ECLI:NL:GHARL:2025:2061

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
21-005456-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie met gewijzigde strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof bevestigt de veroordeling voor het medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie, maar past de strafoplegging aan vanwege gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 30 november 2022 werd uitgesproken. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 20 januari, 21 januari en 4 april 2025. De advocaat-generaal heeft de bevestiging van de bewezenverklaring bepleit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank overgenomen en aangevuld met nieuwe bewijsmiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Het hof heeft ook het in beslag genomen geldbedrag van € 8.950,00 verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005456-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 november 2022 met parketnummer 18-305191-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 januari 2025, 21 januari 2025 en 4 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • verdachte vrijgesproken ter zake van de aan hem onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair;
  • verdachte veroordeelt ter zake van het aan hem onder 5 primair en 6 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 8.950,00 verbeurt verklaard.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis met hierna te melden aanvulling en verbetering van gronden bevestigen, behalve voor zover het de strafoplegging betreft, daaronder begrepen de beslissing omtrent het beslag. Ten aanzien van deze onderdelen komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
In de hoger beroepsprocedure is het procesdossier aangevuld met stukken. De raadsheer-commissaris heeft aanvullend onderzoek verricht in die zin dat (ook in een zaak van een medeverdachte) getuigen zijn gehoord. Een afschrift van de afgelegde getuigenverklaringen is bij het dossier gevoegd.
Daarnaast heeft de verdediging in hoger beroep aanvullende stukken ingediend, waaronder e-mails van de begeleider van verdachte. Ook deze stukken van verdachte zijn aan het procesdossier toegevoegd.

Aanvulling en verbetering van gronden

Algemene overweging met betrekking tot de bewijsoverwegingen in het vonnis van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar vonnis uitgebreid overwegingen opgenomen over algemene bewijsmiddelen en bewijsmiddelen aangaande de tenlastegelegde feiten. Daarbij heeft de rechtbank telkens verwezen naar concreet aangeduide vindplaatsen in het dossier van de politie, verhoren ten overstaan van de rechter-commissaris en het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank. Het hof constateert dat de verdediging tegen de uitgebreide feitenvaststellingen door de rechtbank niets heeft ingebracht; zij heeft slechts bezwaar gemaakt tegen enkele door de rechtbank aan die feitenvaststelling verbonden conclusies. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet alleen uitgebreid, maar ook nauwkeurig te werk is gegaan. Afgezien van enkele hierna te noemen verbeteringen en aanvullingen kan het hof zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank en het neemt die over.
Overwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank uitgesproken bewezenverklaringen moeten worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – kort gezegd – bepleit dat verdachte van het onder 5 en 6 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 5 aangevoerd dat niet geconcludeerd worden dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was, dan wel dat hij dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Uit het tapgesprek in de nacht van 29 op 30 november 2020 blijkt, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet over wat voor bedrag het zou gaan. Er kan niet vanuit worden gegaan dat het aangetroffen geldbedrag dat is aangetroffen bij verdachte hetzelfde geldbedrag is als waarover zou zijn gesproken in de tapgesprekken. Te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat het bedrag een gemend bedrag is, bestaande uit geld van die avond en zijn eigen spaargeld. De raadsman stelt dat in het tapgesprek wordt gesproken over de bescherming van het geld om te voorkomen dat de politie het geld zou afpakken. Het openbaar ministerie heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar aanleiding van deze verklaring van verdachte. De legale herkomst van het gehele geldbedrag kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten.
Ten aanzien van het deel van het geld dat verdachte zou hebben opgehaald kan uit het dossier niet worden opgemaakt dat verdachte wetenschap had, of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was. Verdachte is nooit in de veronderstelling geweest dat [Medeverdachte I.M.] zich bezighield met strafbare feiten en hij wist daarom ook niet dat er geld afkomstig was strafbare feiten.
