Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag over vier minderjarigen, na een echtscheiding tussen de ouders. De moeder, die in hoger beroep ging, had eerder samen met de vader het gezag over de kinderen. De ouders zijn sinds 2022 gescheiden en de kinderen wonen bij de vader. De moeder heeft sinds die tijd geen contact meer gehad met de kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had op 13 juni 2024 bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de vader toekomt, wat de moeder betwistte met vier grieven in hoger beroep. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere de minderjarigen zijn gehoord en de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 heeft plaatsgevonden. De moeder stelde dat zij in staat is om samen met de vader beslissingen te nemen over de kinderen, terwijl de vader aanvoerde dat de moeder niet in staat is om te communiceren en dat het belang van de kinderen in gevaar komt door de strijd tussen de ouders. De GI, Jeugdbescherming West, heeft ook aangegeven dat er geen vertrouwen is in de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag eindigt en dat het gezag alleen aan de vader toekomt, om stabiliteit en rust voor de kinderen te waarborgen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd.