ECLI:NL:GHARL:2025:2039

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
21-005251-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor drugstransporten, deelname aan criminele organisatie en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het medeplegen van drie drugstransporten, deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een verboden wapen, te weten een busje pepperspray. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, en heeft de straf verlaagd naar 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in de criminele organisatie. De verdachte had eerder als koerier een drugstransport uitgevoerd en had daarna andere koeriers geregeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen in de voorbereiding, maar ook tijdens en na afloop van de drugstransporten een coördinerende rol heeft gehad. De rechtbank had eerder de inbeslaggenomen pepperspray onttrokken aan het verkeer, wat het hof heeft bevestigd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na de veroordeling, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005251-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 november 2022 met parketnummer 18-316049-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 januari 2025, 27 januari 2025 en 4 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 november 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het aan hem onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank het onder verdachte inbeslaggenomen busje pepperspray onttrokken aan het verkeer.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis met hierna te melden aanvulling en verbetering van gronden bevestigen, behalve voor zover het de strafoplegging betreft, daaronder begrepen de beslissing omtrent het beslag. Ten aanzien van dit onderdeel komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
In de hoger beroepsprocedure is het procesdossier aangevuld met stukken. De raadsheer-commissaris heeft aanvullend onderzoek verricht in die zin dat (in zaken van medeverdachten) getuigen zijn gehoord. Een afschrift van de afgelegde getuigenverklaringen is bij het dossier gevoegd.
De advocaat-generaal heeft op verzoek van het hof een overzicht verstrekt van alle aan medeverdachten door de rechtbank opgelegde straffen.

Aanvulling en verbetering van gronden

Algemene overweging met betrekking tot de bewijsoverwegingen in het vonnis van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar vonnis uitgebreid overwegingen opgenomen over algemene bewijsmiddelen en bewijsmiddelen aangaande de tenlastegelegde feiten. Daarbij heeft de rechtbank telkens verwezen naar concreet aangeduide vindplaatsen in het dossier van de politie, verhoren ten overstaan van de rechter-commissaris en het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank. Het hof constateert dat de verdediging tegen de uitgebreide feitenvaststellingen door de rechtbank niets heeft ingebracht; zij heeft slechts bezwaar gemaakt tegen enkele door de rechtbank aan die feitenvaststelling verbonden conclusies. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet alleen uitgebreid, maar ook nauwkeurig te werk is gegaan. Afgezien van enkele hierna te noemen verbeteringen en aanvullingen kan het hof zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank en het neemt die over.
De rechtbank heeft in haar vonnis de vindplaats van de door haar gebruikte bewijsmiddelen in voetnoten opgenomen. Het hof zal verderop in dit arrest een overweging wijden aan de verbetering van een aantal voetnoten. Verder zal het hof daar ook een enkele overweging van de rechtbank verbeteren, zo nodig met verwijzing in een eigen voetnoot van het hof.
Overwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank uitgesproken bewezenverklaringen moeten worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Volgens de raadsman kan de rol van verdachte niet als die van een medepleger worden beschouwd. Er is geen sprake van een wezenlijke en significante bijdrage. De rol van verdachte is niet gelijkwaardig aan die van de broers [medeverdachten] . Verdachte had een ondergeschikte rol die zich beperkte tot de voorfase. De onzichtbaarheid van verdachte in de uitvoeringsfase wordt onvoldoende gecompenseerd.
Het oordeel van het hof
Het hof constateert dat de rechtbank op juiste gronden de feiten en omstandigheden heeft vastgesteld. Voor de beoordeling van de duiding van de handelingen van verdachte met betrekking tot de feiten 1 en 2, is het van belang om het verband te zien binnen de context waarin deze feiten zich hebben afgespeeld. Voorafgaand aan de feiten 1 en 2, heeft verdachte als koerier een drugstransport uitgevoerd van 27 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 naar Noorwegen, waarvoor verdachte onder feit 3 als medepleger is veroordeeld. Tegen dit feit is door de verdediging in hoger beroep geen verweer gevoerd. Het hof stelt vast dat de drugstransporten zoals die zijn tenlastegelegd als feiten 1, 2 en 3, in relatie staan tot de criminele organisatie waarvan verdachte onderdeel uitmaakte.
