ECLI:NL:GHARL:2025:2113

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
21-001833-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak met betrekking tot hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2025 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die betrokken was bij de hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 257.911,07 bedraagt en heeft de betrokkene de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De zaak is voortgekomen uit een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de betrokkene was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op rapporten van het Functioneel Parket, waarin normen zijn vastgesteld voor hennepkwekerijen. Het hof heeft de kosten en opbrengsten van de hennepteelt in verschillende locaties geanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten van zijn activiteiten. Het hof heeft ook geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar heeft besloten dat de compensatie hiervoor al in de strafzaak plaatsvindt. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere uitspraak en legt de betrokkene de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001833-22
Uitspraak d.d.: 7 april 2025
TEGENSPRAAK

ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 19 april 2022 met parketnummer 18-850073-17 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[betrokkene 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
zonder bekende vaste woon- of verplaatsplaats in Nederland,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 255.150,37 en aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen wegens verkregen wederrechtelijk voordeel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de betrokkene en zijn raadsman,
mr. L. de Leon, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekte tot schatting van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 591.136,63. Ter zitting in eerste aanleg is gerekwireerd tot vaststelling van het voordeel op een bedrag van
€ 591.127,63 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van € 230.007,54.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 255.150,37 en dat aan de betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 7 april 2025 (parketnummer 21-001832-22) veroordeeld tot straf ter zake van – onder meer – medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd in de periode van 24 december 2016 tot en met 7 juni 2017 en in de periode van 1 februari 2016 tot en met 24 oktober 2017.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van
€ 257.911,07.
Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal gaat uit van een pondspondsgewijze verdeling door respectievelijk twee personen (kwekerijen in [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] ) en drie personen (kwekerij in [pleegplaats 3] ).
Standpunt verdediging
Door en namens de betrokkene is in hoger beroep bepleit dat bij de vaststelling van het voordeel een andere verdeelsleutel moet worden gehanteerd. Uitgaande van het adagium ‘Wie betaalt, bepaalt’ moet worden uitgegaan van een verdeling van 75% voor de medebetrokkene [betrokkene 2] en 25% voor de betrokkene.
Oordeel hof
Nu de betrokkene niets heeft verklaard over de opbrengst en kosten, heeft het hof de rapporten opgemaakt door politie, te weten:
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 26 juli 2018 (verder: het rapport [pleegplaats 1] ), en
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 29 maart 2018 (verder: het rapport [pleegplaats 2] ), en
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 10 juli 2018 (verder: het rapport [pleegplaats 3] ),
als uitgangspunt genomen voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat. Bij die berekening is gebruik gemaakt van het door het Functioneel Parket Afpakken uitgebrachte rapport (verder: het standaardrapport), waarin een standaardberekening en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht zijn vastgelegd. Voor zover het dossier geen aanknopingspunten biedt voor een ander oordeel gelden deze normen als uitgangspunt.
Dit levert de volgende berekeningen op:
[pleegplaats 1]
Evenals de rechtbank gaat het hof in het voordeel van de betrokkene uit van twee oogsten van elk 880 planten, oftewel in totaal 1.760 planten.
Opbrengst
De wijze van het berekenen van de opbrengst per oogst, zoals weergegeven in het rapport [pleegplaats 1] , is door de verdediging niet weersproken. Het hof ziet ook geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2017 volgt dat in de loods op perceel [pleegplaats 1] in ruimte A en B in totaal 880 lege en gebruikte plastic potten met potgrondresten zijn aangetroffen. Uit het rapport [pleegplaats 1] volgt dat de opbrengst per plant minimaal 27,7 gram bedraagt. De opbrengst aan hennep bedraagt dan 48,75 kilogram (27,7 gram per plant x 1.760 planten).
Uitgaande van de gemiddelde verkoopprijs van € 4.070,- per kilogram hennep bedraagt de totale opbrengst € 198.420,64 (48,75 kilogram x € 4.070,-).
Kosten
- afschrijvingskosten
Het hof gaat uit van de (gemiddelde) afschrijvingskosten van € 1.000,00 voor 1.760 hennepplanten.
- kosten hennepstekken en variabele kosten
Het hof gaat uit van kosten per stek (€ 3,81) en variabele kosten (€ 3,88) zoals vastgesteld in het standaardrapport en schat deze kosten op € 6.705,60 (3,81 x 1.760) en € 6.828,80 (3,88 x 1.760).
- verdiensten medebetrokkene
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat [betrokkene 3] € 5.000,- heeft verdiend aan de kwekerij. Het hof zal dit bedrag op de schatting in mindering brengen.
Van overige kosten is niets gesteld of gebleken.
Schatting kosten
Afschrijvingskosten € 1.000,00
Kosten hennepstekken € 6.705,60
Variabele kosten € 6.828,80
Verdiensten [betrokkene 3]
€ 5.000,00 +

De totale kosten worden geschat op € 19.534,40.

