ECLI:NL:GHARL:2025:2072

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.340.805
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en waardering van onroerend goed

In deze zaak heeft de man hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 7 februari 2024 is uitgesproken. De man en vrouw zijn in 2015 getrouwd en hebben geen huwelijkse voorwaarden opgesteld. De man heeft op 26 november 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank op 17 mei 2023 de echtscheiding heeft uitgesproken. De man verzoekt in hoger beroep om de peildatum voor de waardering van de woning te wijzigen, maar het hof oordeelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Het hof stelt vast dat de bestreden beschikking geen deelbeschikking is, maar een tussenbeschikking, waartegen in beginsel geen hoger beroep openstaat. De man heeft geen verlof van de rechtbank verkregen om tussentijds hoger beroep in te stellen. Het hof concludeert dat de man nodeloos procedeert en veroordeelt hem in de proceskosten van de vrouw, die zijn begroot op € 2.777, inclusief griffierecht en advocaatkosten. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.805
zaaknummer rechtbank Gelderland 401142
beschikking van 8 april 2025
inzake
[verzoeker] (de man)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. H.L. van der Aa
en
[verweerster] (de vrouw)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: eerst mr. C.C. van Immens-van Veenendaal, nu mr. E.J.A. van den Hoogen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de rechtbank) op 7 februari 2024 (hierna: de bestreden beschikking) tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 mei 2024
- het verweerschrift
- het aanvullend verweerschrift met productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 31 maart 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn [in] 2015 in [woonplaats1] getrouwd en hebben voorafgaand aan het huwelijk geen huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Zij hebben allebei de Nederlandse nationaliteit. Tot de huwelijksgemeenschap behoort – onder meer – de woning aan de [adres] in [woonplaats1] (een bedrijfswoning met bedrijfsruimte/loods). Er rust een recht van hypotheek (twee leningdelen) op de woning ten gunste van [naam1] .
2.2.
De man heeft op 26 november 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft bij beschikking van 17 mei 2023 (hersteld bij beschikking van 23 september 2023) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk van partijen is op 12 oktober 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Bij de (echtscheidings)beschikking van 17 mei 2023 heeft de rechtbank verder – voor zover hier van belang – een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de huidige waarde van de woning in het economisch verkeer. De oorspronkelijk benoemde deskundige heeft de opdracht teruggegeven. Daarop heeft de rechtbank een nieuwe deskundige ( [naam2] in [plaats1] ) benaderd en bereid gevonden en bij de bestreden beschikking van 7 februari 2024 tot deskundige benoemd met de opdracht om onderzoek te doen naar de huidige waarde van de woning in het economisch verkeer. Ook is bepaald dat de deskundige zich met vragen en opmerkingen tot de contactpersoon bij de rechtbank kan wenden. Dat doet de deskundige op 5 maart 2024 en nog eens op 25 maart 2024 met de vraag naar de bedoeling van de rechtbank met ‘de huidige waarde’. De rechtbank bericht de deskundige (op 6 maart en nog eens op 3 april 2024) dat het gaat om een zo actueel mogelijke waarde. Omdat de peildatum de datum van verdeling is, de verdeling nog moet worden vastgesteld en in de toekomst waarderen niet mogelijk is, verzoekt de rechtbank de deskundige ‘
de huidige (dus meest actuele) waarde te geven.’ Verder geeft de rechtbank ter toelichting mee dat dit moet geschieden op basis van de objectkenmerken zoals die waren op het moment van indienen van het echtscheidingsverzoek op 26 november 2021 (de toestandsdatum) en dat eventuele wijzigingen in bijvoorbeeld huur of verbouwingen van na 26 november 2021 daarin niet meedoen.
2.4.
De bedoeling van het hoger beroep van de man is dat het hof de bestreden beschikking voor een deel vernietigt en bepaalt dat als peildatum voor de waardering van de woning moet worden uitgegaan van 16 maart 2021, subsidiair 26 november 2021 (indiening echtscheidingsverzoek), meer subsidiair 11 februari 2022 (datum feitelijke verdeling). De vrouw voert verweer.
2.5.
Het hof beslist dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof licht dat hierna toe.

3.De toelichting van de beslissing van het hof

3.1.
Tegen een deelbeschikking staat hoger beroep open. Onder de voorwaarde dat dan ook klachten gericht worden tegen het gedeelte van de uitspraak dat als eindbeschikking kwalificeert, mag ook tegen het gedeelte van de beschikking dat als een tussenbeschikking kwalificeert hoger beroep worden ingesteld. Om zonder toestemming van de rechter hoger beroep te kunnen instellen zal dus voor een deel sprake moeten zijn van een eindbeschikking en zal door een uitdrukkelijke beslissing omtrent enig deel van het verzochte een einde aan het geding moeten zijn gemaakt.
3.2.
De bestreden beschikking van de rechtbank is geen deelbeschikking. In de beslissing onder 2.1 tot en met 2.3 heeft de rechtbank een waarderingsonderzoek bevolen en een deskundige benoemd die het onderzoek moet gaan uitvoeren en die daarbij in zijn beoordeling verschillende aspecten moet meenemen (een instructie). De beslissing van de rechtbank om een onderzoek te bevelen is genomen om een beslissing te kunnen over de waarde van de (nog) te verdelen onroerende zaak. In 2.22 heeft de rechtbank de behandeling pro forma aangehouden voor overlegging van het definitieve taxatierapport door de deskundige. In de beschikking is nog geen beslissing genomen over de vermogensrechtelijke afwikkeling/de verdeling van de woning en dus moet de rechtbank nog in een eindbeschikking die beslissingen over de vermogensrechtelijke afwikkeling (op)nemen. De bestreden beschikking is dus een zuivere tussenbeschikking, waartegen in beginsel geen hoger beroep openstaat. Ook de beantwoording van de rechter op 6 maart 2024 en nog eens op 3 april 2024 (zie 2.3) op een vraag van de deskundige maakt dat niet anders en kan dus niet tot een ander oordeel leiden. Omdat de man geen verlof heeft verkregen van de rechtbank tot het tussentijds instellen van hoger beroep concludeert het hof dat tegen de bestreden beschikking geen hoger beroep openstaat.
3.3.
Het hof is van oordeel dat sprake is van nodeloos procederen en het door de man nodeloos in rechte betrekken van de vrouw. Het hof zal daarom de man veroordelen in de proceskosten en de proceskosten berekenen aan de hand van het liquidatietarief.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep;
4.2.
veroordeelt de man in de door de vrouw in deze procedure gemaakte proceskosten, en begroot die kosten op € 349 voor het griffierecht en € 2.428 voor salaris van de advocaat (twee punten: een punt voor het verweerschrift en een punt voor de mondelinge behandeling, tarief II à € 1.214,- per punt);
4.3.
bepaalt dat deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, J.H. Lieber en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door mr. G.J. Heuvelink als griffier, en is op 8 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.