Met betrekking tot feit 6 stelt de raadsman dat uit het dossier blijkt dat verdachte geen initiërende rol heeft gehad maar een rol van ondergeschikt belang. De rol van verdachte was zo kleine, dat de vereiste duur en intensiteit in de kern ontbreken.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt ter verbetering en in aanvulling op de overwegingen van de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van feit 5; witwassen
Aanvullend bewijs
Het hof vult de bewijsmiddelen van de rechtbank aan met de volgende passage;
Op 29 november 2020 om 21:34:54 uur wordt [Medeverdachte I.M.] gebeld door [Medeverdachte S.M.] .
[Medeverdachte I.M.] : Jij gaat samen met die “gozer” geld ophalen,
[Medeverdachte S.M.] Met wie?
[Medeverdachte I.M.] : De gozer, genaamd [Medeverdachte J.] ,
[Medeverdachte S.M.] Waar is hij
[Medeverdachte I.M.] : Ik ga hem bellen, ga met hem mee. Hij is onderweg
[Medeverdachte S.M.] : Is goed. [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij het geld niet in zijn onderbroek maar in zijn jaszak heeft gedaan toen hij het in de nacht van 29 november 2020 op 30 november 2020 had opgehaald uit [plaats 1] . [2] In de slaapkamer aan de voorzijde van de woning, waar van de bewoners aangaven dat deze van verdachte [Medeverdachte S.M.] is, is op 1 december 2020 om 09:15 uur, in een jas onder het bed, € 8950,- in contanten aangetroffen. Dit is in beslag genomen. [3]
Medeverdachte [Medeverdachte J.] – die samen met verdachte het geld uit [plaats 1] ophaalde – heeft in een telefoongesprek met [Medeverdachte M.W.] op 1 december 2020 om 01:28 uur aan [Medeverdachte M.W.] gevraagd of hij wist of verdachte binnen zat. Hij vraagt vervolgens of verdachte nog wel papieren thuis heeft liggen en zegt dat ‘ze’ daar niet binnen zijn geweest. [4] [Medeverdachte J.] is in zijn verhoor op 13 januari 2021 door de verbalisanten bevraagd waarover dit telefoongesprek ging, waarop hij antwoordde dat hij wist dat [Medeverdachte S.M.] nog geld thuis had liggen en dat hij dacht dat de verbalisanten daar niet binnen waren geweest. [5]
Aanvullende overwegingen hof
In aanvulling op de rechtbank overweegt het hof dat verdachte wisselend heeft verklaard over de samenstelling en herkomst van het in zijn jas aangetroffen geldbedrag. Zo heeft hij in zijn eerste verhoor op 1 december 2020 verklaard dat het spaargeld betrof voor zijn bedrijf. [6] Later bij de rechter-rechter commissaris heeft verdachte aangegeven dat hij het geldbedrag voor zijn autobedrijf was bedoeld en dat hij dat heeft verdiend met de verkoop van auto’s. [7] Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat van het aangetroffen geldbedrag zo’n € 4.000,00 à € 5.000,00 spaargeld betreft en het overige deel was bestemd voor een auto die hij nog moest ophalen. [8] In hoger beroep heeft verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat het geldbedrag van € 8.950,00 gemixt was. Een deel was zijn eigen geld en het andere deel was geld wat was bestemd om de volgende dag auto’s mee op te halen. Verdachte verklaarde dat hij aan het sparen was voor zijn rijbewijs, dat hij daarmee wilde beginnen maar vervolgens werd aangehouden. [9]
Het hof houdt het er op basis van de bewijsmiddelen met de rechtbank voor dat het aangetroffen geld het geldbedrag betrof dat verdachte kort ervoor in de nacht van 29 op 30 november 2020 in opdracht van [Medeverdachte I.M.] heeft opgehaald. Het hof stelt allereerst vast dat de omvang van het in de jaszak aangetroffen geldbedrag overeenkomt met de inhoud van de telefonische conversatie van verdachte met [Medeverdachte I.M.] in de nacht ervoor waar zij spreken dat hij
vijfduizend in de lul en dat hij zelf vijfduizend in de zijne zal doen. [10] Het hof leidt uit hetgeen [Medeverdachte J.] – die het geld met verdachte ophaalde uit [plaats 1] – zegt in een telefoongesprek over het bij verdachte aangetroffen geld, dat het opgehaalde geldbedrag nog bij verdachte moet liggen.
Daar komt bij dat het geldbedrag als geheel in de jaszak van verdachte werd aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij het opgehaalde geld in zijn jaszak heeft gedaan. Verdachtes verklaring op dit punt komt derhalve overeen met de wijze van aantreffen. Er bestaat geen enkele aanleiding verdachte te geloven in zijn scenario dat het geldbedrag slechts
ten delehet opgehaalde geld betrof en dat een niet duidelijk gespecificeerd deel een andere herkomst zou hebben. Het hof gelooft verdachte niet in zijn verschillende verklaringen daarover. Zoals hierboven overwogen is verdachte in zijn verklaring dermate inconsistent dat zij terzijde worden geschoven.
Dit maakt dat het hof de verweren van de verdediging verwerpt.
Ten aanzien van feit 6; deelname criminele organisatie
Aanvullende overweging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen initiërende rol heeft gehad maar een rol van ondergeschikt belang die niet voldoet aan de vereiste duur en intensiteit.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn verweer. Uit het dossier blijkt dat verdachte veelvuldige feitelijke handelingen heeft verricht die in relatie staan tot de drugshandel van de criminele organisatie waarvan verdachte deel heeft uitgemaakt. Dit leidt het hof af uit de navolgende feiten en omstandigheden:
[Betrokkene 3] heeft verklaard dat verdachte aanwezig was bij het leveren van de dozen aan de chauffeur op 6 december 2019 in [plaats] . [Medeverdachte I.M.] had contact met [Betrokkene 3] en [Betrokkene 3] haalde de dozen op bij zijn garage. Verdachte laadde de dozen in de bestelbus. Uit het dossier is gebleken dat er drugs in de dozen zaten. [11]
Verdachte heeft op 24 augustus 2020 de roldeur van de loods aan de [locatie 1] opengedaan, waarna de witte Audi A1 de loods in wordt gereden. [12]
Uit de verklaring van [Medeverdachte M.W.] volgt dat verdachte in de avond van 25 augustus 2020 vanuit de loods van [Medeverdachte I.M.] naar de naastgelegen loods van [Medeverdachte M.V.] is gelopen met een sporttas. Volgens [Medeverdachte M.W.] zaten er pakketten in de tas met vermoedelijk drugs. [13] Voorts is gebleken dat verdachte met [Medeverdachte D.] is meegegaan naar Duitsland om de gehuurde auto, de Citroën DS4, op te halen. [14]
Uit de camerabeelden van de loods aan de [locatie 1] op 24 oktober 2020 om 11:22 uur blijkt dat verdachte kentekenplaten van de Ford Kuga heeft verwisseld. Verdachte heeft de handelaarskentekenplaten van het originele Duitse kenteken verwijderd. [15] Verdachte heeft daar zelf over verklaard dat de Ford Kuga eerst met groene kentekenplaten aankwam. [16]
Verdachte is in de nacht van 28 op 29 november 2020 met [Medeverdachte J.] , met gekregen geld van [Medeverdachte H.M.A.] naar [plaats 2] gereden om een tracker op te halen. [17] Uit de telefoongesprekken blijkt dat ze om 03:3 uur in [plaats 3] waren. [18] Vervolgens is verdachte in de nacht van 29 op 30 november 2020 samen met [Medeverdachte J.] op pad geweest om geld op te halen. Op 29 november 2020 om 23:23 uur belt verdachte [Medeverdachte I.M.] . Verdachte heeft het apparaat bij zich en vraagt om de nummers op te noemen. [Medeverdachte I.M.] zegt;
‘Luister, neem het geld mee naar huis, ok?’. Verdachte antwoordt dat het goed. [Medeverdachte I.M.] vraagt vervolgens om het serienummer waarna verdachte de opgegeven nummers invoert. [19]
Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte niet alleen betrokken is geweest het witwassen, maar ook feitelijke betrokkenheid heeft gehad bij de door de criminele organisatie gepleegde drugshandel. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte diverse hand- en spandiensten heeft verricht ten behoeve van de criminele organisatie die naar hun aard en intensiteit van voldoende gewicht zijn om hem aan te merken als deelnemer van de criminele organisatie.