Berekening wederechtelijk verkregen voordeel [pleegplaats 1]
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst € 198.420,64
Totale kosten
€ 19.534,40 -/-
Totaal € 178.886,24
Toerekening voordeel
Het hof acht het voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene samen met de medebetrokkene [betrokkene 2] van het verkregen voordeel heeft geprofiteerd. Nu niet is gebleken hoe de verdeling is geweest tussen de betrokkene en medebetrokkene [betrokkene 2] gaat het hof uit van een pondspondsgewijze verdeling. Hierbij heeft het hof ook betrokken dat de stelling van de verdediging dat medebetrokkene [betrokkene 2] als ‘betaler’ ook bepaalde en (dus) het meeste voordeel heeft verkregen, door de verdediging niet is onderbouwd.
Het voorgaande brengt mee dat het door betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 89.443,12(50% van € 178.886,24).
[pleegplaats 2]
Opbrengst
De wijze van het berekenen van de opbrengst per oogst, zoals weergegeven in het rapport [pleegplaats 2] , is door de verdediging niet weersproken. Het hof ziet ook geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2017 volgt dat in de woning (boerderij) op [pleegplaats 2] in de kelder en op zolder kweekruimten zijn aangetroffen. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2017 dat in de schuur bij de woning in totaal 1.143 vuilniszakken gevuld met gebruikte teelaarde met wortelresten en witte korrels zijn aangetroffen. Door de verbalisant is geconstateerd dat de inhoud van één vuilniszak met gebruikte teelaarde in twee bloempotten past. Dit komt neer op een inhoud van 22 liter aarde per zak. Dit betekent dat de 1.143 vuilniszakken waren gevuld met in totaal 25.146 liter aarde, waarmee 2.286 bloempotten, en dus ook 2.286 hennepplanten, konden worden gevuld.
Uit het rapport [pleegplaats 2] volgt dat de opbrengst per plant minimaal 27,7 gram bedraagt. De opbrengst aan hennep bedraagt dan 63,32 kilogram (27,7 gram per plant x 2.286 planten).
Uitgaande van de gemiddelde verkoopprijs van € 4.070,- per kilogram hennep bedraagt de totale opbrengst € 257.712,40 (63,32 kilogram x € 4.070,-).
Kosten
- afschrijvingskosten
Het hof gaat uit van de (gemiddelde) afschrijvingskosten van € 1.000,00 voor 2.286 hennepplanten.
- kosten hennepstekken en variabele kosten
Het hof gaat uit van kosten per stek (€ 3,81) en variabele kosten (€ 3,88) zoals vastgesteld in het standaardrapport en schat deze kosten op € 8.709,66 (3,81 x 2.286) en € 8.869,68 (3,88 x 2.286).
- knipkosten
Voor wat betreft de knipkosten gaat het hof uit van het standaardbedrag van € 2,00 per plant. Dit betekent dat voor de knipkosten € 4.572,00 (2 x 2.286) in mindering wordt gebracht.
- kosten elektriciteit
Uit het rapport [pleegplaats 2] blijkt dat de elektriciteitskosten € 5.553,52 bedroegen.
Van overige kosten is niets gesteld of gebleken.
Schatting kosten
Afschrijvingskosten € 1.000,00
Kosten hennepstekken € 8.709,66
Variabele kosten € 8.869,68
Knipkosten € 4.572,00
Kosten elektriciteit
€ 5.553,52 +

De totale kosten worden geschat op € 28.704,86.

