ECLI:NL:GHARL:2025:1990

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
21-005370-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor drugstransporten, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1995 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor vijf drugstransporten, voorbereiding van een drugstransport, gewoontewitwassen, deelname aan een criminele organisatie, medeplegen van het dumpen van afval, verboden wapenbezit en mishandeling. De rechtbank had een gevangenisstraf van 8 jaar opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 7 jaar en 11 maanden, rekening houdend met de duur van de procedure. Het hof bevestigde de veroordeling van de verdachte, met uitzondering van de strafoplegging, en verklaarde de in beslag genomen GPS-trackers verbeurd. Het hof oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol had in de criminele organisatie en dat zijn activiteiten ernstige gevolgen hadden voor de samenleving. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het organiseren van drugstransporten naar Noorwegen, waarbij hij gebruik maakte van koeriers in financiële nood. Het hof benadrukte de noodzaak van een stevige aanpak van de georganiseerde criminaliteit en de schade die deze activiteiten toebrengen aan de maatschappij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005370-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 november 2022 met parketnummer
18-292635-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 januari 2025, 22 januari 2025, en 4 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 11 maanden.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 november 2022, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 primair, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest;
  • de onder verdachte inbeslaggenomen drie GPS-trackers verbeurdverklaard;
  • de onder verdachte inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer, te weten twee jerrycans met onbekende vloeistof, het witte poeder, de 600W lamp, de cilinder met lachgas en de 548 valse briefjes van € 50,-.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis met hierna te melden aanvulling en verbetering van gronden bevestigen, behalve voor zover het de strafoplegging betreft, daaronder begrepen de beslissing omtrent het beslag. Ten aanzien van deze onderdelen komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
In de hoger beroepsprocedure is het procesdossier aangevuld met stukken. De raadsheer-commissaris heeft aanvullend onderzoek verricht in die zin dat (ook in een zaak van een medeverdachte) getuigen zijn gehoord. Een afschrift van de afgelegde getuigenverklaringen is bij het dossier gevoegd.
De advocaat-generaal heeft op verzoek van het hof een overzicht verstrekt van alle aan medeverdachten door de rechtbank opgelegde straffen.
Daarnaast heeft de verdediging in hoger beroep aanvullende stukken ingediend, waaronder een zogenoemd overzicht van mutaties van kentekens, en schriftelijke verklaringen van verdachte en één van zijn broers. Ook deze stukken van de verdachte zijn aan het procesdossier toegevoegd.

Aanvulling en verbetering van gronden

Algemene overweging met betrekking tot de bewijsoverwegingen in het vonnis van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar vonnis uitgebreid overwegingen opgenomen over algemene bewijsmiddelen en bewijsmiddelen aangaande de tenlastegelegde feiten. Daarbij heeft de rechtbank telkens verwezen naar concreet aangeduide vindplaatsen in het dossier van de politie, verhoren ten overstaan van de rechter-commissaris en het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank. Het hof constateert dat de verdediging tegen de uitgebreide feitenvaststellingen door de rechtbank niets heeft ingebracht; zij heeft slechts bezwaar gemaakt tegen enkele door de rechtbank aan die feitenvaststelling verbonden conclusies. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet alleen uitgebreid, maar ook nauwkeurig te werk is gegaan. Afgezien van enkele hierna te noemen verbeteringen en aanvullingen kan het hof zich volledig vinden in de vaststellingen en overwegingen van de rechtbank en het neemt die over.
De rechtbank heeft in haar vonnis de vindplaats van de door haar gebruikte bewijsmiddelen in voetnoten opgenomen. Het hof zal verderop in dit arrest een overweging wijden aan de verbetering van een aantal voetnoten. Verder zal het hof daar ook een enkele overweging van de rechtbank verbeteren, zo nodig met verwijzing in een eigen voetnoot van het hof.
Overwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank uitgesproken bewezenverklaringen moeten worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – anders dan in eerste aanleg – over verschillende tenlastegelegde feiten opmerkingen gemaakt, maar daar niet aldoor een ondubbelzinnige conclusie aan verbonden. Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 is dat wel gebeurd. De verdediging heeft, kort samengevat, de volgende verweren gevoerd.
Feit 2
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, had verdachte geen belangrijke en coördinerende rol in de voorbereiding van het transport. Dat betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat zijn rol in de voorbereiding groot genoeg was om als medepleger te kunnen worden aangemerkt. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van het uitvoeren van cocaïne en heroïne.
Feit 3
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de bewezenverklaring van het vervoeren en aanwezig hebben, maar stelt dat niet kan worden bewezen dat verdachte een leidinggevende en belangrijke rol heeft gehad in de voorbereiding en evenmin dat die rol groot genoeg is geweest om te kunnen spreken van medeplegen van uitvoer. Verdachte moet van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 4
De raadsman heeft de verklaring van [medeverdachte G.J.] in twijfel getrokken in die zin dat er aannames in staan op grond waarvan de rechtbank onjuiste conclusies heeft getrokken. Concreet leidt dit ertoe dat de rechtbank ten onrechte op basis van de verklaring van [medeverdachte G.J.] concludeert dat de auto door verdachte geregeld was en dat [medeverdachte G.J.] van verdachte over het transport instructies kreeg.
De verdediging acht het weliswaar aannemelijk dat verdachte [medeverdachte D.] heeft benaderd, maar hij deed dat namens zijn broer. Verdachte betwist niet medepleger te zijn van het aanwezig hebben, maar ontkent wel instructies te hebben gegeven voor het transport. Verdachtes rol in de voorbereiding van het transport is naar de mening van de verdediging onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen van uitvoer van verdovende middelen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Feit 5
Verdachte ontkent betrokkenheid bij dit feit; hij is niet ‘ [naam] ’. Voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen aangaande de zendmastgegevens en telefoonnummers geeft verdachte een alternatief scenario in die zin dat het zou kunnen dat hij is mee geweest met zijn broer, maar dat was dan voor de lol. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Feit 7
Verdachte ontkent te hebben witgewassen. Hij heeft in de autohandel gewerkt. Zijn boekhouding was weliswaar een zooitje, maar hij heeft naar zijn zeggen ruim 655 auto’s in voorraad gehad. Verdachte heeft om dat te staven een Excel-bestand overgelegd. Verdachte is van mening dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven en dat het openbaar ministerie nader onderzoek had moeten doen. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken. Dat geldt in ieder geval voor het contante geldbedrag van € 6.600,00 van [bedrijf] , omdat de stelling van [medeverdachte M.W.] dat verdachte hiervoor verantwoordelijk zou zijn niet wordt ondersteund door ander bewijs.