Het hof overweegt dat het feit dat verdachte weliswaar is vrijgesproken van strafrechtelijke betrokkenheid bij de drugstransporten, onverlet laat dat verdachte daaraan een feitelijke bijdrage heeft gehad, die bovendien door voornoemde feiten en omstandigheden worden ondersteund.
Verbetering van gronden
De rechtbank heeft onderaan op pagina 8 van het vonnis het volgende vastgesteld:
Nu meerdere personen dezelfde achternaam hebben worden de volgende personen met de voornaam aangeduid.
(..)
[Medeverdachte H.M.A.] wordt aangeduid met [Medeverdachte H.M.A.] . [20]
Het hof zal deze tekst verbeteren, met dien verstande dat het paginanummer van de voetnoot wordt gewijzigd:
Nu meerdere personen dezelfde achternaam hebben worden de volgende personen met de voornaam aangeduid.
(..)
[Medeverdachte H.M.A.] wordt aangeduid met [Medeverdachte H.M.A.] . [21]
Voorts heeft de rechtbank op pagina 6 van het vonnis het volgende vastgesteld:
[Medeverdachte J.] :
[Medeverdachte J.] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [22]
Het hof zal deze tekst verbeteren, met dien verstande dat verwijzing van de voetnoot wordt aangevuld:
[Medeverdachte J.] :
[Medeverdachte J.] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [23]
De rechtbank heeft op pagina 13 van het vonnis, tweede alinea, het volgende vastgesteld:
(..) Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van [Medeverdachte D.] ( [telefoonnummer 2] ) op 26 augustus omstreeks 16:24 uur de zendmast aanstraalt bij [plaats 4] en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:15 uur de zendmast bij [plaats 5] . In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon in gebruik bij [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) blijkt dat zijn telefoon op 26 augustus omstreeks 16:22 uur de mast aanstraalt bij [plaats 4] en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:12 uur de mast bij [plaats 6] en vervolgens om 21:14 uur bij [plaats 5] . In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [Medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat deze telefoon op 26 augustus 2020 om 15:36 uur de zendmast aanstraalt bij [plaats 7] . Op 26 augustus 2020 om 21:16 uur straalt dit telefoonnummer een zendmast aan welke staat in [plaats 8] . [24]
Het hof neemt deze alinea over en zal de verwijzing van de voetnoot wijzigen:
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van [Medeverdachte D.] ( [telefoonnummer 2] ) op 26 augustus omstreeks 16:24 uur de zendmast aanstraalt bij [plaats 4] en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:15 uur de zendmast bij [plaats 5] . In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon in gebruik bij [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) blijkt dat zijn telefoon op 26 augustus omstreeks 16:22 uur de mast aanstraalt bij [plaats 4] en op 26 augustus 2020 omstreeks 21:12 uur de mast bij [plaats 6] en vervolgens om 21:14 uur bij [plaats 5] . In de tussenliggende periode wordt er geen gebruik gemaakt van zendmasten in Nederland. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [Medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat deze telefoon op 26 augustus 2020 om 15:36 uur de zendmast aanstraalt bij [plaats 7] . Op 26 augustus 2020 om 21:16 uur straalt dit telefoonnummer een zendmast aan welke staat in [plaats 8] . [25]
Vervolgens heeft de rechtbank op pagina 16 van het vonnis, tweede alinea, het volgende overwogen:
De voorbereiding van het transport met als koerier [Medeverdachte G.J.]
