ECLI:NL:GHARL:2025:1991

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
200.346.274
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarigen na echtscheiding en gebrek aan communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag over vier minderjarigen, na een echtscheiding tussen de ouders. De moeder, die in hoger beroep ging, had eerder samen met de vader het gezag over de kinderen. De ouders zijn sinds 2022 gescheiden en de kinderen wonen bij de vader. De moeder heeft sinds die tijd geen contact meer gehad met de kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had op 13 juni 2024 bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de vader toekomt, wat de moeder betwistte met vier grieven in hoger beroep. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere de minderjarigen zijn gehoord en de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 heeft plaatsgevonden. De moeder stelde dat zij in staat is om samen met de vader beslissingen te nemen over de kinderen, terwijl de vader aanvoerde dat de moeder niet in staat is om te communiceren en dat het belang van de kinderen in gevaar komt door de strijd tussen de ouders. De GI, Jeugdbescherming West, heeft ook aangegeven dat er geen vertrouwen is in de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag eindigt en dat het gezag alleen aan de vader toekomt, om stabiliteit en rust voor de kinderen te waarborgen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.274
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 570120)
beschikking van 3 april 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.K.S. Deetman,
en
[verweerder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.H. Zijlstra.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling,
Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 13 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking zal hierna worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1A t/m 1E, ingekomen op 12 september 2024;
- het verweerschrift met producties 1 en 2;
- een journaalbericht van mr. Zijlstra van 6 januari 2025 met producties;
- een bericht van de GI van 4 februari 2025.
- een journaalbericht van mr. Deetman van 20 februari 2025 met producties 2 t/m 8;
- een journaalbericht van mr. Zijlstra van 25 februari 2025 met producties 3 t/m 16;
- een journaalbericht van mr. Deetman van 4 maart 2025 met productie 9.
2.2
Op 3 maart 2025 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders en de GI door een raadsheer en griffier van het hof zijn gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2025 plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.
Namens de GI is, met bericht vooraf, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van 16 februari 2022 is
de echtscheiding uitgesproken. Deze echtscheidingsbeschikking is op 7 juni 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [plaats1] .
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 te [plaats2] .
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2014 te [plaats2] .
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2016 te [woonplaats1] .
3.3
De kinderen wonen sinds 2022 bij de vader. De moeder heeft sindsdien geen contact met de kinderen gehad. Tot de bestreden beschikking hadden de ouders samen het gezag over de kinderen.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam zijn de kinderen op 22 juni 2021 onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 22 juni 2025, bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juni 2024.
3.5
Bij beschikking van 20 februari 2024 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals bepaald bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023, op verzoek van de GI gewijzigd in die zin dat deze zorgregeling wordt opgeschort en wordt bepaald dat contactherstel tussen moeder en kinderen wordt opgestart op het moment dat de moeder voldoende aannemelijk kan maken dat zij het patroon van afzeggen van afspraken met haar kinderen heeft doorbroken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] vanaf dat moment alleen aan de vader toekomt.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De grieven zien op het toewijzen van het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, -zo begrijpt het hof- het verzoek van de vader om te bepalen dat het gezag over de kinderen alleen aan hem toekomt, alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof om de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Ten aanzien van de processtukken
5.1
Bij het hiervoor genoemde journaalbericht van 4 maart 2025 heeft de moeder als productie 9 een verklaring van een verpleegkundig specialiste GGZ overgelegd. De vader heeft tijdens de mondelinge bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van dit stuk, omdat de vader dit stuk niet heeft ontvangen. Het hof laat dit stuk buiten beschouwing, nu het een stuk van 2 februari 2024 betreft. Gelet op de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor had de moeder dit stuk eerder in het geding kunnen en moeten brengen dan twee dagen voor de mondelinge behandeling.
Ten aanzien van het gezamenlijk gezag
Juridisch kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.3
De moeder kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en stelt dat er niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor eenhoofdig gezag van de vader.
De moeder heeft zich altijd ingezet voor verbetering van de communicatie tussen de ouders. De vader deed dit minder, met name doordat zijn nieuwe partner haar stempel op de situatie wilde drukken. De ouders horen beslissingen over hun kinderen samen te nemen en niet de vader samen met een nieuwe partner. De moeder heeft in het verleden erkend dat het beter is als de kinderen bij de vader wonen. Nu gaat het beter met de moeder. Zij heeft haar leven op orde en heeft een zelfstandige woning, ingericht met kamers voor de kinderen. De moeder erkent dat bepaalde dingen beter kunnen, maar wil haar verantwoordelijkheid als moeder nemen en is bereid om in gesprek met de vader te gaan. De vader informeert en consulteert de moeder niet. De moeder wenst overleg voordat zij haar handtekening onder dingen zet, zoals bij het aanvragen van een identiteitsbewijs en bij medische zaken. Door het beëindigen van het gezamenlijk gezag hoeft de vader geen rekening meer met de moeder te houden en wordt zij verstoten, aldus de moeder. Bovendien is er dan voor de vader geen prikkel meer om met de moeder te communiceren. Het is van belang dat de moeder in het leven van de kinderen blijft, zodat zij weer een positief beeld kunnen krijgen van hun moeder. De moeder kan een positieve en noodzakelijke bijdrage leveren in het leven van de kinderen en daar hoort ook bij dat zij samen met de vader beslissingen over de kinderen neemt.