Uit de bewijsmiddelen van de rechtbank leidt het hof het volgende af. Nadat verdachte als drugskoerier heeft gereden en [Medeverdachte I.M.] hem heeft gevraagd om nog een keer te rijden, besluit verdachte om [Medeverdachte T.D.] te vragen of hij iemand kent die wil rijden. Daarbij betrekt het hof dat verdachte heeft verklaard dat hij zelf niet meer durfde te rijden. [1] Uit de chatgesprekken tussen verdachte en [Medeverdachte M.K.] van 26 augustus 2020 blijkt dat verdachte tegen [Medeverdachte M.K.] heeft gezegd dat hij één keer zou gaan rijden in ruil voor € 6.000,00, dat ze daarna anderen zouden sturen om te opbrengst te splitten. [2] Vervolgens wordt via [Medeverdachte T.D.] een ander, namelijk [Medeverdachte A.E.] geregeld als drugskoerier. Verdachte geeft vervolgens instructies aan [Medeverdachte A.E.] , is met haar naar Duitsland gegaan om een huurauto op te halen, heeft haar geld overhandigd en heeft haar reisgeld gegeven. Verdachte heeft tegen [Medeverdachte A.E.] gezegd dat de auto gereed was voor vertrek. Daarnaast heeft hij tijdens de reis van [Medeverdachte A.E.] naar Noorwegen doorlopend contact met haar onderhouden. Na afloop van het transport heeft hij met [Medeverdachte A.E.] afgesproken om haar een geldbedrag uit te keren. Het geldbedrag heeft verdachte van [Medeverdachte I.M.] gekregen. Uit voorgaande feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte niet alleen in de voorbereiding een belangrijke rol heeft gehad – zoals door de raadsman wordt bepleit – maar ook tijdens en na afloop van het drugstransport. Daaruit leidt het hof, evenals de rechtbank, af dat verdachte een belangrijke coördinerende rol heeft gehad gedurende het drugstransport.
Daarna heeft verdachte, in opdracht van [Medeverdachte I.M.] nog een drugskoerier geregeld voor een volgend drugstransport. Verdachte heeft [Medeverdachte D.T.] geregeld. Verdachte is met [Medeverdachte D.T.] naar Duitsland gereden om een huurauto, een Opel Grandland, op te halen, waarvoor hij geld kreeg van [Medeverdachte I.M.] . Nadat de Opel Grandland ‘heet’ was geworden heeft [Medeverdachte D.T.] de auto omgeruild voor een andere huurauto, een Ford Kuga. Het geld kwam opnieuw van [Medeverdachte I.M.] en is door verdachte aan [Medeverdachte D.T.] overhandigd. [Medeverdachte D.T.] zette de Ford Kuga daarna in de buurt van de woning van verdachte. Vervolgens heeft verdachte de Ford Kuga naar [plaats] gebracht en [Medeverdachte I.M.] gebeld dat deze klaar stond. Ten behoeve van het drugstransport heeft verdachte [Medeverdachte D.T.] reisgeld gegeven en onderhield hij veelvuldig contact met haar. Het hof leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [Medeverdachte I.M.] en [Medeverdachte D.T.] . Het hof stelt vast dat zijn rol veel meer behelst dan het enkel regelen van een koerier. Verdachtes feitelijke bijdrage aan de nauwe en bewuste samenwerking bij de feiten 1 en 2 is telkens ruimschoots van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Het hof verwerpt de bewijsverweren van de verdediging en duidt de rol van verdachte in beide zaken als medepleger. Het hof verenigt zich daarmee met de bewezenverklaringen van de rechtbank voor de feiten 1 primair en 2 primair.
