseerd op het gebrek aan bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de mishandeling van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 heeft het hof de camerabeelden bekeken, maar kon niet met redelijke zekerheid vaststellen dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die de mishandeling heeft gepleegd. De advocaat-generaal had gevorderd tot bevestiging van het vonnis, maar het hof oordeelde anders. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde feit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003403-24
Uitspraak d.d.: 10 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 augustus 2024 met parketnummer 16-134535-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsvrouw, mr. C.M. Peeperkorn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 6 augustus 2024, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • verdachte veroordeeld voor het aan hem ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis waarvan 70 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, te vervangen door 35 dagen hechtenis;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij volledig toegewezen, tot een bedrag van € 1.000, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats] openlijk, te weten nabij de [adres] (achterkant van Jumbo supermarkt), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door hem een of meermalen te slaan en/of te schoppen tegen het gezicht en/of lichaam terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een tand door de lip, een kapotte knie en een bloedneus voor die Koper ten gevolge heeft gehad.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte door middel van camerabeelden in de Jumbo en de camerabeelden van de mishandeling en de herkenning door de wijkagent kan worden herkend als één van de personen die betrokken is geweest bij de mishandeling van aangever.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, nu – kort gezegd – verdachte niet kan worden herkend op de camerabeelden van de mishandeling. Daarnaast is er het tijdsverloop van één uur en 20 minuten tussen de herkenning van verdachte op camerabeelden bij de servicebalie in de Jumbo en de mishandeling. Bovendien is er één persoon meer te zien op de camerabeelden van de mishandeling dan op de camerabeelden bij de servicebalie. Het is dan ook geen gegeven dat de groep bij de servicebalie in de Jumbo dezelfde is als de groep die buiten te zien is op de camerabeelden van de mishandeling.
Oordeel van het hof
Aan de hand van het dossier en onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De groep waar verdachte onderdeel van uitmaakte, is om 19:55 uur op camerabeelden te zien bij de servicebalie in de Jumbo. Vervolgens vindt het incident tussen een groep jongens en aangever plaats om 21:17 uur. Ter terechtzitting heeft het hof de camerabeelden bekeken en besproken. Op de camerabeelden van de mishandeling zijn de uiterlijke (lichaams)kenmerken van de betrokken personen niet goed zichtbaar. De kleding van een aantal van deze personen is op die camerabeelden wel te onderscheiden. Op de camerabeelden in de Jumbo komt de persoon die op de camerabeelden van de mishandeling als eerste rennend op aangever afkomt, niet voor. De samenstelling van de groep is tussentijds dus veranderd.
Hoewel verdachte binnen de Jumbo deel uitmaakte van de groep, is het hof van oordeel dat op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld of verdachte nog steeds onderdeel is geweest van de groep toen deze betrokken was bij de mishandeling van aangever. De kleding die te zien is op de beelden binnen in de Jumbo is voor wat betreft verdachte onvoldoende onderscheidend om hem te plaatsen in de groep die op de beelden te zien is van de mishandeling van aangever. Weliswaar heeft [verbalisant] gerelateerd dat hij een hem bekend groepje jongeren van 6 jongeren heeft zien staan ter hoogte van bakker [naam] , maar de verbalisant heeft op dat punt niet concreet beschreven aan welke kenmerken hij de verschillende leden van dat groepje heeft herkend. De door hem hier beschreven herkenning behelst slechts zijn interpretatie van de combinatie van beelden van de Jumbo met de verklaring van aangever en getuigen.
Het hof heeft zodoende uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00, volledig bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartniet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Dijkman, griffier,
en op 10 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.