ECLI:NL:GHARL:2025:2069

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.329.667
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats kinderen bij de andere ouder; emotionele toestemming voor contact met de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de moeder, [verzoekster], dit heeft betwist. Het hof heeft in eerdere beschikkingen vastgesteld dat de moeder niet in staat is om emotionele toestemming te geven voor contact tussen de kinderen en de vader, wat heeft geleid tot een langdurige afwezigheid van contact tussen [de minderjarige1] en haar vader sinds november 2021. Het hof heeft de zorgen van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming over de situatie van de kinderen overwogen en geconcludeerd dat een uithuisplaatsing van de kinderen bij de grootouders vaderszijde noodzakelijk is om de huidige situatie te doorbreken. De GI heeft een stappenplan gepresenteerd voor de plaatsing van de kinderen, waarbij de regie over de zorgregeling bij de GI ligt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2023 vernietigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader komt te liggen, met als doel de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en hen de mogelijkheid te bieden om een gezonde relatie met beide ouders op te bouwen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.667
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 527614
beschikking van 8 april 2025
inzake
[verzoekster] (de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: voorheen mr. D.I.A. Schröder, nu mr. E.I. Robert
[verweerder] (de vader)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. H. Zobuoglu

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 11 januari 2024 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum.
1.2
In die beschikking heeft het hof de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de zorgregeling voor [de minderjarige1] vernietigd en een voorlopige zorgregeling tussen [de minderjarige1] en de vader bepaald en het verzoek van de vader onder 2.C van het verweerschrift afgewezen. Verder heeft het hof iedere verdere beslissing aangehouden en aan de GI verzocht om het hof te informeren over de stand van zaken.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de GI van 14 mei 2024 met als bijlage de SAVE-evaluatierapportage van 2 mei 2024
- een journaalbericht van mr. Zobuoglu van 26 juli 2024 met bijlage en producties 12 tot en met 16
- een journaalbericht van mr. Zobuoglu van 14 oktober 2025 met productie
- een brief van de griffier aan partijen, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) van 9 september 2024
- een journaalbericht van mr. Zobuoglu van 17 september 2024
- een journaalbericht van mr. Schröder van 24 september 2024
- een e-mail van de GI van 24 september 2024
- een journaalbericht van mr. Zobuoglu van 2 december 2024
- een journaalbericht van mr. Robert van 12 december 2024
- een journaalbericht van mr. Robert van 26 februari 2025 met producties.
1.4
Op 3 maart 2025 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen en door het hof gehoord.
1.5
Op 7 maart 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI zijn [naam1] en [naam2] verschenen en namens de raad [naam3] .

