ECLI:NL:GHARL:2025:1988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
21-002758-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan het slachtoffer, en voor meermalen gepleegde vernieling. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten een meldplicht, verplichting tot ambulante behandeling en een alcohol- en drugsverbod, die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 3.754,37, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij de straftoemeting, evenals het recidivegevaar van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002758-24
Uitspraak d.d.: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 28 juni 2024 met parketnummer 08-342746-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
verblijvende te [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. O.F. Qane, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de het onder 1 primair tenlastegelegde en onder feit 2 tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als zware mishandeling (feit 1) en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen (feit 2) en verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met oplegging van bijzondere voorwaarden en met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tevens heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van feit 1 gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van in totaal € 5.254,37, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, een andere strafoplegging en tot een ander oordeel ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te [pleegplaats 1] aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been en/of een gebroken oogkas, heeft toegebracht door hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of op de rug van die [benadeelde 1] te gaan staan;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of op/tegen het lichaam heeft geduwd (waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [benadeelde 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op de rug van die [benadeelde 1] is gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te [pleegplaats 1] [benadeelde 1] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [benadeelde 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op die rug van die [benadeelde 1] te gaan staan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been en/of een gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2023 te [pleegplaats 2]
opzettelijk en wederrechtelijk een vaas en/of een vensterbank en/of een televisie, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte bekent aangever [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) één klap in het gezicht te hebben gegeven, maar ontkent aangever te hebben geschopt. Uit de camerabeelden blijkt ook niet dat de verdachte [benadeelde 1] heeft geschopt dan wel heeft geraakt. De klap in het gezicht levert volgens de verdediging mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg op, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde stelt verdachte zich op het standpunt dat hij de vernieling niet heeft gepleegd en dat hij die dag niet eens in de buurt van de woning van aangeefster [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) is geweest.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit en het onder 2 tenlastegelegde feit. Daartoe is door de advocaat-generaal – kort samengevat – aangevoerd dat op de camerabeelden niet te zien is dat de verdachte het slachtoffer met zijn schoppende beweging(en) raakt. Het door [benadeelde 1] opgelopen zwaar lichamelijk letsel is logischerwijs niet het gevolg geweest van de door verdachte aan [benadeelde 1] gegeven klap, maar van het ongelukkig ten val komen van [benadeelde 1] . Dat levert volgens de advocaat-generaal mishandeling op met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bevat het dossier volgens de advocaat-generaal voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Uit de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, komt naar voren dat [benadeelde 1] zich op 15 oktober 2023 omstreeks 4:00 uur bij snackbar [bedrijf] in [pleegplaats 1] bevond. De verdachte stond op dat moment in de rij bij [bedrijf] . Op enig moment gaf [benadeelde 1] de verdachte een duw. Hierop draaide de verdachte zich om en gaf hij [benadeelde 1] een duw tegen zijn borst. De verdachte haalde daarna uit en sloeg met zijn vuist tegen het gezicht van [benadeelde 1] . Vervolgens kwam [benadeelde 1] ten val. Op het moment dat [benadeelde 1] met zijn buik op de grond lag, viel de verdachte over hem heen. De verdachte stond weer op en schopte in de richting van [benadeelde 1] . Vervolgens ging de verdachte op de rug van [benadeelde 1] staan en werd de verdachte door een omstander weggeleid van de plaats delict. [benadeelde 1] heeft ten gevolge van het voorval zijn kuitbeen, enkel en oogkas gebroken. [benadeelde 1] moest voor het letsel aan zijn enkel een operatie ondergaan.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de bewijsmiddelen te twijfelen.
Aan de verdachte is primair het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd en subsidiair poging daartoe. Het hof zal de verdachte hiervan vrijspreken nu op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat door de verdachte met zodanige kracht is geslagen op een kwetsbare plek van het gezicht dat daarmee sprake is van een (poging tot) zware mishandeling. Het hof kan niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat [benadeelde 1] als gevolg van die klap van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Evenmin dat de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard.
Met betrekking tot het tenlastegelegde schoppen/trappen tegen het hoofd of het lichaam van [benadeelde 1] overweegt het hof, evenals de rechtbank, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Op de camerabeelden is weliswaar te zien dat verdachte een of meer schoppende bewegingen maakt richting [benadeelde 1] , maar niet is te zien dat [benadeelde 1] door die schop(pen) [benadeelde 1] daadwerkelijk wordt geraakt. Het dossier bevat ook geen andere bewijsmiddelen waaruit dat blijkt. De verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het lichamelijk letsel dat [benadeelde 1] als gevolg van het handelen van verdachte heeft opgelopen wordt door het hof aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, nu de breuken van en bij de enkel van [benadeelde 1] zodanig waren dat operatief ingrijpen was vereist naast de lange periode van herstel en revalidatie.