Berekening wederechtelijk verkregen voordeel [pleegplaats 2]
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst € 257.712,40
Totale kosten
€ 28.704,86 -/-
Totaal € 229.007,54
Toerekening voordeel
Het hof acht het voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene samen met de medebetrokkene [betrokkene 2] van het verkregen voordeel heeft geprofiteerd. Nu niet is gebleken hoe de verdeling is geweest tussen de betrokkene en medebetrokkene [betrokkene 2] gaat het hof uit van een pondspondsgewijze verdeling. Hierbij heeft het hof ook betrokken dat de stelling van de verdediging dat medebetrokkene [betrokkene 2] als ‘betaler’ ook bepaalde en (dus) het meeste voordeel heeft verkregen, niet is onderbouwd
Het voorgaande brengt mee dat het door betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van €
114.503,77(50% van € 229.007,54).
[pleegplaats 3]
Het hof overweegt dat voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene zich ook schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in de kwekerij aan de [pleegplaats 3] . Bij arrest van 7 april 2025 in de hoofdzaak heeft het hof bewezen geacht dat de betrokkene zich in de betreffende periode op meerdere locaties op professionele wijze bezighield met de grootschalige teelt van hennep. Daarnaast ziet het hof concrete aanwijzingen voor betrokkenes betrokkenheid als medepleger in het aantreffen van betrokkenes DNA in de kwekerij in [pleegplaats 3] , de regelmatige aanwezigheid van de auto van de betrokkene bij het pand in [pleegplaats 3] en de verklaring van getuige [getuige] dat hij werkzaam is geweest in de schuur, dat zijn werkzaamheden bestonden uit het schoonmaken en repareren van hennepmachines en dat hij voor de betrokkene werkte. De verklaring van de betrokkene dat hij in [pleegplaats 3] (legale) klusjes aan de woning verrichtte in opdracht van de medebetrokkene [betrokkene 2] acht het hof gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
In het rapport wordt beschreven dat er aanwijzingen zijn voor twee eerdere oogsten. Evenals de advocaat-generaal gaat het hof ervan uit dat in de kwekerij één keer is geoogst.
Opbrengst
De wijze van het berekenen van de opbrengst per oogst, zoals weergegeven in het rapport, is door de verdediging niet weersproken. Het hof ziet ook geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 3 juni 2017 volgt dat in de schuur in totaal 1.560 hennepplanten zijn aangetroffen. Er stonden 16 planten per vierkante meter. Onder deze omstandigheden is volgens het standaardrapport de gemiddelde opbrengst 27,7 gram per plant. De opbrengst aan hennep bedraagt dan 43.212 gram (27,7 gram per plant x 1.560 planten).
Uitgaande van de gemiddelde verkoopprijs van € 4.070,- per kilogram hennep bedraagt de totale opbrengst € 175.872,84 (43,21 kilogram x € 4.070,-).
Kosten
- afschrijvingskosten
Het hof gaat uit van de (gemiddelde) afschrijvingskosten van € 750,- voor 1.560 hennepplanten.
- kosten hennepstekken en variabele kosten
Het hof gaat uit van kosten per stek (€ 3,81) en variabele kosten (€ 3,88) zoals vastgesteld in het standaardrapport en schat deze kosten op € 5.943,60 (3,81 x 1.560) en € 6.052,80 (3,88 x 1.560).
- kosten elektriciteit
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij blijkt dat in de kwekerij 78 assimilatielampen van 600 watt waren aangesloten. Bij legale afname van de elektriciteit, zoals hier het geval was, bedragen de kosten € 9.516,00 (78 x € 122,00).
- huisvestingskosten (huur)
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat door de betrokkene en/of medebetrokkene [betrokkene 4] een bedrag van in totaal € 18.700,- is betaald aan huur voor het perceel aan de [pleegplaats 3] .
Van overige kosten is niets gesteld of gebleken.
Schatting kosten
Afschrijvingskosten € 750,00
Kosten hennepstekken € 5.943,60
Variabele kosten € 6.052,80
Kosten elektriciteit € 9.516,00
Huisvestingskosten
€ 18.700,00 +

De totale kosten worden geschat op € 40.962,40.

Berekening wederechtelijk verkregen voordeel [pleegplaats 3]
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst € 175.872,84
Totale kosten
€ 40.962,40 -/-
Totaal € 143.910,44
Toerekening voordeel
Het hof acht het voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene samen met twee anderen van het verkregen voordeel heeft geprofiteerd. Gelet op de beperktere rol van de betrokkene [betrokkene 4] ten opzichte van de betrokkene en medebetrokkene [betrokkene 2] gaat het hof voor de verdeling van de opbrengst uit van een andere verdeling dan een pondspondsgewijze verdeling. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting komt het hof tot de verdeelsleutel 40-40-20 voor de verdeling van de opbrengst. Het hof gaat uit van een genoten voordeel van 40% door de betrokkene.
Het voorgaande brengt mee dat het door betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 53.964,18(40% van € 143.910,44).

Berekening wederechtelijk verkregen voordeel

In totaal levert dat het volgende bedrag aan geschat wederrechtelijk verkregen voordeel op:
[pleegplaats 1] € 89.443,12
[pleegplaats 2] € 114.503,77
[pleegplaats 3]
€ 53.964,18
Totaal
€ 257.911,07
Overschrijding redelijke termijn
Het hof constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het geding in eerste aanleg, nu er niet binnen twee jaar na het kenbaar maken van de ontnemingsvordering in eerste aanleg een einduitspraak is gedaan.
Ook in de fase van het hoger beroep is de redelijke termijn geschonden. De periode tussen het instellen van het rechtsmiddel op 2 mei 2022 door de betrokkene en de einduitspraak op 7 april 2025 beslaat bijna drie jaren.
Het hof zal volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden, nu de strafzaak en de ontnemingszaak tegelijkertijd door het hof worden afgedaan en er al in de strafzaak compensatie voor het overschrijden van de redelijke termijn plaatsvindt. Hiermee wordt de inbreuk op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voldoende gecompenseerd.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Op grond van het voorgaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 257.911,07 (tweehonderdzevenenvijftigduizend negenhonderdelf euro en zeven cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 257.911,07 (tweehonderdzevenenvijftigduizend negenhonderdelf euro en zeven cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Aldus gewezen door
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 7 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.