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de beschikking van 11 januari 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
stand van zaken en wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 11 januari 2024
2.2
Voor de stand van zaken verwijst de GI naar de Save-evaluatierapportage van 2 mei 2024. SAVE rapporteert dat [de minderjarige2] tussen zijn ouders en [de minderjarige1] zit. Hij heeft het hier moeilijk mee, maar laat geen zichtbaar grote zorgen in zijn gedrag zien. Op school gaat het goed en ook bij speltherapie zijn geen zorgen gezien. [de minderjarige2] heeft vriendjes en zit op sport. Ook [de minderjarige1] gaat naar school, heeft vriendinnen en zit op sport. [de minderjarige1] laat meer zorgelijk gedrag zien, wat wordt veroorzaakt door het ontbreken van het contact met de vader. Vanwege de zorgen rondom het onbelast contact van de kinderen met ouders en daarnaast omdat het ouders niet lukt constructief met elkaar te communiceren is een maatregel van ondertoezichtstelling nog nodig. Er moet gewerkt worden aan herstel van een veilige opvoedsituatie en ontwikkeling van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . Een uithuisplaatsing van beide kinderen is met alle betrokkenen besproken als eventueel in te zetten laatste optie om het huidige patroon te doorbreken. Daarbij is het belangrijk dat er afgewogen wordt welke ontwikkelingsbedreigingen er zijn in beide scenario’s. Wordt er gekozen voor deze interventie, dan zijn de opties een neutrale plek of plaatsen bij vader en van daaruit toewerken naar een 50/50 zorgregeling, waarbij de laatste optie vanuit de theorie van ouderonthechting de voorkeur heeft. Save stelt als voorwaarden dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een onbelast contact hebben met beide ouders en dat zij ouders hebben die op een neutrale manier met elkaar kunnen communiceren en afspraken maken.
2.3
De ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is bij beschikking van 18 juni 2024 verlengd tot 23 juni 2025.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2024 is machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders vaderszijde, met ingang van 24 september 2024 tot 23 juni 2025. Er heeft vervolgens een netwerkonderzoek plaatsgevonden en de uitslag daarvan is positief; [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen bij de grootouders vaderszijde worden geplaatst. Omdat de GI [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet binnen de termijn van de afgegeven machtiging kan plaatsen, is op 11 december 2024 een nieuw verzoek machtiging uithuisplaatsing bij de rechtbank ingediend.
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2025 is opnieuw machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een pleeggezin (bij grootouders vaderzijde) met ingang van 11 februari 2025 tot 23 juni 2025.
2.6
De GI heeft een stappenplan voor plaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] geformuleerd, waarbij onder meer is gepland dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op dinsdag 4 maart 2025 na school in de aanwezigheid van de moeder de boodschap van de GI krijgen dat zij bij de grootouders vaderszijde gaan wonen en ook is het plan dat de plaatsing bij de grootouders op 6 maart 2025 gaat plaatsvinden. Momenteel wordt uitvoering gegeven aan het stappenplan.
wat vindt het hof?
2.7
In de beschikking van 11 januari 2024 heeft het hof in rechtsoverweging 3.4 overwogen dat er echt iets moet gebeuren, omdat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] al te lang vastzitten in de huidige situatie waarin [de minderjarige1] geen contact met haar vader heeft en veel spanning ervaart rondom eventueel contactherstel. [de minderjarige2] heeft wel contact met zijn vader, maar krijgt thuis bij de moeder veel negatieve emoties over de vader mee. Hij komt daardoor steeds meer klem te zitten tussen de ouders. Ook heeft het hof de indruk dat ook de relatie tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] inmiddels onder druk komt te staan. Verder overweegt het hof onder 3.5 dat het net als de raad en de GI het noodzakelijk vindt om de huidige situatie te doorbreken en dat het hof zich daarbij ook realiseert dat een uithuisplaatsing een zeer vergaande maatregel is, die alleen ingezet moet worden als het echt niet anders kan. Het hof vreest dat de situatie op het punt is gekomen dat een uithuisplaatsing nog de enige manier is om een verandering te forceren. Een uithuisplaatsing is wellicht schadelijk voor de kinderen, maar de huidige situatie is dat ook. Het hof kan het plan van de GI om voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een machtiging te verzoeken, dan ook goed volgen. Met de aanhouding van de beslissing op de verschillende verzoeken heeft het hof aan de GI verzocht om het hof over de stand van zaken te informeren. Dat heeft de GI op 14 mei 2024 gedaan (zie 2.2).
2.8
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor [de minderjarige1] en het hof verzocht die overeenstemming in een beschikking vast te leggen. Op grond van het stappenplan ligt de regie over de uitvoering van de zorgregeling bij de GI. De ouders kunnen zich daar in vinden. De moeder heeft haar grief en verzoek ingetrokken. De vader heeft zijn tweede grief en verzoek om een dwangsom te verbinden aan de zorgregeling en ook zijn subsidiaire verzoeken ter zake van de informatie- en consultatieregeling en nakoming van de zorgregeling met daaraan het verbinden van een dwangsom ingetrokken. Het hof zal beschikking van dit hof van 11 januari 2024 wijzigen en de overeengekomen regeling in de beschikking opnemen.
