ECLI:NL:GHARL:2025:2197

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
200.334.050
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter Anna ter discussie staat. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.H. Grandjean, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 15 februari 2022 een omgangsregeling had vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. E. Uijt de Boogaardt, verzet zich tegen de verzoeken van de vader en vraagt om bekrachtiging van de bestreden beschikking. De Jeugdbescherming Gelderland (GI) is ook betrokken bij de zaak en heeft de regie over de omgangsregeling. Het hof heeft op 10 april 2025 besloten om iedere beslissing aan te houden in afwachting van de voortgang van een traject bij een externe instantie, waarbij de ontwikkeling van de minderjarige in kaart wordt gebracht. De mondelinge behandeling zal in september 2025 worden voortgezet, waarbij partijen het hof zullen informeren over de ontwikkelingen in het traject. Het hof acht zich momenteel onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen over de zorgregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.334.050
(zaaknummer rechtbank Gelderland 422096)
beschikking van 10 april 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.H. Grandjean,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 11 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties A t/m J, ingekomen op 2 november 2023;
- het verweerschrift van de GI;
- het verweerschrift van de moeder;
- een journaalbericht van mr. Grandjean van 13 september 2024;
- een journaalbericht van mr. Uijt de boogaardt van 5 november 2024;
- een journaalbericht van mr. Uijt de boogaardt met producties van 7 februari 2025.
2.2
De vader heeft op 14 maart 2024 verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling van 26 maart 2024. Dat verzoek is door het hof gehonoreerd.
2.3
De GI heeft op 3 maart 2025, mede namens de ouders, verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling van 6 maart 2025. Dat verzoek is door het hof afgewezen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van Anna [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [plaats1] .
3.2
Bij beschikking van 15 februari 2022 heeft de rechtbank Gelderland de volgende omgangsregeling vastgesteld:
- [de minderjarige] heeft minimaal eenmaal per week een dagdeel omgang met de vader, buiten afwezigheid van de moeder;
- deze regeling is nader in te vullen en verder uit te breiden onder regie van de GI.
3.3
Bij beschikking van kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 15 februari 2022 is [de minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 augustus 2025.
3.4
Bij beschikking van dit hof van 22 december 2022 is de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 15 februari 2022 vernietigd voor wat betreft het gezag en is de vader samen met de moeder belast met het gezag over [de minderjarige] . De zorgregeling is in stand gelaten.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de GI de vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] beëindigd en heeft de GI de regie gekregen over de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding van de contactmomenten.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- te bepalen dat [de minderjarige] van vrijdagmiddag tot maandagmorgen eens per twee weken bij de vader is en gedurende de helft van alle vakanties, in een nader te bepalen opbouwregeling, die onder de regie van de GI binnen zes maanden, althans vanaf de dag van de te wijzen beschikking, wordt geeffectueerd;
- althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht;
- met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding, althans kosten rechtens.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder voert verweer en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Standpunten
5.2
De vader stelt dat de kinderrechter ten onrechte de minimale zorgregeling van één contactmoment per week heeft beëindigd en ten onrechte heeft beslist dat de GI de volledige regie krijgt over de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding van de contactmomenten. Daarnaast stelt de vader dat de kinderrechter ten onrechte de door de vader verzochte zorgregeling heeft afgewezen. De vader voert aan dat voor een ingrijpende inperking van het omgangsrecht meer onderzoek nodig is dan tot nu toe heeft plaatsgevonden. De vele wisselingen bij de GI en [naam1] zorgen ervoor dat een consistent beeld ontbreekt. Hoewel de omgangsverslagen van [naam1] positief zijn, hebben sinds juli 2024 amper contacten plaatsgevonden. Er is nu geen stip aan de horizon waar naartoe kan worden gewerkt.
5.3
De moeder stelt dat de kinderrechter op goede gronden heeft beslist. Rondom de contactmomenten is bij [de minderjarige] veel onrust ontstaan. Hierdoor kwam [de minderjarige] niet meer toe aan therapie, terwijl het belangrijk is dat zij rust ervaart om (trauma)behandeling aan te gaan. Opbouw in de contactmomenten is pas mogelijk als de onderliggende problematiek bij [de minderjarige] in kaart is gebracht. De regie over de contactmomenten moet bij de GI blijven, nu de regie over uitbreiding van de minimale regeling (van een dagdeel per week) ook bij de GI lag.
5.4
De GI stelt dat bij [de minderjarige] weerstand was tegen contact met haar vader. Het is nog niet duidelijk waaruit de problematiek bij [de minderjarige] bestaat. [de minderjarige] ervaart veel rust sinds de zorgregeling in frequentie is verminderd en laat ook op school rustig gedrag zien. Als het belang van [de minderjarige] het toelaat, wordt er toegewerkt naar een uitbreiding van de zorgregeling. De GI wil het advies van [naam2] niet zonder verder onderzoek passeren, omdat er een risico bestaat dat [de minderjarige] terugvalt in weerstand. Momenteel loopt er een traject bij [naam3] en wordt er gewerkt aan specifieke doelen gericht op [de minderjarige] en de ouders, met als uitgangspunt het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader.
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling om aanhouding verzocht. Het ene moment lijkt het beter met [de minderjarige] te gaan en het andere moment gaat het weer minder goed. Het is lastig om te duiden waardoor dit komt. Het is belangrijk dat [de minderjarige] positieve ervaringen met haar vader krijgt. In het traject bij [naam3] zullen er gesprekken met [de minderjarige] plaatsvinden. Naar verwachting heeft dit traject kans van slagen. Het traject bevindt zich nog in de beginfase. De ontwikkeling hiervan moet worden afgewacht, voordat een zorgregeling kan worden vastgesteld.
Aanhouding
5.6
Beide ouders willen dat er wordt toegewerkt naar contact tussen [de minderjarige] en de vader. Op dit moment loopt er een traject bij [naam3] , waarin onderzoek wordt gedaan naar de problematiek van [de minderjarige] . Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven over een zorgregeling. De ontwikkeling van het traject bij [naam3] moet worden afgewacht. Overeenkomstig de wensen van zowel de ouders als de GI en de raad zal het hof de beslissing in deze zaak daarom aanhouden. In september 2025 zal de mondelinge behandeling worden voortgezet.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
houdt iedere beslissing in de zaak aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader door het hof te bepalen datum in september 2025;
bepaalt dat partijen voor de nieuwe zittingsdatum het hof zullen informeren over de ontwikkelingen in het traject bij [naam3] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, S. Kuijpers en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier, is getekend en is op 10 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.