Aanvullend bewijs feiten 4 en 5
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een busje pepperspray. [3] Het hof voegt ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde de bekennende verklaring van verdachte toe aan de bewijsmiddelen.
Verbetering van gronden
Schrappen van tekst
De rechtbank heeft op pagina 14 van het vonnis, het volgende overwogen:
Op 5 oktober 2020 heeft [Medeverdachte M.K.] contact met [Medeverdachte H.M.A.] gehad en [Medeverdachte H.M.A.] vertelde dat ze de auto in Oslo niet open kregen, waardoor het langer duurde.72
Het hof zal de zinsnede “waardoor het langer duurde” schrappen en verbetert de tekst van voetnoot 66 aldus: Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1.966 en bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p 3.473.
De rechtbank heeft op pagina 37 en 38 van het vonnis het navolgende vastgesteld:
[Medeverdachte S.M.] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in opdracht van [Medeverdachte I.M.] geld heeft opgehaald. Er werd gesproken over het geld in de onderbroek doen, wanneer ze zouden worden aangehouden door de politie. Dit was omdat als je met zoveel geld wordt aangehouden de politie zou denken dat het geld afkomstig van drugs zou zijn of dat er sprake was van witwassen.
En:
[Medeverdachte S.M.] heeft verklaard dat het geldbedrag niet het geld betreft dat hij die nacht heeft opgehaald. Hij heeft aangegeven dat een deel van het geld bestemd was om een auto op te halen en dat ongeveer vier tot vijf duizend euro spaargeld betrof. Dit geld had hij gespaard toen hij anderhalf jaar voor het [restaurant] in [plaats] heeft gewerkt.
Het hof zal deze alinea’s
nietovernemen en de verklaring van [Medeverdachte S.M.] die hij op zijn eigen zitting heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruiken.
Verbetering voetnoten
Voetnoot 2: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte H.M.A.] , p. 1.086.
Voetnoot 21: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte D.] , 2.503 en 2.504.
Voetnoot 24: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.653 en 3.654.
Voetnoot 36: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.418a en 4.418c.
Voetnoot 39: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte D.] , p. 2.510.
Voetnoot 40: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.427.
Voetnoot 60: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1.901 en 1.902.
Voetnoot 66: Het hof verbetert de tekst van de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1.966.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de navolgende strafmaatoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar ‘de rechtbank’ staat, dient ‘het hof’ te worden gelezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie drugstransporten, deelname aan een criminele organisatie en hij heeft een verboden wapen, te weten pepperspray voorhanden gehad. Verdachte heeft het eerste transport zelf als koerier een auto met verdovende middelen naar Noorwegen gereden. Daarna vond hij de risico’s te groot en heeft hij voor de volgende transporten telkens een jonge vrouw geregeld om met een auto met verdovende middelen naar Noorwegen te rijden. Een van deze jonge vrouwen is in Noorwegen aangehouden en de verdovende middelen zijn toen in de auto aangetroffen. Verdachte was de contactpersoon tussen de koeriers en de organisatie. Hoewel verdachte benadrukt dat hij erg is geschrokken van de aanhouding van de door hem geregelde koerier en de gevolgen die dit voor haar had blijkt uit de stukken, met name uit de berichten uit zijn door de politie alsnog gekraakte telefoon, dat hij ook daarna nog is blijven zoeken naar koeriers voor toekomstige transporten.
Het gaat hier om een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van verdovende middelen de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt. Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent.
Hiertegen dient dan ook stevig te worden opgetreden en de rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te zijn.
De rechtbank zal deze positieve ontwikkeling ten gunste van verdachte laten meewegen in de strafmaat. Tevens acht de rechtbank voor de strafmaat van belang dat verdachte al in een vroeg stadium van het onderzoek openheid van zaken heeft gegeven, waardoor hij het politieonderzoek heeft geholpen. Echter gelet op de ernst van de delicten, en het aandeel van verdachte daarin, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank acht een taakstraf in het geheel niet passend.