2.9
Aan het hof ligt nog voor een beslissing op het (primaire) verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij hem te bepalen en het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep,
2.1
De raad adviseert om nu al een beslissing te nemen op het verzoek van de vader over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Het advies is om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. Aan [de minderjarige1] moet duidelijkheid worden geboden. Aan [de minderjarige1] is de keuze om contact met haar vader te hebben al jaren geleden ontnomen. Doorbreking van de situatie is noodzakelijk. De GI is het (bij nader inzien) ook eens met het advies van de raad.
2.11
Het hof volgt de raad in haar advies. Ook het hof meent dat nu duidelijkheid bieden het meest in het belang is van [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ). Het hof ziet dan ook, anders dan de moeder verzoekt, geen aanleiding voor een aanhouding van de beslissing op het verzoek van de vader. Opgroeien zonder één van je ouders (de helft van je DNA) en met een negatief beeld van een ouder, zoals bij [de minderjarige1] het geval is, heeft gevolgen voor de ontwikkeling van een kind. Het hof verwijst naar de onderbouwing van SAVE van 23 juli 2024 in het kader van haar verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (productie 12 overgelegd door mr. Zobuoglu bij journaalbericht van 26 juli 2024): “
Langetermijngevolgen van kinderen die onthecht zijn van een ouder: emotionele problemen (depressieve en angstige gevoelens), problemen in de identiteitsontwikkeling, gedragsproblemen, problemen in de sociale ontwikkeling door onveilige hechting en psychosomatische klachten. (Ouderonthechting, wetenschap, praktijk en recht, [naam4] , S).” Het hof acht de vader in staat om de waarde van het contact van de kinderen met de andere ouder in te zien en ook te legitimeren. Gebleken is dat de moeder niet in staat is [de minderjarige1] emotionele toestemming te geven voor het hebben van contact met de vader.
2.12
Sinds november 2021 is er geen contact tussen [de minderjarige1] en de vader. Alle pogingen van hulpverleners om het contact tussen [de minderjarige1] en haar vader te bewerkstelligen zijn op niets uitgelopen. De uitkomst van het moreel beraad in juni 2024 was dat er geen valide redenen worden gezien waarom er geen contact kan zijn tussen [de minderjarige1] en de vader en dat een uithuisplaatsing de enige resterende manier is om te proberen een verandering in het contact tussen [de minderjarige1] en de vader te creëren. Om een verandering te forceren heeft de GI zich genoodzaakt gemeend een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verzoeken. Het verzoek is door de kinderrechter op 11 februari jongstleden toegewezen (zie 2.5). De GI heeft nu de regie. Doel van de GI is dat [de minderjarige1] weer terugkomt in een ‘kindpositie’ waarin zij kan ervaren dat zij van beide ouders mag houden en dat sprake wordt van een meer duurzame zorgregeling die aansluit bij de behoeftes van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . In dat hulpverleningskader en -plan is een hoofdverblijfplaats bij de ouder die in staat is dat te faciliteren het meest geëigend, dus bij de vader. Grief 1 van de vader slaagt. Het hof zal de bestreden beschikking van de rechtbank op dit punt vernietigen met gelijktijdige wijziging van de beschikking van de rechtbank van 8 november 2017.
2.13
Het hof vindt het van belang dat aan [de minderjarige1] de brief van de kinderrechter (pagina 7 van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 11 februari 2025) wordt voorgelezen. Het hof is het eens met de inhoud van die brief. De beslissing die het hof over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) neemt bevat dezelfde kerngedachte en ook die beslissing is niet wat [de minderjarige1] (zoals zij tijdens het kindgesprek de voorzitter heeft verteld) zelf wil, maar die het hof wel goed voor de toekomst van [de minderjarige1] vindt.
2.14
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen geregistreerd partners zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft. Grief 3 van de vader faalt.

3.De beslissing

Het hof:
3.1
vernietigt r.o. 4.4 van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2023 voor zover daarbij het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
3.2
wijzigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 november 2017 en bepaalt dat
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [woonplaats2] en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 in [woonplaats2]
met ingang van heden hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
3.3
wijzigt de beschikking van dit hof van 11 januari 2024 en bepaalt dat de regie over de uitvoering van de zorgregeling van de ouders met [de minderjarige1] met ingang van heden bij de GI ligt;
3.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, L. Hamer en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door mr. G.J. Heuvelink als griffier, en is op 8 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.