ECLI:NL:GHARL:2025:2062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
21-005409-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Noord-Nederland inzake drugstransport met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van een voorgenomen drugstransport. Het hof heeft de zaak behandeld op zittingen op 21 januari, 27 januari en 4 april 2025. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 5 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de rechtbank, maar vernietigde de strafoplegging en legde een nieuwe straf op. De verdachte had een actieve rol gespeeld in de voorbereidingen van het drugstransport, waaronder het huren van een auto en het aanleveren van geld voor de huur. Het hof oordeelde dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zijn handelingen zouden bijdragen aan het drugstransport. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij drugshandel en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005409-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 november 2022 met parketnummer 18-113581-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 januari 2025, 27 januari 2025 en 4 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • verdachte ter zake van het aan hem onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken;
  • verdachte ter zake van het aan hem onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis met hierna te melden aanvulling en verbetering van gronden bevestigen, behalve voor zover het de strafoplegging betreft. Ten aanzien van dit onderdeel komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
In de hoger beroepsprocedure is het procesdossier aangevuld met stukken. De raadsheer-commissaris heeft aanvullend onderzoek verricht in die zin dat (ook in een zaak van een medeverdachte) getuigen zijn gehoord. Een afschrift van de afgelegde getuigenverklaringen is bij het dossier gevoegd.

Aanvulling en verbetering van gronden

Algemene overweging met betrekking tot de bewijsoverwegingen in het vonnis van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar vonnis uitgebreid overwegingen opgenomen over algemene bewijsmiddelen en bewijsmiddelen aangaande de tenlastegelegde feiten. Daarbij heeft de rechtbank telkens verwezen naar concreet aangeduide vindplaatsen in het dossier van de politie, verhoren ten overstaan van de rechter-commissaris en het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank. Het hof constateert dat de verdediging tegen de uitgebreide feitenvaststellingen door de rechtbank niets heeft ingebracht; zij heeft slechts bezwaar gemaakt tegen enkele door de rechtbank aan die feitenvaststelling verbonden conclusies. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet alleen uitgebreid, maar ook nauwkeurig te werk is gegaan. Afgezien van enkele hierna te noemen verbeteringen en aanvullingen kan het hof zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank en het neemt die over.
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank uitgesproken bewezenverklaring moet worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte geen opzet heeft gehad. Er was geen sprake van een aanmerkelijke kans die verdachte heeft aanvaard, dat de auto die gehuurd zou worden door [Medeverdachte A.E.] en haar vriendin zou worden gebruikt voor een drugstransport. Verdachte had geen wetenschap van de drugshandel van de gebroeders [medeverdachten] . Subsidiair stelt de verdediging dat de handelingen van verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen.
Het oordeel van het hof
Aanvullende overwegingen
Opzet
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij had gedacht dat het onderschepte drugstransport, de laatste keer zou zijn. Hij had vertrouwen in de jongens.
Het hof stelt vast dat verdachte met [Medeverdachte I.M.] heeft gecommuniceerd om gezamenlijk [Medeverdachte S.M.] naar [plaats 1] te gaan.
De rechtbank heeft uitgebreid de feiten vastgesteld, waarmee het hof zich verenigt. Daaruit volgt dat verdachte een aantal weken voorafgaand aan de pleegdata van het onder 1 tenlastegelegde, heeft gereden in een uit Duitsland gehuurde Ford Kuga. Verdachte heeft de Ford Kuga op 24 oktober 2020 van het pand aan de [locatie 1] naar het pand aan de [locatie 2] gereden. Later die dag heeft hij de Ford Kuga weer naar het pand aan de [locatie 1] gereden. Daarna heeft hij de Ford Kuga naar [plaats 2] gereden en geparkeerd voor de beoogde koerier. Daarbij heeft hij de autosleutel op onnavolgbare wijze achtergelaten onder de autoband. [Medeverdachte W.] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat hij in opdracht van [Medeverdachte I.M.] drugs heeft verstopt in de Ford Kuga. [1] De koerier, [Medeverdachte D.T.] , is later vanuit [plaats 2] met de Ford Kuga vertrokken naar Noorwegen, waar zij is aangehouden met verdovende middelen in de auto.