[Medeverdachte D.] heeft verklaard dat hij, voordat [Medeverdachte G.J.] naar Noorwegen is vertrokken, samen met [Medeverdachte I.M.] , [Medeverdachte H.M.A.] en nog iemand bij [Medeverdachte G.J.] thuis is geweest. Door [Medeverdachte I.M.] of [Medeverdachte H.M.A.] is de Citroën toen naast de woning van [Medeverdachte G.J.] op een parkeerterrein gezet. Hij heeft gezien dat [Medeverdachte H.M.A.] en de andere man een GPS-tracker in de Citroën inbouwden. Dit deden ze op het parkeerterrein naast de woning van [Medeverdachte G.J.] . Tijdens het bezoek werd de route besproken. Deze lieten ze zien op Google Earth. De grensovergangen werden besproken. Het was belangrijk dat [Medeverdachte G.J.] via de brug ging in plaats van met de boot. Wanneer [Medeverdachte G.J.] op de eindbestemming was aangekomen moest hij bellen met [Medeverdachte I.M.] of [Medeverdachte H.M.A.] . Ze vertelden ook dat ze voor de zekerheid een hotel voor [Medeverdachte G.J.] hadden geboekt. [26]
Het hof zal deze alinea overnemen en daarbij de verwijzing naar de voetnoot wijzigen:
De voorbereiding van het transport met als koerier [Medeverdachte G.J.]
[Medeverdachte D.] heeft verklaard dat hij, voordat [Medeverdachte G.J.] naar Noorwegen is vertrokken, samen met [Medeverdachte I.M.] , [Medeverdachte H.M.A.] en nog iemand bij [Medeverdachte G.J.] thuis is geweest. Door [Medeverdachte I.M.] of [Medeverdachte H.M.A.] is de Citroën toen naast de woning van [Medeverdachte G.J.] op een parkeerterrein gezet. Hij heeft gezien dat [Medeverdachte H.M.A.] en de andere man een GPS-tracker in de Citroën inbouwden. Dit deden ze op het parkeerterrein naast de woning van [Medeverdachte G.J.] . Tijdens het bezoek werd de route besproken. Deze lieten ze zien op Google Earth. De grensovergangen werden besproken. Het was belangrijk dat [Medeverdachte G.J.] via de brug ging in plaats van met de boot. Wanneer [Medeverdachte G.J.] op de eindbestemming was aangekomen moest hij bellen met [Medeverdachte I.M.] of [Medeverdachte H.M.A.] . Ze vertelden ook dat ze voor de zekerheid een hotel voor [Medeverdachte G.J.] hadden geboekt. [27]
Voorts heeft de rechtbank, onderaan pagina 15 en bovenaan pagina 16 van het vonnis, het navolgende overwogen:
Uit de bankgegevens van [Medeverdachte G.J.] blijkt dat hij op 28 augustus 2020 een betaling van 125,39 euro bij ATM Nokas Nydalen Oslo Noorwegen heeft gedaan. [28]
Het hof zal deze alinea overnemen en daarbij de verwijzing naar de voetnoot aanvullen:
Uit de bankgegevens van [Medeverdachte G.J.] blijkt dat hij op 28 augustus 2020 een betaling van 125,39 euro bij ATM Nokas Nydalen Oslo Noorwegen heeft gedaan. [29]
Daarna heeft de rechtbank op pagina 16 van het vonnis, in derde alinea, het volgende vastgesteld:
[Medeverdachte D.] heeft verklaard dat hij samen met [Medeverdachte G.J.] € 10.000,-- zou ontvangen. Dit bedrag zouden beiden delen. Uiteindelijk hebben ze minder ontvangen. [Medeverdachte H.M.A.] heeft hen dit geld gebracht. Ze hebben elke € 4.500,-- gehad. [30]
Het hof zal deze alinea verbeteren en daarbij de verwijzing naar de voetnoot aanpassen:
[Medeverdachte D.] heeft verklaard dat hij samen met [Medeverdachte G.J.] € 10.000,-- zou ontvangen. Dit bedrag zouden beiden delen. Uiteindelijk hebben ze minder ontvangen. [Medeverdachte H.M.A.] heeft hun dit geld gebracht. Ze hebben elk € 4.500,-- gehad. [31]
De rechtbank heeft op pagina 20 van het vonnis, eerste alinea, het volgende overwogen:
Op 5 oktober 2020 heeft [Medeverdachte G.J.] contact met [Medeverdachte H.M.A.] gehad en [Medeverdachte H.M.A.] vertelde dat ze de auto in Oslo niet open kregen, waardoor het langer duurde. [32]
Het hof zal deze zinsnede als volgt verbeteren:
Op 5 oktober 2020 heeft [Medeverdachte G.J.] contact met [Medeverdachte H.M.A.] gehad en [Medeverdachte H.M.A.] vertelde dat ze de auto in Oslo niet open kregen. [33]
De rechtbank heeft in haar vonnis op pagina 23, de laatste alinea en op pagina 24, de eerste alinea het volgende overwogen:
Pagina 23(..)