Feit 8
De organisatie waar de tenlastelegging op ziet, had maar één leider. Dat was niet verdachte. Hij was niet een persoon die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen had en/of een centrale rol speelde in de organisatie. Dat was zijn broer. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde leidinggeven.
Feit 9
Verdachte ontkent opdracht te hebben gegeven voor de afvaldumping en verzoekt te worden vrijgesproken van dit feit. Uit het dossier volgt wel dat medeverdachte [medeverdachte B.H.] om 19:14 uur telefonisch contact heeft gehad met een aan verdachte toegeschreven telefoonnummer, maar [medeverdachte B.H.] hoorde pas later bij de garage wat de bedoeling was. Hij kwam daar aan om 20:37 uur. Ervan uitgaande dat hij toen pas hoorde wat de werkelijke bedoeling was, kan het feit dat verdachtes telefoon om 19:55 uur aanstraalde in [plaats] niet in verband staan met het laten zien van de dumplocatie. Volgens verdachte probeert [medeverdachte B.H.] een andere persoon de hand boven het hoofd te houden.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt ter verbetering en in aanvulling op de overwegingen van de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft kort voor de zitting via zijn raadsman een brief (“brief [verdachte] ”, of “AANGEPAST brief [verdachte] ” genoemd) aan het hof doen toekomen. In de begeleidende e-mail van 16 januari 2025 schrijft de raadsman over de brief: “Wel heeft hij mij zijn visie op het vonnis meegegeven en verzocht deze met uw Hof en de AG te delen.” Het hof heeft kennis genomen van de brief en komt er voor zover dat in verband met uitdrukkelijk ingenomen standpunten nodig is hierna op terug.
Aanvullend bewijs; verklaring getuige [medeverdachte W.] in hoger beroep
In hoger beroep is bij de raadsheer-commissaris getuige [medeverdachte W.] gehoord. Het hof neemt bij de beoordeling van de tenlastelegging ook deze verklaring van getuige [medeverdachte W.] in aanmerking. Het hof ziet naast het door de rechtbank gebruikte bewijs in de verklaring van [medeverdachte W.] bevestiging van betrokkenheid van verdachte als medepleger bij het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde. Getuige [medeverdachte W.] heeft – voor zover relevant en samengevat – het volgende verklaard. Hij heeft verklaard dat hij eerst van [medeverdachte H.M.A.] , maar later van [verdachte] , de opdracht heeft gehad om drugs in een auto te verstoppen. De eerste auto betrof een auto met een Duits kenteken, [medeverdachte W.] dacht dat dit een BMW X3 was. Hij werd benaderd door [medeverdachte H.M.A.] in de garage van [verdachte] . [medeverdachte H.M.A.] gaf aan dat hij drugs had die naar het buitenland moest. [verdachte] was er altijd bij omdat het zich in zijn garage afspeelde. [verdachte] belde hem bij die keer ’s nachts dat hij dat direct moest doen. Toen [medeverdachte W.] bezig was met de auto, was [verdachte] aanwezig. Hij had eerst drugs in het linker achterportier gestopt. Vervolgens heeft verdachte gezegd dat het deurpaneel nog niet dicht moest omdat er nog meer kwam. Hij heeft opdrachten gekregen om drugs te verstoppen in een Citroën DS3, een BMW X3, een Ford Kuga en een Audi A1. [1] [verdachte] was telkens ter plekke aanwezig, op één keer na, de getuige denkt dat dit bij de Audi A1 was. Het was [verdachte] die hem berichten stuurde of belde wanneer het moest gebeuren. Negen van de tien keer stonden de auto’s bij [verdachte] in de garage. Als het spul in de auto was gestopt in de garage van [verdachte] kwam hij daar om de auto dicht te maken. Hij had dan het koffertje met gereedschap bij zich. [2]
Het hof zal hieronder de (specifieke) verweren van de raadsman bespreken in de chronologische volgorde van de tenlastegelegde feiten. Daaraan voorafgaand zal het hof eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte G.J.] , nu de verdediging deze verklaringen ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 in twijfel heeft getrokken.
Aanvullende overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van [medeverdachte G.J.] .
Het hof twijfelt in het geheel niet aan de verklaringen van [medeverdachte G.J.] . Hij verklaart vanuit zijn eigen gezichtspunt en nuanceert zijn verklaring wanneer hij details niet meer precies weet. Wanneer hij wordt geconfronteerd met onderzoeksresultaten geeft hij inhoudelijk en feitelijk uitleg over hoe het in zijn beleving en herinnering is gegaan waarbij hij ten aanzien van sommige details nuance aanbrengt in die zin dat hij verklaart voor zover hij zich dat kan herinneren en soms meedeelt aan te nemen dat het is gegaan zoals hij verklaart. Dat hij, zoals de verdediging stelt,
een aanname maaktbetekent in dit geval niet dat de verklaring voor het bewijs niet meer van waarde is omdat over die aanname in de verhoren uitleg volgt, waarbij de wetenschap van de getuige in een feitelijke context wordt ingebed. Het hof is van oordeel dat [medeverdachte G.J.] authentiek verklaart, op navolgbare wijze uitleg geeft op hem gestelde vragen en om zijn eigen strafbare rol niet heen draait. Op hoofdlijnen is hij consistent in zijn verschillende verklaringen en waar details verschillen laat zich dat verklaren door de werking van het menselijk geheugen.