Verdachte wordt in zijn politieverhoor ondervraagd naar het drugstransport. Als de verbalisanten vragen wat hij dacht toen hij hoorde dat er iets was gepakt in de Kuga waar hij in had gereden antwoordt hij dat hij was geschrokken omdat het die auto was waarin hij had gereden. Dit had verdachte gehoord in de garage, in het bijzijn van [Medeverdachte I.M.] , [Medeverdachte H.M.A.] , [Medeverdachte M.V.] en [Medeverdachte W.]
. [2] Daarna wordt verdachte gevraagd of nadat hij hoorde dat de Kuga over de grens was gepakt hij in de gaten had dat er drugs in de auto zat. Verdachte bevestigde dat hij dat toen wel wist. Tot het moment dat er over de grens iets was gepakt had hij naar eigen zeggen niet door dat er drugs in de huurauto had gezeten. [3]
Het hof neemt betrekt bovenstaande feiten en omstandigheden bij de beantwoording van de vraag of verdachte opzet had op het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft vervolgens, in opdracht van [Medeverdachte H.M.A.] , enkele weken later op 28 november 2020, een voor hem onbekende dame, [Medeverdachte A.E.] , naar Hamburg gereden om een huurauto op te halen.
Verdachte heeft in opdracht van [Medeverdachte H.M.A.] geld naar [Medeverdachte A.E.] gebracht, [Medeverdachte A.E.] het geld op haar rekening laten storten en is met [Medeverdachte A.E.] naar Duitsland gereden om een huurauto te huren. Tegen de achtergrond van de wetenschap dat verdachte op de hoogte was dat de Ford Kuga uit Duitsland was onderschept met drugs, was er een aanmerkelijke kans – middels het gegeven dat opnieuw in opdracht van [Medeverdachte H.M.A.] – dat de uit Duitsland te halen huurauto was bestemd voor een volgend drugstransport. Verdachte heeft in de context waarin zich dit heeft afgespeeld, met in de achtergrond wetenschap van de eerdere onderschepte huurauto, welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelingen waren bestemd voor het plegen van een drugstransport. Uit deze gedragingen leidt het hof af dat verdachte op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans dat de auto voor een drugstransport zou worden gebruikt, heeft aanvaard. Aldus acht het hof de verklaring van verdachte dat het onderschepte drugstransport, de laatste zou zijn, niet geloofwaardig. Dat betekent dat verdachtes verklaring terzijde zal worden geschoven.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn verweer, dat de bewezenverklaring van de rechtbank niet in stand kan blijven omdat zij een schuldredenering hebben toegepast. Artikel 10, derde lid van Opiumwet luidt: ‘
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’
Het hof constateert dat de rechtbank het juiste wettelijke criterium heeft toegepast bij de bespreking van het verweer. Het onderdeel ‘
waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’is bovendien onderdeel van de tenlastelegging en komt terug in de bewezenverklaring. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank.
Medeplegen
Het hof beschouwd de gepleegde voorbereidingshandeling van verdachte tegen de aard van het gronddelict, te weten het plegen internationale drugstransporten. Uit het dossier volgt dat er sprake was van internationale drugshandel, wat intensieve voorbereiding vergt, waarbij allerlei schakels zijn betrokken, veel telefonisch verkeer is, geld heen en weer wordt gesluisd en auto’s voor nodig zijn.