5.4
De vader voert verweer en stelt dat de kinderen de dupe zijn geworden van de strijd die de moeder tegen de vader de afgelopen jaren heeft gevoerd. De moeder is niet in staat gebleken met de vader te communiceren en het contact met de kinderen te herstellen. Wanneer de vader aan de moeder toestemming vraagt over gezagsbeslissingen, geeft zij een irreële, boze of weigerende reactie vanuit wantrouwen of reageert zij helemaal niet. De moeder heeft de kinderen sinds maart 2022 slechts één keer gezien. De persoonlijke problematiek van de moeder belemmert haar om in het belang van de kinderen over haar eigen pijn heen te kunnen stappen om zodoende toch tot communicatie en contact te kunnen komen en haar in staat te stellen om invulling te geven aan het gezag. De moeder heeft het contact met de GI verbroken en richt zich niet op het herstel van contact met de kinderen. Het belang van de kinderen is hierdoor verloren geraakt en de kinderen zitten klem in het wantrouwen en strijd van de moeder jegens de vader. De moeder heeft aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij verwacht dat de communicatie tussen ouders zal verbeteren. Deze verwachting is niet reëel. Op de zitting van 16 mei 2024 verklaarde de moeder dat zij geen vertrouwen in de vader heeft. De vader is praktisch alleen verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen. Het is nodig dat de vader de beslissingen, die in het belang van de kinderen genomen moeten worden, ook kan nemen als dat nodig is en niet met de moeder in discussie moet gaan of de rechter om vervangende toestemming te vragen. De vader staat open voor contact tussen de moeder en kinderen, onder opgelegde voorwaarden en begeleiding van de GI, De vader stuurt mails met informatie over de kinderen en komt hiermee zijn informatieverplichting na.
5.5
De GI stelt in de briefrapportage van 6 februari 2025 dat zij het eens zijn met de bestreden beschikking. Tussen de ouders is sprake van een strijd en zij zijn niet in staat om met elkaar te communiceren, waardoor het hen niet lukt het ouderschap samen vorm te geven. Dit leidde tot een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, die de ouders niet zelfstandig weg konden nemen. Sinds maart 2022 is geprobeerd om contact tussen de kinderen en de moeder te laten plaatsvinden. Dit is echter niet gelukt, ondanks verschillende hulpverleningstrajecten die zijn ingezet om te komen tot een constructieve samenwerking of wederzijds vertrouwen tussen ouders. De GI heeft al enige tijd geen contact met de moeder, het is aan de moeder om aan te tonen welke stappen zij heeft ondernomen om afspraken goed na te kunnen komen en voorspelbaarheid te kunnen bieden aan de kinderen. Inzetten op een constructieve communicatie tussen de vader en de moeder is een gepasseerd station. Er is nog geen sprake van fysiek contact tussen de moeder en de kinderen en de GI heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders gezamenlijk gezagsbeslissingen kunnen nemen in het belang van de kinderen. Het zal voor de kinderen de meeste rust en stabiliteit geven als de vader éénhoofdig gezag blijft houden en zelfstandig beslissingen kan nemen. De kinderen hebben naast een belaste geschiedenis ook kind-eigen problematiek en vragen veel van hun opvoeders. De vader biedt de kinderen datgene wat zij nodig hebben. Hij staat open voor hulpverlening om de kinderen goed te kunnen begeleiden en hen te stimuleren in hun ontwikkeling.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk ouderlijk gezag eindigt en dat het ouderlijk gezag over de kinderen alleen aan de vader toekomt. Het hof neemt, na eigen onderzoek, de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Hieraan voegt het hof het volgende toe.
5.7
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de moeder geen vertrouwen in de vader heeft en dat het de ouders niet lukt om met elkaar te communiceren. Daarnaast had de moeder de kinderen op 13 juni 2024 al meer dan twee jaar niet gezien, ondanks de inzet van hulpverlening. Het hof constateert dat sindsdien de situatie niet is veranderd. Er is nog steeds geen contact tussen de kinderen en de moeder. Daarnaast is er ook geen contact tussen de moeder en de GI, ondanks de ondertoezichtstelling. Hoewel de moeder stelt dat het beter met haar gaat, heeft zij geen stukken of verslagen van hulpverleningsinstanties overgelegd waardoor dit wordt ondersteund. Het hof heeft geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat de communicatie tussen de ouders op dit moment wel op een goede manier zal verlopen en dat zij in staat zijn om samen gezagsbeslissingen te nemen. Gelet op de eigen problematiek bij de kinderen en hun bovengemiddelde opvoedingsvraag is het voor hen van belang dat er stabiliteit komt. Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de vader alleen het ouderlijk gezag over hen zal hebben. Beslissingen over de kinderen kunnen dan worden genomen zonder dat daar een discussie of een gang naar de rechter aan vooraf gaat. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
5.8
Voor zover bij de moeder de zorg bestaat dat zij, door de beëindiging van het gezamenlijk gezag, geen informatie over de kinderen meer krijgt, overweegt het hof het volgende. Op de vader rust de wettelijke verplichting om de moeder over de kinderen te blijven informeren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij dit doet en ook bereid is om dit te blijven doen. Verder heeft de vader aangegeven dat hij hoopt dat in de toekomst het contact tussen de kinderen en de moeder wordt hersteld. Hiervoor is als eerste stap nodig dat de moeder in contact treedt met de GI en zich inzet om de communicatie te verbeteren, aldus de vader. Het ligt op de weg van de moeder om concreet aan te tonen dat het beter met haar gaat en dat ze stappen vooruit zet.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juni 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, S. Kuijpers en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier, is getekend en is op 3 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.