Naast het feit dat de verklaringen van [medeverdachte G.J.] zelf geen vragen oproepen, stelt het hof met de rechtbank vast dat de verklaringen op vele onderdelen ondersteuning vinden in divers bewijs, waaronder ook verkeersgegevens en camerabeelden.
Omtrent de verklaringen van [medeverdachte G.J.] is dan ook geen twijfel ontstaan, zodat het hof tot het oordeel komt dat de door hem afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn. De verklaringen van [medeverdachte G.J.] acht het hof dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Feit 2 tenlastelegging: transport (24/25 oktober 2020) met Ford Kuga naar Noorwegen door [medeverdachte D.T.]
Aanvullende overweging en aanvullend bewijs
Het hof stelt allereerst vast dat de rechtbank in haar vonnis nauwkeurig de verschillende momenten van betrokkenheid van verdachte in de voorbereiding heeft besproken en belegd met bewijsmiddelen. Uit die feiten en omstandigheden volgt dat verdachte van meet af aan en voortdurend betrokken is geweest bij de voorbereiding van het transport. Verdachte initieerde en coördineerde verschillende handelingen die van belang waren bij deze voorbereiding en instrueerde verschillende bij het transport betrokken personen.
Het hof heeft hierboven reeds overwogen dat geen twijfel bestaat over de verklaringen van [medeverdachte G.J.] .
Naast de door de rechtbank voor het bewijs gebruikte verklaringen van [medeverdachte G.J.] hecht het hof ook waarde aan wat hij in zijn derde verhoor op 16 december 2020 bij de politie heeft verklaard. Daar heeft hij over zijn eigen betrokkenheid verklaard dat hij er na het eerste transport (dat hij zelf had gedaan) eigenlijk er helemaal klaar mee was en het niet meer wilde. Maar dat hij toen hij het bij ‘die jongens’ aankaartte werd gepusht dat het door moest lopen. Dat de volgende transporten ook moesten gaan. [3] Bij de rechter-commissaris wordt [medeverdachte G.J.] bevraagd over wie hij het heeft als hij spreekt over ‘de jongens’. Getuige [medeverdachte G.J.] zegt dan dat het in zijn verklaring staat, de broers: [verdachte] en [medeverdachte H.M.A.] . [4]
Ook uit deze verklaring blijkt wat het hof betreft duidelijk dat verdachte wel degelijk een leidinggevende en belangrijke coördinerende rol heeft gehad in de voorbereiding van dit drugstransport.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Feit 3 tenlastelegging: transport (2/3 oktober 2020) met BMW naar Noorwegen door [medeverdachte A.E.]
Aanvullende overweging
Het hof volgt de raadsman niet in zijn verweer. Op basis van het in het vonnis opgenomen bewijs worden de verschillende rollen van verdachte en de medeverdachten in het kader van medeplegen nader feitelijk omschreven. De rechtbank heeft de betrokkenheid van verdachte en zijn rol als medepleger en leidinggevende correct geduid. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank.
Het verweer dat verdachte op onderdelen in overleg of op instigatie van zijn broer handelde, maakt niet dat niet tot een bewezenverklaring van het medeplegen van uitvoer kan worden gekomen. De door de raadsman gestelde betrokkenheid van de broer van verdachte, wat daar verder ook van zij, maakt de duiding van de feitelijke betrokkenheid en de rol van verdachte – gelet op het geheel van de bewijsmiddelen – in wezen niet anders. Bij dat oordeel betrekt het hof aanvullend nog de hierboven besproken verklaring van getuige [medeverdachte W.] ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Daar heeft [medeverdachte W.] immers verklaard dat verdachte ter plekke aanwezig was in zijn loods toen hij de drugs in de BMW aan het verstoppen was. Ook belde verdachte hem ’s nachts dat hij het ‘direct’ moest doen en heeft verdachte gedurende het verstoppen van de drugs aangeven dat het deurpaneel van de BMW nog niet dicht moest omdat er later nog meer drugs kwam. Daaruit leidt het hof eveneens af dat verdachte zeggenschap had over anderen en een leidinggevende en belangrijke rol heeft gehad in de voorbereiding van dit drugstransport.
Feit 4 tenlastelegging: transport (27/29 augustus 2020) met Citroën naar Noorwegen door [medeverdachte G.J.]
De rechtbank heeft in haar vonnis een relevante selectie gemaakt van de verklaringen die onder meer [medeverdachte G.J.] heeft afgelegd. Zoals hiervoor reeds aangegeven acht het hof de verklaringen van [medeverdachte G.J.] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Aanvullend bewijs
In aanvulling op de selectie die de rechtbank heeft gemaakt stelt het hof vast dat [medeverdachte G.J.] over het ophalen van de Citroën uit Duitsland – nader bevraagd – heeft verklaard hij niet wist dat de Citroën op naam van zijn broer [medeverdachte D.] was gehuurd. Hij verklaarde wel te weten dat verdachte en zijn broer [medeverdachte D.] de auto samen hadden gehuurd in Duitsland maar dat hem verder niets bekend was over op wiens naam dat was geregeld. Hij heeft voor het door hem uitgevoerde transport van verdachte € 4.500 gekregen. [5]
Het hof stelt vast dat hetgeen [medeverdachte G.J.] heeft verklaard overeenkomt met de verklaring van zijn broer [medeverdachte D.] over de gang van zaken. Laatstgenoemde verklaart immers dat verdachte hem benaderde voor een drugstransport en dat [medeverdachte H.M.A.] en verdachte hem vertelden dat hij in verband met tijdgebrek in plaats van [medeverdachte G.J.] een auto moest huren. Verdachte of [medeverdachte H.M.A.] maakten vervolgens bij [bedrijf] een account op [medeverdachte D.] ’s naam, waarna [medeverdachte D.] onder meer met verdachte een auto in Duitsland ophaalde. [6] [medeverdachte D.] heeft ook verklaard dat vlak voor het door zijn broer [medeverdachte G.J.] uit te voeren transport in de woning van [medeverdachte G.J.] een samenkomst was waarbij onder meer verdachte en [medeverdachte H.M.A.] aanwezig waren. Tijdens het bezoek op die avond/nacht bij [medeverdachte G.J.] thuis werd de route besproken. Ze lieten het zien op Google Earth en zeiden: “Als je op dit punt bent dan moet je wachten en bellen met de voorrijder”. De grensovergangen werden besproken. De hele route werd uitgestippeld. [medeverdachte G.J.] moest via de brug in plaats van met de boot. Als [medeverdachte G.J.] op de eindbestemming was aangekomen moest hij bellen met verdachte of [medeverdachte H.M.A.] aldus [medeverdachte D.] . [7]
Het hof weegt als bewijsmiddel ook nog mee de al eerder genoemde getuigenverklaring van [medeverdachte W.] afgelegd bij de raadsheer-commissaris. Hij verklaarde daar op de vraag of hij ooit van [verdachte] het verzoek of de opdracht had gehad om drugs in een auto te verstoppen: “Later wel. (…) Het is ook gebeurd bij een Citroën DS3” [8] .