Op grond van het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, zoals hieronder nader aangeduid.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Uit die bewijsmiddelen – de verklaring van [benadeelde 2] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bevindingen van de politie vlak na het incident zoals geverbaliseerd door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij proces-verbaal van 29 december 2023 – blijkt onder meer dat het de verdachte is geweest die onder meer een vaas, een vensterbank en een televisie van aangeefster [benadeelde 2] heeft vernield.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de andersluidende lezing van de verdachte over hetgeen is voorgevallen niet aannemelijk geworden.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling, zoals hieronder nader aangeduid.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meer subsidiair
hij op
of omstreeks15 oktober 2023 te [pleegplaats 1] [benadeelde 1] heeft mishandeld door hem
meermalen, althanseenmaal,
op/tegen het hoofd te
slaan en/of testompen en
/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen)
en/of (terwijl die [benadeelde 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopten
/ofop de rug van die [benadeelde 1] te gaan staan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been en
/ofeen gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks30 mei 2023 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een vaas en
/ofeen vensterbank en
/ofeen televisie,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen voorwaardelijke straf meer op te leggen. De verdachte heeft al 12 maanden in voorarrest gezeten, hij heeft meermaals zijn spijt betuigd en hij is momenteel goed bezig met zijn leven. De verdachte heeft een dak boven zijn hoofd, hij heeft een dagbesteding en hij heeft weer contact met zijn kinderen. Deze factoren maken de bijzondere voorwaarden en de dadelijk uitvoerbaarverklaring van die voorwaarden onnodig.
Beoordeling van het gerechtshof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat de verdachte [benadeelde 1] heeft geduwd en in zijn gezicht heeft geslagen, waarna [benadeelde 1] ten val kwam. De verdachte is vervolgens nog op zijn rug gaan staan. Ten gevolge van de mishandeling heeft [benadeelde 1] meerdere botbreuken en verwondingen opgelopen. De breuken van en bij de enkel van [benadeelde 1] zijn operatief hersteld, waarbij schroeven en een plaat in de enkel zijn geplaatst. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] ernstig geschonden. De mishandeling heeft bovendien plaatsgevonden op een publiek toegankelijke plaats, bij een eetgelegenheid in het centrum van [pleegplaats 1] , waar op dat moment meerdere mensen aanwezig waren. Het gerechtshof acht het kwalijk dat deze personen ongewild getuige zijn geweest van het geweld dat is toegepast door de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Hij heeft flinke schade veroorzaakt in de woning van zijn ex-partner [benadeelde 2] . De verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans bezittingen. Dit alles rekent het hof de verdachte aan.
Het hof houdt daarnaast in het nadeel van de verdachte rekening met een recent uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden al meerdere keren is veroordeeld waaronder ook voor geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – mede gelet op wat hiervoor is overwogen en de aard en de ernst van de gepleegde feiten – de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar passend en geboden is. De (voorwaardelijke) gevangenisstraf dient er enerzijds toe om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Gelet op het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie acht het hof passend en geboden dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, te weten een meldplicht, een verplichting tot ambulante behandeling en een alcohol- en drugsverbod. De reclassering heeft in het advies van 6 juni 2024 aangegeven dat sprake is van een hoog recidivegevaar. De verwachting is dat de bijzondere voorwaarden dit gevaar kunnen doen verlagen. Met oplegging van de bijzondere voorwaarden blijft de verdachte nog drie jaar lang onder toezicht staan, wordt aan zijn herstel gewerkt en is de maatschappij ondertussen beschermd.
Gelet op de omstandigheid dat het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, zal het gerechtshof de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat de verdachte direct gehouden is zich aan deze voorwaarden te houden.
De oplegging van deze straf leidt er toe dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.754,37, bestaande uit € 254,37 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.254,37, bestaande uit € 254,37 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De benadeelde partij heeft kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven..
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde schadevergoeding gedeeltelijk kan worden toegewezen zoals de rechtbank dat ook heeft gedaan, met de wettelijke rente en met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de gevorderde immateriële schade fors dient te worden gematigd, tot een bedrag van € 3.000,- of € 3.500,-.
Beoordeling van het gerechtshof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
De gevorderde materiële kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn niet dan wel onvoldoende door de verdachte en diens raadsman weersproken. Het hof acht de schadeposten voldoende aannemelijk geworden en in zodanig verband staan met het door de verdachte onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost immateriële schade komt eveneens (gedeeltelijk) voor vergoeding in aanmerking. Het hof schat de immateriële schade op een bedrag van € 3.500,-. Het hof acht dit bedrag billijk gelet op wat er doorgaans in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding wordt toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom bij het hof in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van
3 (drie) jaren:
  • zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan diagnostisch onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt dat behandeling geïndiceerd is laat hij zich behandelen door Transfore, Trajectum, JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit arrest onderworpen is geweest aan een dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarde met als gevolg ondergane detentie in het kader van een voorlopige tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf door de rechtbank, bij de uitvoering van de thans opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering wordt gebracht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.754,37 (drieduizend zevenhonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent)bestaande uit € 254,37 (tweehonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met
de wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.754,37 (drieduizend zevenhonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent) bestaande uit € 254,37 (tweehonderdvierenvijftig euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 47 (zevenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 oktober 2023.
Aldus gewezen door
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. A. van Maanen en R.W.E. van Leuken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
en op 28 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 januari 2025.
Tegenwoordig:
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. G.C. Drenthe, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.