De verklaring van [Medeverdachte M.V.] vindt naast voornoemde camerabeelden ook steun in de inhoud van volgende tapgesprekken.
Op 23 oktober 2020 om 21:08 uur belde [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) naar [Medeverdachte E.M.A.] ( [telefoonnummer 6] ) en spreekt over vacuümtassen. De telefoon van [Medeverdachte E.M.A.] straalde op het moment van het gesprek een zendmast aan op [locatie 2] Zowel het pand aan de [locatie 1] als het pand aan de [locatie 3] vallen in het antennegebied van deze zendmast.
Pagina 24Op 24 oktober 2020 om 1:49 uur belde [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) naar het nummer van [Medeverdachte M.V.] ( [telefoonnummer 5] ). [Medeverdachte I.M.] vroeg hem wat er aan de hand was. [Medeverdachte M.V.] zei dat er “wouten” voor de deur zijn en een auto over de kop wordt gehaald. Hij zei dat hij aan het persen is en beëindigde het gesprek. [34]
Het hof zal de tekst van de rechtbank overnemen, maar de verwijzing van de voetnoten als volgt aanpassen:
Pagina 23
(..)
De verklaring van [Medeverdachte M.V.] vindt naast voornoemde camerabeelden ook steun in de inhoud van volgende tapgesprekken.
Op 23 oktober 2020 om 21:08 uur belde [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) naar [Medeverdachte E.M.A.] ( [telefoonnummer 6] ) en spreekt over vacuümtassen. De telefoon van [Medeverdachte E.M.A.] straalde op het moment van het gesprek een zendmast aan op [locatie 2] Zowel het pand aan de [locatie 1] als het pand aan de [locatie 3] vallen in het antennegebied van deze zendmast. [35]
Pagina 24
Op 24 oktober 2020 om 1:49 uur belde [Medeverdachte I.M.] ( [telefoonnummer 3] ) naar het nummer van [Medeverdachte M.V.] ( [telefoonnummer 5] ). [Medeverdachte I.M.] vroeg hem wat er aan de hand was. [Medeverdachte M.V.] zei dat er “wouten” voor de deur zijn en een auto over de kop wordt gehaald. Hij zei dat hij aan het persen is en beëindigde het gesprek. [36]
De rechtbank heeft op pagina 32 van het vonnis, eerste alinea, het volgende overwogen:
[Medeverdachte J.] heeft ook verklaard dat hij samen met [Medeverdachte M.W.] en verdachte naar [plaats 9] is geweest en dat ze toen op verdachte hebben gewacht, omdat hij ergens heen moest. [37]
Het hof zal de tekst van de rechtbank overnemen, met verbetering van de vindplaats van het bewijsmiddel:
[Medeverdachte J.] heeft ook verklaard dat hij samen met [Medeverdachte M.W.] en verdachte naar [plaats 9] is geweest en dat ze toen op verdachte hebben gewacht, omdat hij ergens heen moest. [38]
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de navolgende strafmaatoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk had harddrugs naar het buitenland te smokkelen en gewoontewitwassen. Verdachte was in de organisatie een manusje van alles, maar had wel het vertrouwen van de leiders van de organisatie. Hij werd vertrouwd met het beheer, halen en brengen van soms forse geldbedragen. Daarmee had hij een belangrijke faciliterende rol binnen de organisatie. Dat de broers [medeverdachten] naar alle waarschijnlijkheid misbruik hebben gemaakt van verdachte, door een bedrijf en rekeningen op zijn naam te zetten, maakt dat niet anders.
Het gaat hier om een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt.
Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent.
Het hof heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. Tevens houdt het hof rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en zoals die door verdachte ter terechtzitting zijn toegelicht. Het hof houdt daarnaast rekening met de in hoger beroep ingebrachte e-mails van zijn persoonlijk begeleider [persoon] . Daaruit is gebleken dat verdachte kampt met een licht verstandelijke beperking hetgeen hem voor een groot deel beïnvloed in zijn leven. Verdachte heeft sinds zijn vrijlating uit voorarrest verbleven in een woongroep, waarin hij zich met inzet heeft toegelegd op het leren deelnemen aan de maatschappij, het aanpakken van financiële problemen door middel van het opstarten van een bewindvoeringstraject en het succesvol vinden van een eigen woning, waar hij inmiddels al een aantal maanden woont. Volgens de persoonlijk begeleider heeft verdachte extra begeleiding en aandacht nodig om door te gaan op de ingeslagen weg zodat hij kan werken aan een stabiele en positieve toekomst.
Het hof heeft ook de door de advocaat-generaal verschafte informatie over de duur van de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraffen van alle verdachten en deelnemers aan het onderzoek Strauss meegewogen bij het bepalen van de straf.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 14 december 2022, de dag waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest wordt uitgesproken op 4 april 2025, en daarmee niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vier maanden. Die overschrijding zal het hof tot uitdrukking in brengen in de op te leggen strafmodus.
Het hof acht – gelet op de rol van verdachte en de ernst van de feiten – in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.
Dat houdt in dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in hoeft en het voorzichtige begin van een stabiele toekomst niet wordt doorkruist. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet voor verdachte als stok achter de deur dienen om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Beslag
Het hof acht het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 8.950,00 vatbaar voor verbeurdverklaring. Naar het oordeel van het hof is het onder 5 primair bewezenverklaarde feit, het witwassen, met behulp van en/of met betrekking tot het geldbedrag gepleegd. Verdachte heeft het feit tezamen met anderen gepleegd. Er kan niet kan worden vastgesteld aan wie het geldbedrag toebehoort. Voor zover het geldbedrag aan de mededaders van verdachte toebehoort waren zij bekend met de verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel had(den) de verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs kunnen vermoeden. Het hof zal het geldbedrag dan ook verbeurdverklaren. Het hof heeft bij de verbeurdverklaring rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurthet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- geldbedrag € 8.950,00 (Omschrijving: G1336714).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte I.M.] , p. 966.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting hof Arnhem-Leeuwarden, d.d. 20 januari 2025;
3.Procesverbaal van doorzoeking en inbeslagneming, beslagdossier p. 130
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte J.] , p. 2.278;
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte J.] , p. 2.269;
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte S.M.] , p. 1.413;
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [Medeverdachte S.M.] , rechter-commissaris d.d. 4 december 2020, p. 1.375 en 1.376;
8.Proces-verbaal ter terechtzitting rechtbank Noord-Nederland d.d. 5 oktober 2022;
9.Proces-verbaal ter terechtzitting hof Arnhem-Leeuwarden, d.d. 20 januari 2025;
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte J.] , p .2.222;
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Betrokkene 3] , p. 2.307 en 2.308.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.496 en 3.497.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte M.W.] , p. 2.128.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte D.] , p. 2.506;
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.788;
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte S.M.] , p. 1.411;
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.740;
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.742;
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.744;
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.087;
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte H.M.A.] , p. 1.086;
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.184;
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte J.] , p. 2.183 en 2.184;
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5.653 en 5.654;
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.653 en 3.654;
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.507;
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte D.] , p. 2.507;
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.418a;
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.418a en 4.418c;
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.509;
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte D.] , p. 2.510;
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.966;
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte G.J.] , p. 1.966;
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.837 en 2.845;
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.837;
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.845;
37.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 2.215 en 2.216;
38.Proces-verbaal verhoor verdachte [Medeverdachte J.] , p. 2.216;