Het hof is van oordeel dat de rechtbank gelet op de beschikbare bewijsmiddelen op juiste gronden heeft geconcludeerd dat verdachte de auto voor [medeverdachte G.J.] heeft geregeld en dat [medeverdachte G.J.] van verdachte instructies kreeg. Dat [medeverdachte H.M.A.] , de broer van verdachte, daarbij ook een rol heeft gespeeld maakt die conclusie van de rechtbank niet onjuist. Op basis van het door de rechtbank gehanteerde en het bovenomschreven bewijs ziet ook het hof dat verdachte – kort gezegd – veel met zijn broer verkeerde, overlegde en handelde, maar dat laat de conclusie dat verdachte de auto voor het drugstransport regelde en dat hij [medeverdachte G.J.] over het drugstransport instrueerde onverlet. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Feit 5 tenlastelegging: (transport 12/13 december 2019) met Opel Vectra koerier [medeverdachte M.I.]
Aanvullende overwegingen en aanvullend bewijs
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte ‘ [naam] ’ niet is. De rechtbank heeft conclusies getrokken over de identiteit van ‘ [naam] ’. De rechtbank heeft dat gedaan op basis van juiste feitelijke vaststellingen, die het hof volgt.
Het hof voegt aan de feitelijke vaststelling van de rechtbank de verklaring van [medeverdachte M.I.] ten overstaan van de rechter-commissaris toe. Destijds heeft [medeverdachte M.I.] namelijk verklaard dat [medeverdachte M.A.] tegen hem zei: ik stuur je onze jongen, hij heet [naam] , en hij komt bij jou in [plaats] . [9] Bij de politie heeft [medeverdachte M.I.] verklaard dat hij aan de Opel Vectra met het kenteken [kenteken] is gekomen via [medeverdachte M.A.] . [10] Toen [medeverdachte M.A.] heeft gevraagd om naar Noorwegen te rijden zei hij dat [naam] contact met hem zou opnemen. [11] Voorts heeft [medeverdachte M.I.] bij de politie verklaard dat hij ‘ [naam] ’ twee keer heeft gezien in [plaats] toen hij met de auto was. [12]
Op grond van bovenstaande verklaringen van [medeverdachte M.I.] , in combinatie met verklaringen van [medeverdachte M.W.] en [medeverdachte M.V.] die allen hebben verklaard dat zij met verdachte naar [plaats] zijn geweest, hetgeen wordt ondersteund door de historische telefoongegevens, stelt het hof vast dat verdachte [naam] is.
Voorts is het hof van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Op basis van de verklaringen van [medeverdachte M.W.] en [medeverdachte M.V.] kan worden vastgesteld dat zij samen met verdachte naar [plaats] zijn geweest. Hun verklaringen komen op essentiële onderdelen overeen en worden bovendien ondersteund door de historische telefoongegevens. Uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte, [medeverdachte M.W.] , [medeverdachte M.V.] en [medeverdachte M.I.] rond hetzelfde tijdstip op dezelfde plek zijn geweest. De verklaring van verdachte dat hij voor de lol mee is gegaan met zijn broer, vindt geen enkele steun in het dossier en wordt door het hof terzijde geschoven.
Verbetering van gronden
De rechtbank heeft in haar vonnis op pagina 11, laatste alinea, het volgende overwogen:
[medeverdachte M.W.] heeft eveneens verklaard dat hij met [verdachte] in [plaats] is geweest. Volgens hem was er nog iemand bij. Hij vermoedt [medeverdachte M.V.]
Het hof verbetert de tekst van het vonnis als volgt:
[medeverdachte M.W.] heeft eveneens verklaard dat hij met [verdachte] in [plaats] is geweest. Volgens [medeverdachte M.W.] was [medeverdachte M.V.] en een vriend van laatstgenoemde, [betrokkene 1] , erbij. [13]
Vervolgens heeft de rechtbank op pagina 13, in de tweede en één na laatste alinea het volgende overwogen:
Volgens [medeverdachte M.V.] heeft hij op 12 december 2019 samen met [betrokkene 1] een Somalische man opgehaald vanuit [plaats] en afgezet op de carpoolplaats tussen de afslag [plaats] en [plaats] . Dit was na 00.00 uur. [betrokkene 1] heeft deze opdracht gekregen van [verdachte] .45
(…)
De rechtbank heeft hiervoor bij het onder 6. ten laste gelegde reeds vastgesteld dat [verdachte] in de periode tussen 4 december 2019 en 15 december 2019 gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De historische telefoongegevens in combinatie met de verklaringen van [medeverdachte M.V.] en [medeverdachte J.] bevestigen dit in deze zaak ook weer. De rechtbank acht het daarom zeer waarschijnlijk dat [verdachte] de persoon is die door [medeverdachte M.I.] als “ [naam] ” wordt aangeduid. Gelet op de coördinerende rol van [verdachte] , waar het aanleveren van de auto met daarin de drugs deel van uitmaakte, in combinatie met de uiterlijke verschijningsvormen van het gedrag van [verdachte] , zoals het gebruiken van een andere naam, het telefoonnummer van een ander gebruiken en er voor zorgen dat de koerier hem niet zou zien en dan mogelijk herkennen, is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat [verdachte] wist dat er in de auto pakketten met daarin harddrugs waren verstopt en dat deze naar het buitenland vervoerd moesten worden.
Het hof verbetert deze overwegingen als volgt.
Volgens [medeverdachte M.V.] heeft hij op 12 december 2019 samen met [betrokkene 1] een Somalische man opgehaald vanuit [plaats] en afgezet op de carpoolplaats tussen de afslag [plaats] en [plaats] . Dit was na 00.00 uur. [betrokkene 1] is gevraagd om die man op te halen. [14]
(...)
Het hof heeft hiervoor bij het onder 6 tenlastegelegde met de rechtbank reeds vastgesteld dat [verdachte] in de periode tussen 4 december 2019 en 15 december 2019 gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De historische telefoongegevens in combinatie met de verklaringen van [medeverdachte M.V.] en [medeverdachte M.W.] bevestigen dit in deze zaak ook weer.
Het hof stelt daardoor vast dat [verdachte] de persoon is die door [medeverdachte M.I.] als “ [naam] ” wordt aangeduid. Gelet op de coördinerende rol van [verdachte] , waar het aanleveren van de auto met daarin de drugs deel van uitmaakte, in combinatie met de uiterlijke verschijningsvormen van het gedrag van [verdachte] , zoals het gebruiken van een andere naam, het telefoonnummer van een ander gebruiken en er voor zorgen dat de koerier hem niet zou zien en dan mogelijk herkennen, is het hof van oordeel dat vastgesteld kan worden dat [verdachte] wist dat er in de auto pakketten met daarin harddrugs waren verstopt en dat deze naar het buitenland vervoerd moesten worden.
Feit 7 tenlastelegging: witwassen
Aanvullende overwegingOp grond van hetgeen de rechtbank in het vonnis heeft overwogen acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die verdachte daarover heeft gegeven niet als zo'n verklaring kan worden aangemerkt. In hoger beroep heeft verdachte een zogenoemd overzicht van mutaties van kentekens overgelegd.
Allereerst stelt het hof vast dat verdachte in zijn tweede verhoor bij de politie heeft verklaard over de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 in principe geen omzet te hebben gehad. [15] Tegen die achtergrond is de overgelegde lijst met daarop 655 kentekens onnavolgbaar voor het hof. Gedurende het verloop van de strafzaak is verdachte continu bevraagd over de omzet die hij zou hebben gehad en heeft hij nagelaten dat inzichtelijk te maken. Het hof stelt vast dat de in het Excelbestand vermelde kentekens – dat pas in hoger beroep is overgelegd – niet zijn te koppelen aan een bedrijf van verdachte. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof dit punt aan de orde gesteld, waarna de verdediging daar desgevraagd geen opheldering over heeft kunnen verschaffen.
Het aldus door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof zal het verweer van de verdediging verwerpen.
Aanvullend bewijs
Daarnaast kan het hof de verdediging niet volgen in het verweer dat verdachte het contante geldbedrag van € 6.600,00 dat is gestort op de rekening van [bedrijf] niet zou hebben witgewassen. Het verweer van de verdediging stuit af op de inhoud van de bewijsmiddelen. Anders dan de verdediging stelt, wordt de verklaring van [medeverdachte M.W.] dat zijn zakelijke bankrekening van [bedrijf] wordt gebruikt door verdachte, ondersteund door de verklaring van zijn moeder, [betrokkene 2] .
Het hof verenigt zich met de vaststelling van de rechtbank dat [medeverdachte M.W.] heeft verklaard dat hij in opdracht van verdachte een zakelijke rekening heeft geopend ten name van [bedrijf] en dat verdachte een app op zijn telefoon had waarmee hij deze zakelijke rekening kon zien. Zijn verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van [betrokkene 2] .
Zij verklaart namelijk dat zij erachter is gekomen dat [medeverdachte M.W.] een zakelijke rekening had geopend bij de Rabobank omdat hij bij die bank ook een privérekening had, waarop zij kon kijken. Volgens [betrokkene 2] had verdachte de bankpas van de rekening van [medeverdachte M.W.] en beheerde hij de zakelijke rekening van [medeverdachte M.W.] . Wanneer [medeverdachte M.W.] verdachte aansprak op de gemaakte schulden die ontstonden, dan kwam verdachte met zijn broers dezelfde dag langs bij hen thuis. Ze zeiden dan tegen [betrokkene 2] dat zij daarover niet met [medeverdachte M.W.] mocht praten, omdat het hun verantwoordelijk was en niet die van [medeverdachte M.W.] . Toen [betrokkene 2] op een gegeven moment in de gaten kreeg dat de rekening van [medeverdachte M.W.] werd gebruikt, heeft zij verdachte daarmee geconfronteerd. [16]
Verbetering van gronden
Het hof zal de eerste alinea van pagina 43 van het vonnis als volgt heroverwegen. Deze alinea luidde:
(..)Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. Zo heeft [verdachte] meerdere drugstransporten gepleegd. Deze drugstransporten werden gefinancierd middels contant geld en het is zeer aannemelijk dat deze transporten winstgevend waren. [verdachte] heeft afval van vermoedelijk een amfetaminelaboratorium gedumpt. [verdachte] heeft geen aangifte gedaan bij de belastingdienst, zodat mogelijk sprake is van belastingontduiking. Er is vals geld op het door hem gehuurde terrein aangetroffen en in het door hem gehuurde pand werden ook lampen aangetroffen die bij de hennepteelt worden gebruikt.
Het hof wijzigt deze alinea als volgt:
Bovendien zijn er bijkomende omstandigheden die passen bij witwassen. Zo heeft [verdachte] meerdere drugstransporten gepleegd. Deze drugstransporten werden gefinancierd middels contant geld en het is zeer aannemelijk dat deze transporten winstgevend waren. [verdachte] heeft afval van vermoedelijk een amfetaminelaboratorium gedumpt. Er is vals geld op het door hem gehuurde terrein aangetroffen en in het door hem gehuurde pand werden ook lampen aangetroffen die bij de hennepteelt worden gebruikt.
Het hof zal in de gegeven situatie - anders dan de rechtbank - geen acht slaan op de vraag of verdachte van de opbrengsten van zijn strafbare drugsactiviteiten wel of niet aangifte heeft gedaan bij de belastingdienst.
Feit 8 tenlastelegging; deelname aan een criminele organisatie
Aanvullende overweging
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging. De rechtbank heeft uitgebreid in de bewijsmiddelen uiteengezet dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het buiten het grondgebied brengen en vervoeren van harddrugs en witwassen. Verdachte heeft een belangrijke rol heeft gehad in de onder feit 1 tot en met 6 tenlastegelegde drugstransporten. Daarnaast heeft verdachte een forse hoeveelheid geld witgewassen. Voorts zijn er in het dossier talloze voorbeelden te vinden van momenten waarop verdachte zijn medeverdachten benadert of waarin hij wordt benaderd waarna hij herhaaldelijk instructies geeft.
Zo volgt bijvoorbeeld uit de tapgesprekken in de nacht van 23 op 24 oktober 2020 dat er meerdere telefoongesprekken zijn gevoerd door verdachte. Om 00.00 uur belt verdachte naar [medeverdachte J.] . Als [medeverdachte J.] aangeeft dat de auto ‘olie’ aangeeft zegt verdachte: “Gewoon doorrijden”. [17] Uit de tapgesprekken van 29 op 30 november 2020 volgt eenzelfde soort situatie, toen [medeverdachte J.] met [medeverdachte S.M.] naar [plaats] is gereden om geld op te halen. Op 30 november 2020 om 00.35 uur belt verdachte [medeverdachte S.M.] , waarna [medeverdachte S.M.] zegt dat ze staande zijn gehouden door de politie en vraagt wat ze moeten doen. Verdachte antwoordt door te zeggen dat het gewoon een huurauto is. Om 00.48 uur belt verdachte [medeverdachte H.M.A.] . Verdachte stelt voor om die gasten terug te halen. [medeverdachte H.M.A.] antwoordt dat hij het goed vindt. [18]
Onder andere uit deze gesprekken leidt het hof af dat verdachte een leidinggevende en coördinerende rol heeft gehad, waarbij ook hij anderen instrueerde. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte [medeverdachte M.W.] en [medeverdachte S.M.] als katvangers zag en ze ook als zodanig behandelde. Dit deed verdachte geheel zelfstandig. Op basis van de bewijsmiddelen constateert het hof dat verdachte een eigen wijze van leiddinggeven had binnen de criminele organisatie, naast die van zijn broer [medeverdachte H.M.A.] , waarbij (ook) hij regelmatig op dominante wijze instrueerde en bepaalde. De rechtbank heeft op juiste gronden geoordeeld dat zowel [medeverdachte H.M.A.] als verdachte leider waren van de criminele organisatie. Het hof voegt hier aan toe dat zij ieder op hun eigen wijze leidding gaven.
Verbeteringen
Het hof zal de derde alinea van pagina 49 van het vonnis herschrijven. Daarin staat:
Op 29 november 2020 om 21.34 uur wordt [verdachte] ( [telefoonnummer] ) gebeld door [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ). [verdachte] zegt tegen [medeverdachte S.M.] dat hij samen met [medeverdachte J.] geld gaat halen. [medeverdachte S.M.] stemt hiermee in. Om 23.23 uur belt [medeverdachte S.M.] naar [verdachte] . [verdachte] zegt hem dat hij het geld mee naar huis moet nemen. [medeverdachte J.] vertelt dat hij een bekeuring heeft gekregen. Ze bespreken of ze moeten terugkeren of doorrijden. [medeverdachte S.M.] zegt doorrijden en dat hij tegen de gozer zal zeggen dat hij vijf duizend in de lul en dat hij zelf vijf duizend in de zijne zal doen. Om 1.00 uur belt [medeverdachte H.M.A.] ( [telefoonnummer] ) met [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ). [medeverdachte S.M.] zegt dat ze er bijna zijn en hij heeft het er over of ze hem op de terugweg pakken. Volgens [medeverdachte H.M.A.] moet hij het in zijn onderbroek verstoppen. [medeverdachte S.M.] zegt dat hij dat zal doen. Om 2.37 uur belt [medeverdachte H.M.A.] ( [telefoonnummer] ) met [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte S.M.] geeft aan dat ze nu rijden bij [plaats] . Hij vraagt of het de bedoeling is dat hij naar huis gaat en hij “het” krijgt of ontvangt. [medeverdachte H.M.A.] bevestigt dat.151
[medeverdachte S.M.] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] geld heeft opgehaald. Er werd gesproken over het geld in de onderbroek doen, wanneer ze zouden worden aangehouden door de politie. Dit was omdat als je met zoveel geld wordt aangehouden de politie zou denken dat het geld afkomstig van drugs zou zijn of dat er sprake was van witwassen.152
Het hof zal deze alinea als volgt herschrijven:
Op 29 november 2020 om 21.34 uur wordt [verdachte] ( [telefoonnummer] ) gebeld door [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ). [verdachte] zegt tegen [medeverdachte S.M.] dat hij samen met [medeverdachte J.] geld gaat halen. [medeverdachte S.M.] stemt hiermee in. Om 23.23 uur belt [medeverdachte S.M.] naar [verdachte] . [verdachte] zegt hem dat hij het geld mee naar huis moet nemen. [medeverdachte J.] vertelt dat hij een bekeuring heeft gekregen. Ze bespreken of ze moeten terugkeren of doorrijden. [medeverdachte S.M.] zegt doorrijden en dat hij tegen de gozer zal zeggen dat hij vijfduizend in de lul en dat hij zelf vijfduizend in de zijne zal doen. Om 1.00 uur belt [medeverdachte H.M.A.] ( [telefoonnummer] ) met [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ). [medeverdachte S.M.] zegt dat ze er bijna zijn en hij heeft het er over of ze hem op de terugweg pakken. Volgens [medeverdachte H.M.A.] moet hij het in zijn onderbroek verstoppen. [medeverdachte S.M.] zegt dat hij dat zal doen. Om 2.37 uur belt [medeverdachte H.M.A.] ( [telefoonnummer] ) met [medeverdachte S.M.] ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte S.M.] geeft aan dat ze nu rijden bij [plaats] . Hij vraagt of het de bedoeling is dat hij naar huis gaat en hij “het” krijgt of ontvangt. [medeverdachte H.M.A.] bevestigt dat. [19]
Feit 9 tenlastelegging; afvaldumping
Aanvullende overweging
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging. Het hof kan zich verenigen met de vaststelling van de feiten en omstandigheden door de rechtbank. Op de camerabeelden van de loods aan de [adres] te [plaats] zijn [medeverdachte B.H.] en verdachte op 9 juni 2020 vanaf 19:37 uur frequent te zien. Te zien is dat zij beiden, samen met [medeverdachte S.M.] aanwezig zijn in en rondom de loods, waar op dat moment de Opel Zafira met aanhangwagen van [medeverdachte B.H.] eveneens staat. De verklaring van [medeverdachte B.H.] wordt feitelijk ondersteund door de historische telefoongegevens en de beschrijving van de camerabeelden. [medeverdachte B.H.] heeft daarnaast verklaard dat op de dag van het ophalen van de drugsvaten, er maar één van de broers aanwezig was, hetgeen wordt ondersteund door de camerabeelden. Het hof stelt vast dat dit verdachte betrof, nu dit volgt uit de camerabeelden en [medeverdachte B.H.] en verdachte diezelfde avond veelvuldig telefonisch contact hebben gehad. Het hof is aldus – evenals de rechtbank – van oordeel dat verdachte degene is geweest die de opdracht aan [medeverdachte B.H.] heeft gegeven voor het dumpen van drugsafval. Anders dan de verdediging heeft bepleit, staat het aanstralen van verdachtes telefoon om 19:55 uur wel degelijk in verband met een voorverkenning die verdachte en [medeverdachte B.H.] hebben verricht. Verdachte is toen het nog daglicht was samen met [medeverdachte B.H.] naar een gebied in de buurt van [plaats] gereden, om [medeverdachte B.H.] een plek aan te wijzen waar het drugsafval moest worden gedumpt. De stelling dat [medeverdachte B.H.] een ander het hoofd boven water zou willen houden, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Overige verbeteringen van gronden
De rechtbank heeft in haar vonnis op pagina 27, de laatste alinea en op pagina 28, de eerste alinea het volgende overwogen:
Pagina 27(..)
De verklaring van [medeverdachte M.V.] vindt naast voornoemde camerabeelden ook steun in de inhoud van volgende tapgesprekken.
Op 23 oktober 2020 om 21:08 uur belde [verdachte] ( [telefoonnummer] ) naar [medeverdachte E.M.A.] ( [telefoonnummer] ) en spreekt over vacuümtassen. De telefoon van [medeverdachte E.M.A.] straalde op het moment van het gesprek een zendmast aan op [adres] te [plaats] . Zowel het pand aan de [adres] als het pand aan de [adres] vallen in het antennegebied van deze zendmast.
Het hof neemt deze overweging over en voegt een verwijzing toe naar proces-verbaal van bevindingen, p. 2.837.
Voetnoot 2: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte H.M.A.] , p. 1.086.
Voetnoot 17: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte J.] , p. 2.183 en 2.184.
Voetnoot 47: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D.] , 2.503 en 2.504.
Voetnoot 50: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.653 en 3.654.
Voetnoot 56: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D.] , p. 2.507.
Voetnoot 62: het hof vult de voetnoot aan met: Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.418c.
Voetnoot 65: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D.] , p. 2.510.
Voetnoot 66: het hof neemt alleen de verwijzing naar p. 3.427 over.
Voetnoot 87: het hof voegt toe een verwijzing naar p. 1.902.
Voetnoot 92: het hof verbetert de voetnoot aldus: Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte G.J.] , p. 1.966.
Voetnoot 111: het hof neemt van de door de rechtbank opgenomen vindplaatsen alleen p. 2.845 over.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de navolgende strafmaatoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar ‘de rechtbank’ staat, dient ‘het hof’ te worden gelezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het organiseren van vijf drugstransporten, een voorbereiding van een drugstransport, gewoontewitwassen, deelname aan een criminele organisatie, medeplegen van het dumpen van afval, verboden wapenbezit en mishandeling. Verdachte was samen met één van zijn broers leider van de criminele organisatie.
De bestemming van de heroïne en cocaïne die op transport werden gezet was telkens Oslo in Noorwegen. Op weg naar Oslo zijn de drugs echter een keer in Zweden, in Noorwegen en in Duitsland onderschept. Verdachte heeft een periode van bijna zeven jaren een gewoonte gemaakt van het witwassen van geld. Hij had geen legale inkomsten en toch werden er bedragen op zijn rekeningen gestort en ko1n hij goed leven. Hij reed onder meer in dure auto’s en trakteerde de mensen om hem heen op etentjes en leefde op grote voet van de door misdrijf verworven gelden.
Het gaat hier om een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt.
Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent.
Hiertegen dient dan ook stevig te worden opgetreden en de rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te zijn.
Bij de drugstransporten werd telkens gebruik gemaakt van koeriers die veelal in geldnood zaten. Verdachte en zijn medeverdachten waren zeer geraffineerd in hun werkwijze om zichzelf buitenschot te houden. De winsten waren voor verdachte en de risico’s voor de ingeschakelde en soms kwetsbare personen, terwijl verdachte dan ook nog naliet de beloofde beloning volledig uit te betalen. Twee van de koeriers zijn in het buitenland aangehouden en één daarvan heeft in Zweden een zeer forse gevangenisstraf opgelegd gekregen. Deze omstandigheid heeft verdachte er niet van weerhouden om door te gaan met de drugstransporten en de koeriers risico’s te laten nemen. De koeriers waren vervangbare pionnen. Verdachte stelde zijn eigen financieel gewin steeds voorop. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk.
Het hof vult daarop het volgende aan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het inzuigen van jonge kwetsbare jongeren, die gewetenloos en respectloos zijn behandeld. Zij zijn bij zijn witwaspraktijken als katvanger gebruikt en naar aanleiding van het handelen van verdachte met fikse schulden blijven zitten. Het hof rekent dit verdachte aan. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het relaas van de start van het politieonderzoek. Daaruit blijkt dat in [plaats] en directe omgeving veel overlast en hinder werd ondervonden van de criminele activiteiten en bijbehorend intimiderend gedrag vanuit de groep die zich aldaar bezig hield met strafbare feiten. Het hof rekent dit ook verdachte als lid van de criminele organisatie aan.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Tevens houdt het hof rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en zoals die namens verdachte ter terechtzitting zijn toegelicht. Het hof heeft ook acht geslagen op het meeste recente reclasseringsrapport d.d. 30 maart 2021. Het hof ziet daarin geen omstandigheden die aanleiding geven om in strafverzwarende of strafverminderende zin rekening mee te houden. Uit de correspondentie die verdachte heeft overgelegd leidt het hof af dat verdachte zich thans in het buitenland bevindt.
Het hof stelt vast dat verdachte over een aantal feiten zijn betrokkenheid heeft ontkend. De verdachte heeft zich gedurende het strafproces veelal op zijn zwijgrecht beroepen. In hoger beroep is hij, zoals gezegd, niet verschenen maar heeft hij zijn standpunten zeer summier op schrift gezet zonder daarbij daadwerkelijk op het aanwezige strafdossier in te gaan. Deze schriftelijke verklaring riep bij het hof vanzelfsprekend vragen op, welke vragen echter niet aan verdachte gesteld konden worden. De door verdachte ingenomen (proces)houding betreft een recht dat verdachte toekomt. Het leidt er hoe dan ook wel toe dat het hof - nu wel tot een bewezenverklaring van de feiten wordt gekomen - het ervoor houdt dat de verdachte geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Een situatie die mogelijk zou kunnen leiden tot enige clementie in de strafoplegging doet zich in het onderhavige geval daardoor niet voor.
Het hof heeft ook de door de advocaat-generaal verschafte informatie over de duur van de onherroepelijk opgelegde gevangenisstraffen van alle verdachten en deelnemers aan het onderzoek Strauss meegewogen bij het bepalen van de straf.
De advocaat-generaal heeft, in verband met een lichte overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 11 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren op te leggen. Volgens de verdediging is dat een passende straf die recht doet aan de beperktere rol van verdachte in het geheel. Voorts zou die straf in verhouding staan tot de oplegging van de onherroepelijke gevangenisstraffen aan zijn broers [medeverdachte E.M.A.] en [medeverdachte H.M.A.] , voor de duur van respectievelijk 4 en 6 jaren.
Naar het oordeel van het hof heeft de raadsman geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat oplegging van de door hem bepleite duur van de gevangenisstraf aangewezen is. Op basis van de grote hoeveelheid bewezenverklaarde feiten, het feit dat verdachte voor substantieel meer strafbare feiten wordt veroordeeld dan zijn broers en de in dit arrest beschreven prominente rol en betrokkenheid van de verdachte als mede-leidinggevende binnen de criminele organisatie die drugstransporten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de door de raadsman bepleite duur van de gevangenisstraf.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 12 december 2022, de dag waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest wordt uitgesproken op 4 april 2025, en daarmee niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vier maanden. Aan die overschrijding zal het hof gevolgen verbinden door de duur van de oplegging van de gevangenisstraf te matigen.
Het hof acht in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, passend maar ook geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 11 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Het hof acht de onder de verdachte inbeslaggenomen drie GPS-trackers vatbaar voor verbeurdverklaring. Het bewezenverklaarde onder 2, 3, 4, 5, en 6 is begaan of voorbereid met behulp van de GPS-trackers. Zij behoren aan de verdachte toe. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het hof acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de twee jerrycans met onbekende vloeistof, het witte poeder, de 600W lamp, de cilinder met lachgas en de 548 valse briefjes van € 50,- vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door de verdachte in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 55, 57, 63, 140, 300 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen la, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging, daaronder begrepen de beslissing omtrent het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren en 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
drie GPS-trackers.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee jerrycans met onbekende vloeistof;
- één stuk verdovende middelen wit poeder;
- één lamp 600W;
- één cilinder lachgascilinder;
- 548 stuks valse briefjes van € 50,-.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte W.] , raadsheer-commissaris 17 april 2024, p. 2;
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte W.] , raadsheer-commissaris 17 april 2024, p. 3;
3.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte G.J.] , p. 1.943;
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte G.J.] , rechter-commissaris 12 januari 2022, p. 2;
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte G.J.] , p. 1.963;
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D.] , p 2.503;
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D.] p. 2.507 en p. 2509;
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte W.] , raadsheer-commissaris 17 april 2024, p 3;
9.Proces-verbaal van getuige [medeverdachte M.I.] , rechter-commissaris 14 oktober 2021, p. 3;
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte M.I.] , p. 3.785;
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte M.I.] , p. 3.786;
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte M.I.] , p. 3.789;
13.proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte M.W.] , p. 2.091 en 2.092;
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte M.V.] , p. 1.767 en 1.768;
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 903;
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] , rechter-commissaris 13 december 2021, p. 2;
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte S.M.] , p. 1.457;
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte J.] , p. 2.222;
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2.743 t/m 2.747;