Verdachte heeft kort gezegd in opdracht van [Medeverdachte H.M.A.] en onder andere in samenwerking met [Medeverdachte A.E.] diverse voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van een drugstransport. Uit de feiten en omstandigheden die door de rechtbank zijn vastgesteld leidt het hof af dat verdachte en mededaders onder andere veel telefonisch contact heeft onderhouden met koerier [Medeverdachte A.E.] en [Medeverdachte H.M.A.] , een huurauto uit Duitsland heeft opgehaald met [Medeverdachte A.E.] en voorhanden heeft gehad, een GPS-tracker heeft opgehaald, een geldbedrag voorhanden heeft gehad plus gegeven aan [Medeverdachte A.E.] in opdracht van [Medeverdachte H.M.A.] , een drugspers en weegschaal voorhanden heeft gehad en versnijdingsmiddelen en heroïne voorhanden heeft gehad.
Het hof stelt op basis van het voorgaande dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee duidt het hof verdachte aan als medepleger. Het hof verwerpt op grond van het bovenstaande de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.
Verbeteringen van gronden
De rechtbank heeft op pagina 3 van het vonnis het volgende vastgesteld:
Nu meerdere personen dezelfde achternaam hebben worden de volgende personen met de voornaam aangeduid.
(..)
[Medeverdachte H.M.A.] wordt aangeduid met [Medeverdachte H.M.A.] . [4]
Het hof zal deze tekst verbeteren, met dien verstande dat het paginanummer van de voetnoot wordt gewijzigd:
Nu meerdere personen dezelfde achternaam hebben worden de volgende personen met de voornaam aangeduid.
(..)
[Medeverdachte H.M.A.] wordt aangeduid met [Medeverdachte H.M.A.] . [5]
De rechtbank heeft op pagina 4 van het vonnis het volgende vastgesteld:
[verdachte] :
[verdachte] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [6]
Het hof zal deze tekst verbeteren, met dien verstande dat het paginanummer van de voetnoot wordt gewijzigd:
[verdachte] :
[verdachte] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [7]
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de navolgende strafmaatoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van een voorgenomen drugstransport. Verdachte heeft de persoon, die het transport als koerier zou uitvoeren, geld gebracht voor de huur van de auto die voor het transport gestemd was. Hij heeft haar ook naar de bank gebracht, zodat ze het geld op haar rekening kon storten. Vervolgens heeft hij haar naar Duitsland gereden om de auto te huren.
Verdachte heeft zijn handelingen uitgevoerd voor een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit en ondermijning van de samenleving als rechtsstaat. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt. De voorbereiding van een drugstransport is daarom een ernstig delict en de rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te zijn.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. Tevens houdt het hof rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en zoals door verdachte ter terechtzitting zijn toegelicht. Daaruit is gebleken dat verdachte werkt als ZZP’er, tijdelijk woont op een camping en een relatie heeft.
Het hof stelt vast dat verdachte niet volledig zijn betrokkenheid heeft willen toegegeven. Dat leidt ertoe dat verdachte niet zijn volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Een situatie die mogelijk zou kunnen leiden tot clementie in de strafoplegging doet zich in het onderhavige geval daardoor niet voor.
Het hof heeft ook de door de advocaat-generaal verschafte informatie over de duur van de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraffen van alle verdachten en deelnemers aan het onderzoek Strauss meegewogen bij het bepalen van de straf.
De advocaat-generaal heeft, in verband met een lichte overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in verband met zijn persoonlijke omstandigheden. Tevens dient rekening te worden gehouden dat het uit dossier naar voren komt dat verdachte min of meer is gebruikt. Gelet op de beperkte rol van verdachte verzoekt de raadsman om de oplegging van een taakstraf.
Naar het oordeel van hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 13 december 2022, de dag waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest wordt uitgesproken op 4 april 2025, en daarmee niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vier maanden. Aan die overschrijding zal het hof gevolgen verbinden door de duur van de oplegging van de gevangenisstraf te matigen.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [Medeverdachte W.] , raadsheer-commissaris 17 april 2024, p. 2;
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2.214;
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2.215;
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.087;
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte H.M.A.] , p. 1.086;
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.184;
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2.183 en 2.184;