De rechtbank is zich ervan bewust dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf negatieve gevolgen heeft voor het gezin dat verdachte heeft gesticht en het bedrijf dat hij is begonnen. De rechtbank merkt daarbij wel op dat verdachte er zelf voor heeft gekozen om dat gezin te stichten en dat bedrijf te beginnen op een moment dat hij en zijn partner zich er terdege van bewust waren dat er hem een gevangenisstraf van zekere duur boven het hoofd hing.
Het hof vult daarop het volgende aan.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten.
Daarnaast heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en zoals die door verdachte ter terechtzitting zijn toegelicht. Het hof heeft ook acht geslagen op het meeste recente reclasseringsrapport d.d. 17 januari 2025. Daaruit is naar voren gekomen dat verdachte afscheid heeft genomen van het criminele milieu en fulltime werkt als schadehersteller. Zijn financiële situatie is op eigen initiatief stabiel geworden met behulp van de bewindvoerder. Verdachte woont samen met zijn vrouw en dochter in hun koopwoning. Verdachte werkt goed mee met instanties, heeft probleembesef en zijn leefgebieden zijn stabiel. Voorts heeft het hof kennisgenomen van de door de raadsman overgelegde verklaringen van verdachte, zijn vrouw, moeder, werkgever, leidinggevende en collega.
Het hof heeft ook de door de advocaat-generaal verschafte informatie over de duur van de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraffen aan alle medeverdachten in het onderzoek Strauss meegewogen bij het bepalen van de straf. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het feit dat de door verdachte geregelde koeriers van de feiten 1 en 2 beiden voor dat ene transport zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren waarvan één jaar voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft, in verband met de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van verdachte, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft bepleit om een taakstraf op te leggen, die de maximale duur van 240 uren mag overschrijden, ofwel een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een langere proeftijd, zodat recht kan worden gedaan aan de persoon van verdachte. De betrekkelijke hoeveelheid uitgevoerde drugs in combinatie met het tijdsverloop zijn ook redenen om af te wijken van de oriëntatiepunten.
Het hof is van oordeel dat het uitgangspunt voor feiten zoals door verdachte gepleegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te zijn.
Naar het oordeel van het hof heeft de raadsman geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof de oplegging van de door hem bepleite strafmodaliteiten aangewezen acht. Het hof begrijpt dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur impact heeft op de persoonlijke situatie van verdachte en zijn gezin. Op basis van de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de belangrijke rol van verdachte binnen het geheel aan bewezenverklaarde feiten en de verhouding tot de opgelegde straffen aan de overige deelnemers, kan naar het oordeel van het hof echter niet worden volstaan met de door de raadsman bepleite duur van de gevangenisstraf, in combinatie met een taakstraf of voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht zwaarwegend dat verdachte nadat hij het eerste drugstransport als koerier zelf had uitgevoerd en daarna bij de volgende drugstransporten niet meer durfde te rijden maar wel wilde meedelen in de opbrengst, hij vervolgens twee andere koeriers, in zekere zin kwetsbare jonge vrouwen, heeft geregeld. Door zijn handelen heeft hij hen meegetrokken in de drugstransporten met alle gevolgen van dien.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 5 december 2022, de dag waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest wordt uitgesproken op 4 april 2025, en daarmee niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van vier maanden. Aan die overschrijding zal het hof gevolgen verbinden door de duur van de oplegging van de gevangenisstraf te matigen.
Het hof acht in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gelet op de positief gewijzigde persoonlijke omstandigheden, de proceshouding van verdachte en de lichte overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof – evenals de advocaat-generaal – de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Het hof acht het aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerp, te weten een busje pepperspray, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu feit 5 met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 47, 55, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- busje pepperspray (Omschrijving: NN1R019124_634543 Pand G.13.13.001).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.943;
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.635
3.Proces-verbaal ter terechtzitting gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 21 januari 2025;