ECLI:NL:GHARL:2025:1986

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
21-001479-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak over langdurige poging tot afpersing en woningaanslagen met explosieven

In deze strafzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een langdurige poging tot afpersing van een fruitbedrijf in Hedel, evenals bij verschillende woningaanslagen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor zijn rol in twee aanslagen met explosieven op woningen van (voormalige) medewerkers van het fruitbedrijf. De eerste aanslag vond plaats op 23 november 2020 in Kerkdriel, waar een explosief werd gegooid tegen een woning, wat leidde tot een ontploffing en schade aan de woning. De tweede aanslag vond plaats op 25 november 2020 in Hedel, waar opnieuw een explosief werd gebruikt, wat resulteerde in een woningbrand en letsel bij de bewoners. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk en met voorbedachten rade deze aanslagen heeft gepleegd, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en is als uitvoerder van de aanslagen aangemerkt. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank Gelderland vernietigd en de straf verlaagd van zeven naar zes jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn ontwikkeling tijdens detentie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001479-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep,
ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 7 april 2022 met parketnummer 05/780072-20,
en de in eerste aanleg gevoegde strafzaak met parketnummer 05/780033-21,
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
thans verblijvende in [P.I.] .
Het hoger beroep
Verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 en 29 november 2024, 21 februari 2025 en 27 maart 2025 (tijdens welke zitting het onderzoek is gesloten) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.C. Polat, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen, namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] , en door mr. A.H. Blok, namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 6] , naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte – kort gezegd – voor het met anderen opzettelijk teweegbrengen van een tweetal ontploffingen en de voorbereiding van een derde ontploffing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest. Ook heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

1.Verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is als
bijlageopgenomen en aan dit arrest gehecht. Het hof volstaat hier met de korte vermelding van hetgeen verdachte wordt verweten:
Parketnummer 05/780072-20 (Panter 1)
Betrokkenheid bij een aanslag op een woning aan de [huisnummer B] in Kerkdriel
op 22/23 november 2020, ten laste gelegd als:
1. medeplegen van een poging moord/zware mishandeling (met voorbedachten rade);
subsidiair:medeplegen van een poging doodslag.
2. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Betrokkenheid bij een aanslag op een woning aan de [adres 3] in Hedel
op 24/25 november 2020, ten laste gelegd als:
3. medeplegen van een poging moord/zware mishandeling (met voorbedachten rade);
subsidiair:medeplegen van een poging doodslag.
4. medeplegen van brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing met levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Parketnummer 05/780033-21 (Panter 1)(na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg)
Betrokkenheid bij een verijdelde aanslag op een woning aan de [huisnummer D] in Hilversum, ten laste gelegd als:
1. medeplegen van voorbereidingshandelingen tot brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar in de periode van 13-17 december 2020.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
2.
Bewijsoverwegingen [1]
Verdachte wordt, kort gezegd, betrokkenheid (als uitvoerder) bij de hieronder genoemde feiten verweten. Het hof zal de feiten die ten laste zijn gelegd vanwege hun onderlinge samenhang - zij maken onderdeel uit van hetzelfde onderzoek - gezamenlijk en in chronologische volgorde bespreken. Door de rechtbank zijn deze feiten geschaard onder de ‘Panter 1, cluster 2’-feiten. Voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid van alle arresten in het overkoepelende Panter-onderzoek houdt het hof bij de beoordeling van die feiten dezelfde benaming aan.
Cluster 2
23 november 2020
:
[huisnummer B] in Kerkdriel
(05/780072-20 feiten 1 en 2)
25 november 2020
:
[adres 3] in Hedel
(05/780072-20 feiten 3 en 4)
13-17 december 2020
:
[huisnummer D] in Hilversum (verijdeld)
(05/780033-21 feit 1)
Het overkoepelende Panter-onderzoek heeft betrekking op de langdurige poging tot afpersing van (de directie van) het bedrijf [fruitbedrijf] (hierna: [fruitbedrijf] ) uit Hedel en op verschillende aanslagen op woningen van (voormalig) medewerkers van [fruitbedrijf] . Het onderzoek bestaat uit verschillende deelonderzoeken en in het deelonderzoek Maldiven heeft een personeelslijst van [fruitbedrijf] in het dossier gezeten, met daarop namen en woonadressen van medewerkers en ex-medewerkers van het bedrijf. [2] Medeverdachte [medeverdachte 1] beschikte over die personeelslijst. [3]
Mortierbommen/shells
Bij de aan verdachte tenlastegelegde voltooide aanslagen is een ontploffing teweeggebracht door middel van een mortierbom (ook wel ‘shell’ genoemd). Een mortierbom bestaat uit een onderdeel met uitstootlading en een onderdeel met effect- en/of breeklading. De uitstootlading is bedoeld om het onderdeel met effect- en/of breeklading de lucht in te schieten. [4] Het hof leidt hieruit af dat het aansteken van een mortierbom in beginsel leidt tot twee explosies, doordat eerst de uitstootlading ontploft en daarna de effect- en/of breeklading.
Mortierbommen van 2,5 inch en groter kunnen botbreuken veroorzaken. Als een persoon aan het hoofd geraakt wordt, kan dodelijk letsel optreden. Het ontsteken van een mortierbom zonder gebruik te maken van een mortier zal tot gevolg hebben dat de mortierbom op de grond tot ontploffing komt. Afhankelijk van het kaliber van de mortierbom zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd vanaf het centrum van de explosie. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading. Personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing lopen gevaar voor letsel en schade. De ernst van het letsel is afhankelijk van de plaats van treffen, de afstand tot het lichaamsdeel en het kaliber van de mortierbom. Als de breek- of knallading van een mortierbom ontploft in de onmiddellijke nabijheid van het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon kan ernstig letsel ontstaan. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel dodelijk zijn. Verder ontstaat op grotere afstand – afhankelijk van het kaliber en de afstand – gevaar voor onder meer gehoorbeschadiging en oogletsel. [5]
2.1.
Standpunt van het OM
De advocaten-generaal hebben met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de aanslagen op de woning aan de [huisnummer B] in Kerkdriel en aan de [adres 3] in Hedel het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden veroordeeld voor zowel het medeplegen van poging tot moord als het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing waarvoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners te duchten was. Uitgegaan moet worden van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 1 en 2 en de feiten 3 en 4 van parketnummer 05/780072-20. Er was bij beide aanslagen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood. Dat verdachte en zijn mededaders die aanmerkelijke kans ook welbewust hebben aanvaard, volgt uit het feit dat de bom werd verzwaard met een steen en tegen een breekbare ruit werd gegooid, zodat de bom in de woning zou ontploffen. De feiten wijzen op een vooropgezet en voorbereid plan en er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle betrokkenen.
Met betrekking tot het onder parketnummer 05/780033-21 ten laste gelegde feit hebben de
advocaten-generaal gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is. De bijdragen van de verdachten zijn van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De voorbereiding is duidelijk in vereniging begaan, gelet op het gezamenlijke plan en de nauwe en bewuste samenwerking die uit de OVC-gesprekken naar voren komt.
2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het hof verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 05/780072-20 als feiten 1 en 3 ten laste gelegde pogingen tot moord/doodslag/zware mishandeling moet worden vrijgesproken. Verdachte bekent de ten laste gelegde handelingen, maar dat levert niet die juridische kwalificatie op. Voor de overige tenlastegelegde feiten heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en zijn geen verweren gevoerd.
2.3.
Oordeel van het hof
Zoals gezegd wordt verdachte - kort gezegd - betrokkenheid (als uitvoerder) bij een drietal incidenten verweten. Gelet op de standpunten van de verdediging en de advocaten-generaal met betrekking tot feiten 1 en 3, zal het hof ook de feiten 2 en 4 en feit 5 en alle met deze feiten samenhangende omstandigheden behandelen en beoordelen.
2.3.1.
Bekennende verklaring van verdachte
Door verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij opdracht had gekregen om naar de woningen in Kerkdriel en Hedel te rijden. Hij wist dat het de bedoeling was om daar mensen bang te maken door illegaal vuurwerk, dat niet in normale winkels wordt verkocht, tot ontploffing te brengen. Verder heeft hij over de aanslag in Kerkdriel verklaard dat hij zich niet meer precies kan herinneren of zij ook een steen bij zich hadden. Over de aanslag in Hedel heeft hij verklaard dat hem was verteld dat het explosief zou worden neergelegd bij de voordeur van de woning. [6]
2.3.2. 23
23 november 2020: aanslag in Kerkdriel (05/780072-20, feiten 1 en 2)
Aangeefster [benadeelde partij 4] heeft aangifte gedaan van een incident bij haar woning op het adres [huisnummer B] in Kerkdriel. Op 23 november 2020 lagen de aangeefster en haar vriend ( [benadeelde partij 5] ) in de slaapkamer, die zich bevond op de begane grond aan de straatzijde. Omstreeks 02.05 uur werd de aangeefster wakker van een luide knal. Meteen na de knal hoorde zij glasgerinkel. De vriend van de aangeefster vertelde haar dat hij vóór de luide knal een soort gebonk op het slaapkamerraam had gehoord. [7]
Op camerabeelden is te zien dat op 23 november 2020 omstreeks 02.05 uur twee personen voor de woning stonden. Een van die personen had een lichtkleurig voorwerp in zijn hand, waarbij het volgens de verbalisant mogelijk ging om een plastic tas. De andere persoon stak dat voorwerp in brand, waarbij volgens de verbalisant vermoedelijk een lont werd aangestoken. Vervolgens werd het brandende voorwerp in de richting van de voorgevel van de woning gegooid. Twaalf seconden na het aansteken en gooien vond een explosie plaats. Vier seconden later volgde wederom een explosie, waarbij glasgerinkel te horen is en veel vuurwerk te zien. [8]
De politie heeft op 23 november 2020 om 13.20 uur forensisch onderzoek verricht op de plaats van het incident. De politie vernam toen van [benadeelde partij 5] [9] dat in de tuin een onbekende steen is aangetroffen en dat hij die nacht wakker was geworden van een bonkgeluid tegen het slaapkamerraam, dat hij vervolgens het vallen van een steen op de bestrating hoorde en dat daarna een luide explosie te horen was en het slaapkamerraam brak en siervuurwerk te zien was. Verder toonde [benadeelde partij 5] camerabeelden, waarop de verbalisant heeft waargenomen dat twee personen voor de woning staan, een object lijken aan te steken en dat richting de raampartij in de buitengevel gooien. Volgens de verbalisant lijkt het object lijkt af te ketsen tegen een van de ruiten en vervolgens te vallen op de bestrating voor de voorgevel. Vervolgens deed de verbalisant de volgende bevindingen. In de tuin voor de voorgevel lag een stuk natuursteen met een gewicht van ongeveer 2,4 kilogram. Op de bestrating in de voortuin direct voor de voorgevel lag gebroken glas. Diezelfde plek op de bestrating was beroet. De buitenste ruit van het dubbelglas in het raamkozijn was gebroken. De zinken dakgoot, die ongeveer 2,5 meter boven het beroete deel van de bestrating hing, bevatte een perforatie die van onderaf was ontstaan. De auto, die op ongeveer vier meter afstand van het beroete deel van de bestrating stond, bevatte een metaalvervorming. De politie concludeerde dat een explosie heeft plaatsgevonden direct voor de raampartij in de voorgevel van de woning waarachter een slaapkamer gesitueerd was. Volgens de verbalisant is het zeer wel mogelijk dat het ontplofte explosief zwaar siervuurwerk betrof, zoals een mortierbom. [10]
Het adres [huisnummer B] in Kerkdriel staat op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [11]
Uitvoerders ( [naam 13] , [naam 14] en verdachte [verdachte] )
De grijze Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] , die op naam stond van verdachte, was ten tijde van de ontploffing voorzien van plaatsbepalingsapparatuur (een peilbaken). Op 23 november 2020 maakte die auto de volgende reisbewegingen. [12]
‒ Tussen 00.17 en 00.26 uur is de auto verplaatst van Hilversum naar een tankstation aan de A27 bij Groenekan, waar een stop is geregistreerd tot 00.37 uur.
‒ Tussen 00.37 en 00.51 uur is de auto verplaatst naar een tankstation aan de A27 bij Nieuwegein, waar een stop is geregistreerd tot 00.58 uur.
‒ Tussen 00.58 en 01.28 uur is de auto verplaatst naar Kerkdriel.
‒ Van 02:03:34 tot 02:05:46 uur registreerde het baken een stop ter hoogte van het adres [straat 1] 2 in Kerkdriel. Dat perceel is gelegen aan dezelfde straat als de woning waar omstreeks 02.05 uur de ontploffing heeft plaatsgevonden.
‒ Tussen 02.07 en 02.42 uur is de auto verplaatst naar Hilversum.
Op camerabeelden van het tankstation aan de A27 bij Groenekan is te zien dat om 00.25 uur een grijze Renault Clio kwam aanrijden en vervolgens stilstond bij een pomp. Uit de auto stapten drie personen, die de shop binnengingen en bij binnenkomst zijn vastgelegd door een camera. [13]
Uit de peilbakengegevens blijkt dat de Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] op 23 november 2020 tussen 01.28 en 01.41 uur driemaal over de [straat] in Kerkdriel heeft gereden. [14] Door de camera op het adres [straat] 1 in Kerkdriel is vastgelegd dat op 23 november 2020 om 01.30, 01.34 en 01.36 uur een lichtkleurige personenauto is gepasseerd. [15] Volgens de politie komt dat voertuig het meest overeen met een Renault Clio. [16] Aan Google Maps heeft het hof ontleend dat de [straat] in verbinding staat met het [straat 1] en dat de [straat] via de [straat] in verbinding staat met de [straat] .
Met de telefoon die is aangetroffen bij de fouillering van [naam 13] [17] is op 23 november 2020 om 00.47 uur in de applicatie Google Maps gezocht naar ‘ [huisnummer A] ’, waarna het adres [huisnummer A] in Kerkdriel is geselecteerd. [18]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de persoon is die op een camerabeeld te zien is en door de politie als bestuurder van de auto is aangemerkt. Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij in Kerkdriel is geweest om twee personen een lift te geven. [19]
[naam 13] is de foto getoond van de persoon die achterin die auto zat. [naam 13] heeft verklaard dat hij die persoon is. [naam 13] heeft verder verklaard dat hij een pakketje voor de woning in Kerkdriel heeft gegooid. Hij zou daarvoor € 200,- krijgen. Het pakketje zat in een witte plastic tas. [naam 13] dacht dat in die tas ‘een nitraat of iets dergelijks’ zat. Iemand anders had de lont van het pakketje aangestoken. [naam 13] heeft erkend dat hij op 23 november 2020 om 00.47 uur op zijn telefoon in Google Maps heeft gezocht naar ‘ [huisnummer A] ’ en vervolgens het adres [huisnummer A] in Kerkdriel heeft geselecteerd. De telefoon van [naam 13] is gebruikt om naar dat adres te navigeren. [20]
[naam 14] is de foto getoond van de persoon die als bijrijder in de auto zat. [naam 14] heeft erkend dat hij die persoon is. [naam 14] heeft verder verklaard dat hij één van de twee personen is die te zien zijn op de genoemde camerabeelden bij de woning waar de ontploffing heeft plaatsgevonden en dat hij, [naam 14] , een lont heeft aangestoken. [21]
Eindconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] , [naam 13] en [naam 14] tezamen en in vereniging een ontploffing teweeg hebben gebracht bij de woning op het adres [huisnummer B] in Kerkdriel. [verdachte] heeft de auto bestuurd waarin het drietal naar de plaats van het misdrijf is gereden. [naam 13] en [naam 14] zijn uit de auto geweest en naar de woning gegaan, waar [naam 14] de lont heeft aangestoken en [naam 13] het explosief naar de woning heeft gegooid. Bovendien heeft voorafgaand aan het teweegbrengen van de ontploffing door [verdachte] , [naam 13] en [naam 14] een verkenning plaatsgevonden van de (omgeving van de) plaats van het misdrijf, wat het hof afleidt uit het herhaaldelijk rijden over de [straat] en de [straat] tussen 01.28 en 01.41 uur. Daarnaast heeft verdachte gewacht in de auto teneinde de vlucht voor zijn mededaders mogelijk te maken. Gelet op de onderlinge afstemming die uit dit handelen volgt, waaronder het gezamenlijk van tevoren verkennen van de omgeving, is het hof van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle drie de verdachten.
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Daarnaast is het hof van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Ter onderbouwing van dit oordeel overweegt het hof het volgende. De uitvoerders van de aanslag hebben gebruikgemaakt van een explosief dat blijkbaar krachtig genoeg was om vanaf de grond de buitenste ruit van het dubbele glas van de slaapkamer te doen breken, een perforatie te veroorzaken in een zinken dakgoot die 2,5 meter van het explosief verwijderd was en een metaalvervorming te bewerkstelligen in een auto die op vier meter afstand van het explosief stond.
Tijdens de ontploffing waren in de woning mensen aanwezig. Naar het oordeel van het hof was het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de ontploffing zou plaatsvinden terwijl één van de bewoners zich nabij het slaapkamerraam zou bevinden of dat door de ontploffing in de woning brand zou zijn ontstaan. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat een ontploffing van een mortierbom in het algemeen tot gevolg heeft dat brandende delen worden weggeslingerd. Aan de wetenschap van verdachte over het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk dat volgens verdachte geplaatst zou worden bij de voordeur van een woning verbindt het hof de conclusie dat het voor verdachte ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
Vrijspraak van feit 1
Daarnaast stelt het hof vast dat het explosief tegen de ruit van de slaapkamer in de voorgevel is gegooid. Dit leidt het hof in het bijzonder af uit de volgende onderzoeksresultaten, bezien in onderlinge samenhang. Voorafgaand aan de luide knal hoorde [benadeelde partij 5] een soort gebonk op de ruit en daarna iets vallen op de bestrating. De politieambtenaar die ter plaatste forensisch onderzoek heeft verricht, heeft camerabeelden bekeken waarop het incident te zien is en heeft daarop waargenomen dat het explosief richting de raampartij van de woning werd gegooid en dat het erop lijkt dat het explosief is afgeketst tegen één van de ruiten en op de bestrating voor de voorgevel is gevallen. Ook de omstandigheid dat het explosief verzwaard was met een steen, vormt naar het oordeel van het hof een aanwijzing dat het de bedoeling was dat het explosief door een ruit zou worden gegooid.
Dat het explosief verzwaard was met een steen, leidt het hof af uit de volgende onderzoeksresultaten, bezien in onderlinge samenhang. [benadeelde partij 5] heeft verklaard na het bonkgeluid tegen het slaapkamerraam iets te hebben gehoord dat klonk als het vallen van een steen op de bestrating. Daarnaast is kort na de explosie in de voortuin direct voor de voorgevel, dus bij de plek van de ontploffing, een steen aangetroffen met een gewicht van ongeveer 2,4 kilogram. Verder zat het explosief in een plastic tas, wat naar het oordeel van het hof ook passend is bij de bundeling van het explosief met een ander voorwerp.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat [naam 13] een krachtig explosief, dat verzwaard was met een steen van ongeveer 2,4 kilo, tegen een ruit van de slaapkamer in de voorgevel van de woning heeft gegooid.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm leidt het hof af dat het kennelijk de bedoeling was dat het (verzwaarde) explosief door de woningruit heen zou gaan en vervolgens in de woning tot ontploffing zou komen, waar het dan zou hebben geleid tot een woningbrand of andersoortige levensgevaarlijke situatie waarbij een dodelijke afloop voor de personen die in die woning aanwezig waren een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid was. Naar het oordeel van het hof is het ook algemeen bekend dat een ontploffing van een krachtig explosief binnen in een woning – vanwege de specifieke combinatie van een uitzonderlijk grote gevaarzetting en de veelal volstrekte onvoorspelbaarheid van de precieze situatie in de woning op het moment van en direct na de ontploffing – gepaard gaat met de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat dit leidt tot de dood van de personen die tijdens die ontploffing in de woning aanwezig zijn.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof van oordeel is dat de onderhavige woningaanslag moet worden aangemerkt als een poging tot moord, begaan tegen de personen die op dat moment in die woning aanwezig waren.
Anders dan de advocaten-generaal en met de verdediging, acht het hof echter niet zonder meer onaannemelijk dat verdachte, zoals door hem is verklaard, niet wist dat de medeverdachten een krachtig explosief, verzwaard met een steen van ongeveer 2,4 kilo, tegen een ruit van de slaapkamer in de voorgevel van de woning zouden gooien. Dat verdachte ook zonder die wetenschap een aanmerkelijke kans op het overlijden van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de personen in die woning bewust moet hebben aanvaard, kan naar het oordeel van het hof niet bewezen worden. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van een poging tot moord/zware mishandeling (feit 1 primair onder parketnummer 05/780072-20) alsmede van het medeplegen van een poging doodslag (feit 1 subsidiair onder parketnummer 05/780072-20).
2.3.3. 25
25 november 2020: aanslag in Hedel (05/780072-20, feiten 3 en 4)
Op 25 november 2020 om 03.12 uur ontving de politie een melding van een woningbrand op het adres [adres 3] in Hedel. [22]
Aangever [benadeelde partij 6] , die net als zijn broer [benadeelde partij 7] die nacht in die woning was, hoorde een heel harde knal. Kort daarna hoorde de aangever een tweede harde knal. Kort erna riep zijn broer dat er brand was. De aangever zag vuur en rook, die van beneden kwam. Kort daarna is aangever uit een raam geklommen en via de partytent naar beneden geklommen. [23]
[benadeelde partij 7] is die nacht wakker geworden van glasgerinkel beneden. Kort daarna hoorde hij een geluid dat volgens hem klonk als een ontsteking of ontbranding. Even later hoorde hij een enorme klap. Kort daarna vulde het huis zich met dikke rook. [benadeelde partij 7] is vanaf de eerste verdieping uit een raam gesprongen en kwam terecht in het gras. [24] Door de brand en de sprong heeft [benadeelde partij 7] verschillende soorten letsel opgelopen, waaronder een diepe hoofdwond, tweedegraads brandwonden op zijn rechterarm en een breuk van zijn rechterpols. [25]
De politie heeft later die dag forensisch onderzoek verricht en geconcludeerd dat de brand is ontstaan in de linker voorkamer van de woning. De ruit van de linkerkamer was eruit geblazen. Op het gras in de voortuin werd glas aangetroffen, tot 23 meter bij de woning vandaan. Uit de breuken van het glas leidde de politie af dat het glas kapot was gegaan door geweld, bijvoorbeeld door een explosie. Aan beide zijden van het glas in de voortuin was geen afzetting van roet zichtbaar, wat er volgens de politie op duidt dat de ruit voorafgaand aan de brand al kapot was. De politie concludeerde dat een ontploffing, bijvoorbeeld door zwaar vuurwerk, zeer aannemelijk is. [26]
Het adres [adres 3] in Hedel staat op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [27]
Uitvoerders ( [naam 13] en [verdachte] )
De grijze Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] , die op naam stond van verdachte, was ten tijde van de ontploffing voorzien van plaatsbepalingsapparatuur (een peilbaken). Op 24 en 25 november 2020 maakte die auto de volgende reisbewegingen. [28]
‒ Tussen 23:53:41 en 00:22:43 uur bevond de auto zich in Hilversum.
‒ Tussen 00:22:43 en 01:19:16 uur verplaatste de auto zich van Hilversum naar Hedel.
‒ Om 01:23:38 uur was de auto bij het adres [straat] 45 in Hedel. Aan Google Maps heeft het hof ontleend dat dit adres gelegen is op een afstand van 300 meter van de plaats van het misdrijf. Om 01:25:49 uur is een stop geregistreerd bij het adres [straat] 40 in Hedel en om 01:37:46 is beweging geregistreerd bij het adres [adres] in Ammerzoden. Aan Google Maps heeft het hof ontleend dat deze twee adressen gelegen zijn tussen het adres [straat] 45 in Hedel en de plaats van het misdrijf.
‒ Tussen 01.37 en 02.10 uur verplaatste de auto zich naar een tankstation aan de A2 bij Bruchem, waar een stop is geregistreerd tot 02.33 uur.
‒ Om 03:01:30 uur is een stop geregistreerd bij het adres [straat] 19 in Hedel. Om 03:03:48 uur is een stop geregistreerd bij het adres [adres] in Hedel. Aan Google Maps heeft het hof ontleend dat deze twee adressen hemelsbreed ongeveer honderd meter van elkaar verwijderd zijn en dat voor beide adressen geldt dat de afstand naar de plaats van het misdrijf ongeveer 200 meter is.
‒ De eerstvolgende registratie was om 03:11:17 uur bij het adres [adres] in Hedel. Het hof heeft aan Google Maps ontleend dat dit adres gelegen is op ongeveer een kilometer van de plaats van het misdrijf.
‒ Tussen 03.12 en 03.47 uur verplaatste de auto zich naar Hilversum.
Op camerabeelden van een tankstation aan de A2 bij Bruchem is het volgende te zien (telkens op 25 november 2020). Om 02.10 uur kwam een zilvergrijze Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] het parkeerterrein van het tankstation opgereden. De bijrijder stapte uit de auto en liep in de richting van de ingang van de shop en liep vervolgens de shop binnen. De bijrijder droeg een gele hoodie. Om 02.31 uur stapte de bestuurder uit de auto en liep in de richting van de ingang van de shop. De bestuurder droeg een blauwe jas met witte banden om de bovenarmen. De bestuurder liep de shop binnen. [29]
[naam 13] is de foto getoond van de persoon die als bijrijder in de auto zat, waarop [naam 13] heeft verklaard dat hij die persoon is. [naam 13] heeft verklaard dat hij met iemand naar Hedel is gereden omdat daar weer een pakketje naar een woning moest worden gegooid. Verder heeft [naam 13] verklaard dat zijn telefoon is gebruikt voor de navigatie naar Hedel. [30]
Met de telefoon die is aangetroffen bij de fouillering van [naam 13] [31] is op 26 november 2020 (gelet op de verklaring van [naam 13] alsmede het feitelijke tijdsverloop begrijpt het hof: 25 november 2020) om 00.42 uur in de applicatie Google Maps gezocht naar ‘ [adres 3] ’, waarna het adres [adres 3] in Hedel is geselecteerd. [32]
Een politieambtenaar heeft de camerabeelden van het tankstation bekeken en heeft de daarop zichtbare bestuurder (met een vest met witte strepen over de bovenarmen) herkend als [verdachte] . [33]
[verdachte] heeft over het incident in Hedel verklaard dat hij één persoon een lift heeft gegeven en dat hij daar een geldbedrag voor heeft ontvangen. Hij is die avond twee keer in Hedel geweest. Tussendoor zijn ze bij een tankstation geweest. [34]
Eindconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [verdachte] en [naam 13] tezamen en in vereniging een ontploffing teweeg hebben gebracht op het adres [adres 3] in Hedel. [verdachte] heeft de auto bestuurd waarin het tweetal naar de plaats van het misdrijf is gereden. Voorafgaand aan het teweegbrengen van de ontploffing heeft een verkenning plaatsgevonden van de (omgeving van de) plaats van het misdrijf, wat het hof afleidt uit de aanwezigheid van de auto van [verdachte] op niet meer dan enkele honderden meters van de plaats van het misdrijf tussen 01.23 en 01.37 uur. Daarnaast heeft verdachte ook bij deze aanslag gewacht in de auto teneinde de vlucht voor zijn mededader mogelijk te maken. Gelet op de onderlinge afstemming die uit dit handelen volgt, waaronder ook hier het gezamenlijk van tevoren verkennen van de omgeving, is het hof van oordeel dat er ook hier sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Het hof stelt vast dat het explosief door de ruit in de voorgevel bij de linker voorkamer is gegooid en dat het explosief daarna in die linker voorkamer tot ontploffing is gekomen. Dit leidt het hof in het bijzonder af uit de volgende onderzoeksresultaten, bezien in onderlinge samenhang. Ten eerste heeft [benadeelde partij 7] voorafgaand aan de ‘enorme klap’ glasgerinkel gehoord. Ten tweede zijn in de voortuin van de woning glasdelen zonder roetafzetting aangetroffen op een afstand van 23 meter van de woning. Naar het oordeel van het hof duiden deze bevindingen op een gang van zaken waarbij eerst het explosief door de ruit in de woning is gegooid en vervolgens dat explosief in de woning tot ontploffing is gekomen, waarbij die ontploffing ervoor heeft gezorgd dat glas dat nog in de gevel zat bij de woning vandaan de voortuin in is geblazen.
Het hof is van oordeel dat:
‒ door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren en
‒ het teweegbrengen van de ontploffing moet worden aangemerkt als een poging tot moord.
Ter onderbouwing van deze oordelen overweegt het hof het volgende.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in de woning
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, want de ontploffing heeft geleid tot een woningbrand, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan waarin de bewoners geen andere mogelijkheid zagen dan de woning te verlaten via een raamopening op de eerste verdieping. Aan de wetenschap van verdachte over het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk dat volgens verdachte geplaatst zou worden bij de voordeur van een woning verbindt het hof de conclusie dat het voor verdachte ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
Vrijspraak van feit 3
Daarnaast is het hof van oordeel dat door de ontploffing in de woning een aanmerkelijke kans is ontstaan op het overlijden van de twee personen die in de woning aanwezig waren. De ontploffing heeft geleid tot een woningbrand, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan waarin de bewoners geen andere mogelijkheid zagen dan de woning te verlaten via een raamopening op de eerste verdieping. Naar het oordeel van het hof is het ook algemeen bekend dat een ontploffing van een krachtig explosief binnen in een woning – zoals eerder opgemerkt: vanwege de specifieke combinatie van een uitzonderlijk grote gevaarzetting en de veelal volstrekte onvoorspelbaarheid van de precieze situatie in de woning op het moment van en direct na de ontploffing – gepaard gaat met de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat dit leidt tot de dood van de personen die tijdens die ontploffing in de woning aanwezig zijn. Op basis van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat (het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat) de persoon die het explosief in de woning tot ontploffing heeft laten komen (hierna: de uitvoerder) zich ervan bewust is geweest dat die ontploffing zou leiden tot een aanmerkelijke kans op het overlijden van de personen die (mogelijk) in die woning aanwezig waren. Verder is het hof van oordeel dat de gedraging van de uitvoerder, het gooien van een krachtig explosief tegen de woningruit met de kennelijke bedoeling het explosief in de woning tot ontploffing te laten komen, zozeer gericht was op het veroorzaken van het overlijden van de personen in die woning, dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat de uitvoerder de aanmerkelijke kans op het overlijden van die personen bewust heeft aanvaard.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof van oordeel is dat de onderhavige woningaanslag moet worden aangemerkt als een poging tot moord, begaan tegen de personen die op dat moment in die woning aanwezig waren. Het hof acht namelijk ook bewezen dat is gehandeld met voorbedachte raad. De pleger is vanuit de omgeving van Hilversum met een explosief naar de vooraf vastgestelde plaats van het misdrijf gegaan om daar een explosief in een woning tot ontploffing te laten komen. Deze gang van zaken getuigt van een planmatige aanpak. Het hof leidt daaruit af dat de pleger zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit om een explosief in een woning tot ontploffing te laten komen. Die persoon heeft dus de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap te geven.
Anders dan de advocaten-generaal en met de verdediging, acht het hof het echter niet zonder meer onaannemelijk dat aan verdachte, zoals door hem is verklaard, was verteld dat het explosief zou worden neergelegd bij de voordeur van de woning. Verdachte had in dat geval geen wetenschap van het feit dat de explosief door een ruit zou worden gegooid met de bedoeling het explosief in de woning tot ontploffing te laten komen. Dat verdachte ook zonder die wetenschap een aanmerkelijke kans op het overlijden van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de personen in die woning bewust moet hebben aanvaard, kan naar het oordeel van het hof niet bewezen worden. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van een poging tot moord/zware mishandeling (feit 3 primair onder parketnummer 05/780072-20) alsmede het medeplegen van een poging doodslag (feit 3 subsidiair onder parketnummer 05/780072-20).
2.3.4. 13-17
13-17 december 2020: verijdelde aanslag in Hilversum, [straat 2] (05/780033-21, feit 1)
De auto van verdachte (een Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] ) was voorzien van apparatuur voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC). Op 16 december 2020 voerden [verdachte] en [naam 13] in die auto met elkaar een gesprek dat hieronder gedeeltelijk is weergegeven. [35]
Vanaf 00.36 uur
[verdachte]
:
Waar is die oso precies
[naam 13]
:
[onverstaanbaar] Den Dolder
[verdachte]
:
Nee, die die die boemba
[naam 13]
:
ooh wacht [straat 2]
(...)
[verdachte]
:
ja ja ik weet precies, je moet dat hele straatje gaan uitrennen man
[naam 13]
:
ja de [straat 2] ga ik helemaal uitrennen
[verdachte]
:
ik ga ff bedenken waar ik ga staan, waar geen cammies (fon) staan man
(...)
ik zat ff na te denken waar ik ga staan. [straat 2] . Je blijft gewoon de weg ja toch dan die straatje daarna.
Wah zo zodie [straat] , zo heet dat toch daar achter?
[naam 13]
:
jaja
[verdachte]
:
(...) anders sowieso heet, daar zijn sowieso oso’s met camera’s, je weet toch
[naam 13]
:
daarom dacht ik gelijk bij de [straat] daar laatste (...) soort van straatje gelijk in.
Daar sta jij
[verdachte]
:
[onverstaanbaar]straat
[naam 13]
:
één van die straten, ik weet niet meer
[verdachte]
:
naar de [straat] [het hof begrijpt: [straat] ], ja
[naam 13]
:
kijk als je de [straat] [fonetisch] uitrijdt, naar links en dan rechts, daar heb je een straatje (...)
geen oso geen cammie
[verdachte]
:
kijk ik weet als ik gewoon geparkeerd sta, kijk ze gaan sowieso kijken weet je wat je het beste kan doen, je kan vanaf daar naar de [straat] (...) wist je dat? (...)
[naam 13]
:
ooh die uh die fietspadje bedoel je?
[verdachte]
:
juistem (...). Eigenlijk zat ik te denken kom ga fiets ergens pakken, fiets je dat kleine stukje. Snap je wat ik bedoel
[naam 13]
:
ja maar ik dacht van dat we gelijk doen. (...)
jij rijdt [straat] uit (...) en uiteindelijk rijden we gewoon de snelweg op en gaan we naar Amersfoort
Vanaf 01:03:40 uur
[naam 13]
:
ik moet het vanavond doen gast
Vanaf 01:04:51 uur
[verdachte]
:
kan je niet met papier verlengen? Want die lont is gevoelig toch?
[naam 13]
:
ja maar als ik m gooi
Vanaf 01:05:11 uur
[verdachte]
:
wol, je moet wol hebben, wol, iets wat langzaam brand en niet uitgaat
[naam 13]
:
ja man als je die door de raam heen gooit (...) afgaat (...)
[verdachte]
:
als je m door die raam heen gooit kan het ook zijn (...) knalt
Vanaf 01:06:03 uur
[verdachte]
:
(...) Kijk als jij hier rent (...)
ik zal je laten zien, kijk als jij de [straat] [het hof begrijpt: [straat] ] pakt, is letterlijk twee-/driehonderd meter
(...)
[naam 13]
:
zodra die bakkie is gegooid en shell er in zit dan moet je eigenlijk al weg zijn, dan moet je al in de auto zitten
[verdachte]
:
weet ik weet ik, maar je moet zo zien he die straat is sowieso fucked up voor mij. Je moet zo zien he het is onze eigen stad he bro, ik rij met deze auto gewoon in de buurt snap je
Vanaf 01:15:42 uur
[naam 13]
:
die grote straten worden heet
[verdachte]
:
ja daarom, daarom wil ik.. dit is 1 minuut rijden snap je
[naam 13]
:
want kijk, de politie komt sowieso gaat sowieso via [straat] want dat is het makkelijkste voor hun, hun willen sowieso gelijk deze zone gewoon gelijk rond hebben dat als wij uitrijden, dan komen we tegemoet
Vanaf 01:27:18 uur
[naam 13]
:
[straat 2] 4, oke 450 meter ja
(...)
[verdachte]
:
ik ga nu die [straat] laten zien
[naam 13]
:
bro stil alsjeblieft, dat is 500 meter zelfs, ik heb je nog gegund met 50 meter he
[verdachte]
:
oooh wat erg 50 meter meer rennen
(...)
[naam 13]
:
oke [straat 2] , hier wacht kijk [straat 2] 4 [straat]
Vanaf 01:28:32 uur
[naam 13]
:
ik moet me nog omkleden daarna nog en die spullen pakken
[verdachte]
:
heb je dat allemaal nog niet gepakt
[naam 13]
:
waarom ga ik dat nu meenemen als we gaan verkennen?
(...)
[naam 13] vraagt of hij nu wil doen.
[verdachte] zegt: ja nu.
[naam 13] zegt: waarom niet om twee, drie dat is het minst heet
Vanaf 01:33:25 uur
(...)
[naam 13]
:
we kunnen ook net zo goed morgen gaan als jij beter vindt, zeg maar
Zeg maar nu of morgen
[verdachte]
:
beter morgen
Uit peilbakengegevens blijkt dat de auto van verdachte (Renault Clio, kenteken [kenteken 8] ) op 16 december 2020 tussen 00.00 en 02.00 uur in de directe omgeving van de [straat 2] in Hilversum is geweest en een aantal keren is gestopt vlakbij de [straat 2] . [36]
Met de telefoon die is aangetroffen bij de fouillering van [naam 13] [37] is op 16 december 2020 om 01.28 uur in de applicatie Google Maps gezocht naar ‘ [straat 2] 4’, waarna het adres [straat 2] 4 in Hilversum is geselecteerd. [38]
[verdachte] is aangehouden op 17 december 2020 om 21.39 uur. [39] [naam 13] is aangehouden op 17 december 2020 om 22.14 uur. [naam 13] was toen woonachtig in Hilversum. [40] Bij de doorzoeking van de slaapkamer van [naam 13] , direct na zijn aanhouding, zijn twee mortierbommen aangetroffen. [41]
[naam 13] is op 15 november 2021 als getuige verhoord bij de rechter-commissaris, onder meer over een incident in Hilversum. In dat verband heeft [naam 13] de vraag of daar iets gepland was met een vuurwerkbom beantwoord met ‘ja’. [42]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruikmaakte van telefoonnummer [telefoonnummer 12] ( [telefoonnummer 12] ). [43] Op 8 december 2020 om 18.56 uur zocht [medeverdachte 1] op zijn telefoon in de applicatie ‘Kaarten’ naar ‘ [straat 2] Hilversum’. [44]
Eindconclusies
Bij de interpretatie van de weergegeven gespreksfragmenten en de overige genoemde bevindingen heeft het hof in aanmerking genomen dat [naam 13] en [verdachte] een aantal weken vóór 16 december 2020 samen twee woningaanslagen hebben gepleegd (op 23 november 2020 in Kerkdriel en op 25 november 2020 in Hedel) die erop gericht waren een explosief in een woning tot ontploffing te laten komen. Daarbij zijn zij beide keren naar de plaats van het misdrijf gereden in de auto van [verdachte] , zijnde een Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] .
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [naam 13] en [verdachte] van plan waren een woningaanslag te plegen aan de [straat 2] in Hilversum. Op 16 december 2020 waren zij tussen 00.36 en 01.34 uur nabij de plaats van het (beoogde) misdrijf voor een verkenning van de situatie ter plaatse. Zij spraken onder meer over de [straat] , de [straat] en het [straat] . Aan Google Maps heeft het hof ontleend dat straten met die namen gelegen zijn op een afstand van hemelsbreed minder dan 500 meter van de [straat 2] in Hilversum. [naam 13] en [verdachte] bespraken de mogelijkheid om de aanslag ‘nu’ te plegen of ‘om twee, drie’ (het hof begrijpt: rond 02.00 en 03.00 uur), maar besluiten uiteindelijk om de aanslag uit te stellen tot ‘morgen’ (het hof begrijpt: 17 december 2020). Wat betreft de wijze van uitvoering was het de bedoeling dat een baksteen (‘bakkie’) door een woningraam zou worden gegooid en dat daarna een mortierbom (‘shell’) in de woning zou worden gegooid. Het hof leidt hieruit af dat het de bedoeling was dat de mortierbom ín de woning tot ontploffing zou komen. Met het oog op de aanslag had [naam 13] mortierbommen in zijn slaapkamer liggen. Verder was het de bedoeling dat [verdachte] zou optreden als chauffeur en daarvoor gebruik zou maken van zijn Renault Clio met het kenteken [kenteken 8] . Dit laatste leidt het hof af uit de omstandigheid dat zowel bij de aanslagen van 23 en 25 november 2020 als bij de verkenning op 16 december 2020 gebruik is gemaakt van die auto en dat niets erop wijst dat bij de aanslag op 17 december 2020 een andere auto zou worden gebruikt. De aanslag is voorkomen doordat [naam 13] en [verdachte] op 17 december 2020 zijn aangehouden.
Verder concludeert het hof dat de bedoeling was dat de aanslag aan de [straat 2] in Hilversum zou plaatsvinden op perceel 6 (dus op het adres [huisnummer D] in Hilversum), ondanks dat [naam 13] in Google Maps het adres [straat 2] 4 had geselecteerd. Op het adres [huisnummer D] woonde namelijk een dochter van [slachtoffer 1] (zijnde een directeur van [fruitbedrijf] ), [45] terwijl [naam 13] en [verdachte] op 23 en 25 november 2020 hadden deelgenomen aan het plegen van aanslagen op adressen die voorkomen op de personeelslijst van [fruitbedrijf] waarover [medeverdachte 1] beschikte. Van het adres [straat 2] 4 in Hilversum is niet gebleken dat er een verband is met [slachtoffer 1] . Gelet op het verband tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aanslagen gericht tegen medewerkers (en hun familieleden) van de [fruitbedrijf] , acht het hof ook het feit dat [medeverdachte 1] op 8 december 2020 op zijn telefoon op [straat 2] Hilversum zocht, reden om ervan uit te gaan dat het de bedoeling was dat de aanslag zou plaatsvinden bij de woning van de dochter van [slachtoffer 1] , derhalve aan de [huisnummer D] in Hilversum. Hierbij betrekt het hof tot slot ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof waaruit volgt dat hij bekent bij de voorbereiding van dit ten laste gelegde feit betrokken te zijn geweest.
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat [naam 13] en [verdachte] tezamen en in vereniging bezig waren met het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing in een woning aan de [huisnummer D] in Hilversum. Met het oog op die aanslag had [naam 13] een mortierbom in zijn slaapkamer liggen, en [verdachte] beschikte over een auto die bestemd was tot het plegen van de aanslag. Gelet op de bedoeling van [naam 13] en [verdachte] om in de woning een mortierbom tot ontploffing te brengen, is het hof van oordeel dat door die ontploffing niet alleen gemeen gevaar voor goederen te duchten zou zijn geweest, maar dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing ook levensgevaar te duchten zou zijn geweest voor de aanwezigen in die woning tijdens de ontploffing. Door de verdediging zijn over dit feit ook geen verweren gevoerd.

3.Bewezenverklaring

Door de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 05/780033-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05/780072-20:
2.
hij
in of omstreeks de nacht van 22op 23 november 2020 te Kerkdriel,
gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning ( [huisnummer B] ) door
‒ (
(een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen en/of
‒ ( naar die woning te rijden en/of
‒ ( de lont van
die/dateenzwa
(a
)r
(e)explosieve stof
(fen)aan te steken
, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)en/of vervolgens
‒ (
die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken
/brandendeexplosieve stof
(fen) met krachttegen een (slaapkamer)raam van die woning (perceel [huisnummer B] ) te gooien,
waarbij
dat/die explosieve stof
(fen) nabij/onder dat (slaapkamer)raam tot ontploffing is gekomen, ten gevolge waarvan het
(buitenste
) (thermopane)(slaapkamer)raam van die woning
en/of een autois vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [benadeelde partij 4] en
/of[benadeelde partij 5]
, in elk geval levensgevaar voor voor een ander of anderenen
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 4] en
/ofdie [benadeelde partij 5]
, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
4.
hij
in of omstreeks de nacht van 24op 25 november 2020 te Hedel,
gemeente Maasdrieltezamen en in vereniging met een
of meerander
enopzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
en/of brand heeft gestichtin een woning (
boerderij,perceel [adres 3] ) immers heeft
/hebbenverdachte en
/ofzijn mededader
(s)toen en daar opzettelijk
(een
)explosieve
en/of brandbarestof
fen en/of brandversnellende middel(en)aangestoken en/of deze
vervolgensgegooid door
/tegen ((een
)ra
(a
)m
(en)van
)die woning,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare en/of explosieve stof(fen),ten gevolge waarvan die woning
(boerderij) en/of een schuur/stal geheel of gedeeltelijkis
/zijnverbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning, te weten [benadeelde partij 6] en
/of[benadeelde partij 7] te duchten was;
Zaak met parketnummer 05/780033-21 (gevoegd):1.
hij in
of omstreeksde periode van 13 december 2020 tot en met 17 december 2020 te Hilversum
en/of Bussum en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleenter voorbereiding van een
of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing
en/of opzettelijke brandstichtingin een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen en
/ofmet levensgevaar voor de bewoner(s)
en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten
opzettelijk
‒ (
(een) gegevensdrager(s) met het adres [straat 2] (6) te Hilversum erop en/of
‒ ( een auto (Renault Clio, gekentekend [kenteken 8] , op naam en in gebruik bij verdachte) en
/of
‒ (
twee/een
(vuurwerk)shell(s)/mortierbom
(men)(na de aanhouding van medeverdachte [naam 13] op 17 december 2020 aangetroffen in diens slaapkamer)
en/of
een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers,bestemd tot het begaan van
die/dat
misdrijven/misdrijf
, hebben/heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/ofvoorhanden
hebben/heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780033-21 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

6.Oplegging van straf

Straf opgelegd door de rechtbank
De rechtbank Gelderland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf onder meer rekening te houden met het volgende. Verdachte heeft een volledig bekennende verklaring afgelegd en heeft in hoger beroep geen uitgebreide verweren gevoerd. Hij heeft een persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt waardoor hij openheid van zaken wil geven. Verdachte is een jonge, kwetsbare, verdachte met een zware jeugd in een moeilijke thuissituatie. Tijdens zijn detentie heeft hij nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor zichzelf en voor de slachtoffers en heeft hij hulp gezocht. Ook heeft verdachte zijn VMBO-diploma en andere cursussen en diploma’s gehaald. Verdachte is een modelgevangene en is ‘koster’, hetgeen betekent dat hij wordt vertrouwd door het afdelingshoofd en de directeur. Hij gaat al enige tijd af en toe met verlof om zijn moeder te verzorgen. Daarnaast is verdachte als enige van de verdachten in deze zaak, op eigen initiatief, met de slachtoffers in gesprek gegaan. Tot slot is door de verdediging bepleit dat gekeken moet worden naar de andere straffen die door de rechtbank in het onderzoek Panter zijn opgelegd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de gepleegde misdrijven en de omstandigheden waaronder die misdrijven zijn begaan. Verder heeft het hof onder meer gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van enkele dagen schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee zeer heftige aanslagen met zware vuurwerkbommen op woningen van (voormalig) medewerkers van [fruitbedrijf] . Bij één aanslag ging een vuurwerkbom bijna door de ruit van de slaapkamer waar de bewoners lagen te slapen en bij de tweede aanslag brandde de woning volledig af. De bewoners moesten vanaf de eerste verdieping uit het raam springen om het er levend vanaf te kunnen brengen.
Verdachte is vervolgens verder gegaan met het voorbereiden van een nieuwe aanslag. Opnieuw moest een aanslag met een zware vuurwerkbom op een woning plaatsvinden, waarbij de vuurwerkbom naar binnen moest worden gegooid. De verijdelde aanslag, op het adres van een dochter van [slachtoffer 1] , is enkel voorkomen door vroegtijdig ingrijpen van de politie. Dat er mensen zouden kunnen komen te overlijden door het plegen van dit soort aanslagen kon verdachte ten tijde van het tenlastegelegde kennelijk niet deren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten die verband houden met de langdurige poging tot afpersing van (de directie van) het bedrijf [fruitbedrijf] . In de regio waarin de woningaanslagen plaatsvonden, de Bommelerwaard en omliggende plaatsen, hebben die aanslagen gezorgd voor veel angst bij een grote groep mensen. De meeste aanslagen vonden plaats op adressen die voorkomen op een personeelslijst met honderden adressen van (voormalige) werknemers van [fruitbedrijf] . Daardoor was iedereen die woonde op een adres dat voorkomt op de personeelslijst een potentieel doelwit van een eventuele volgende aanslag. De aanslag van 25 november 2020 op de gebroeders [benadeelde partijen 6 en 7] is tekenend geworden voor de ernst van de aanslagen. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan dit grote gevoel van onveiligheid.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor het plegen van misdrijven is veroordeeld zodat dat niet strafverhogend werkt.
Het hof houdt verder in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven, met de ter terechtzitting van het hof geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd, en met het feit dat hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden heeft gehouden.
Geen overschrijding van de redelijke termijn
Het hof heeft beoordeeld of de strafzaak tegen verdachte is behandeld binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en onderbouwt dit oordeel als volgt.
Het hof stelt voorop dat het antwoord op de vraag welke behandelduur redelijk is, onder meer afhankelijk is van de ingewikkeldheid van de zaak (bijvoorbeeld het gegeven dat de zaak gelijktijdig wordt behandeld met strafzaken tegen medeverdachten of met andere strafzaken tegen verdachte), de invloed van verdachte op het procesverloop en op de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Daarbij is het uitgangspunt dat een strafzaak tegen een verdachte in voorlopige hechtenis binnen zestien maanden wordt afgedaan, maar bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat daarvan wordt afgeweken.
‒ Eerste aanleg
De redelijke termijn is aangevangen op 18 december 2020, door de inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling van de zaak in eerste aanleg is afgerond op 7 april 2022, zijnde de datum waarop de rechtbank het vonnis waarvan beroep wees. Hieruit blijkt dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet langer heeft geduurd dan zestien maanden.
‒ Hoger beroep
In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen op 7 april 2022, door het instellen van hoger beroep door verdachte. Dit arrest wordt gewezen op 4 april 2025, wat meebrengt dat de behandeling van de zaak in hoger beroep bijna drie jaar heeft geduurd. Naar het oordeel van het hof is dit niet onredelijk lang, als in aanmerking wordt genomen dat de strafzaak tegen verdachte in hoger beroep deel uitmaakt van een cluster van twaalf strafzaken en dat voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak een regiefase heeft plaatsgevonden waarin op verschillende momenten nader onderzoek is verricht.
De strafoplegging
Gelet op de ernst en achtergrond van de feiten acht het hof enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend. Het hof heeft bij het bepalen van de duur in aanmerking genomen dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en dat hij er in detentie alles aan doet om te werken aan zijn toekomst. Daarnaast is hij op eigen initiatief een mediationtraject gestart met enkele van de slachtoffers.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in deze zaak passend en geboden is. Het hof overweegt hierbij dat deze straf lager is dan de door de advocaten-generaal geëiste straf, maar die straf is gebaseerd op een gevorderde bewezenverklaring van twee pogingen tot moord.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

Gelet op de samenhang van de vorderingen van benadeelde partijen die in dezelfde woning wonen, worden die vorderingen hieronder gezamenlijk beoordeeld. Maar het hof zal, anders dan de rechtbank en op verzoek van een advocaat van verschillende benadeelde partijen, ter voorkoming van mogelijke executieproblemen, de vorderingen in
de beslissingper persoon toewijzen en niet gezamenlijk.
7.1.
Vordering [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5]
Mevrouw [benadeelde partij 4] en de heer [benadeelde partij 5] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het onder parketnummer 05/780072-20 feit 2 (Panter 1) tenlastegelegde. Zij vorderen € 7.500,- per persoon aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en hebben verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.500,- per benadeelde. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van het hof
Kader toewijzing immateriële schade (smartengeld)
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft drie categorieën waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding, namelijk (a) indien verdachte het oogmerk had de schade toe te brengen, (b) indien sprake is van aantasting in de persoon of (c) indien sprake is van aantasting van de nagedachtenis van een overledene. Onder sub b vallen drie verschijningsvormen: (1) lichamelijk letsel, (2) aantasting van eer en goede naam en (3) aantasting in de persoon op andere wijze. Onder aantasting in de persoon op andere wijze valt in ieder geval geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Om van geestelijk letsel te kunnen spreken is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van een dergelijke aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. Ook hier zal degene die zich hierop beroept in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De enkele schending van een recht is daartoe niet voldoende.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is
besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde
schade hebben geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de bewezen verklaarde feiten zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij ontdekten dat er nabij hun woning een flinke ontploffing had plaatsgevonden. De benadeelden wisten dat zij op een lijst van werknemers van [fruitbedrijf] stonden. Dat zij hierdoor slachtoffer zouden kunnen worden van een aanslag was hen bekend en heeft voor veel angst gezorgd, zeker toen deze kans werkelijkheid werd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel angst, gevoelens van onveiligheid en onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, ook in onderling verband en samenhang bezien met de andere door het hof toegewezen vorderingen in de zaken uit onderzoek Panter. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen.
Verdachte is vanaf 23 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
7.2.
Vordering [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]
De heren [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het onder parketnummer 05/780072-20 feit 4 (Panter 1) tenlastegelegde. Zij vorderen € 40.940,88 respectievelijk
€ 43.882,38 aan materiële schade en € 25.000,- per persoon aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en hebben verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep in het geheel toegewezen. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Het hof overweegt dat de schadeposten die zien op de materiële schade niet (voldoende) zijn betwist. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Daarom is het hof van oordeel dat de vorderingen voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 40.940,88 en € 43.882,38 kunnen worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is
besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde
schade hebben geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de bewezen verklaarde feiten zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing, waarna hun huis in brand kwam te staan. Zij moesten allebei van de eerste verdieping uit het raam springen om te voorkomen dat zij levend zouden verbranden. De woning is uiteindelijk
- met alle bezittingen en jeugdherinneringen van de benadeelden die in de woning lagen - volledig afgebrand. De benadeelden hebben letterlijk alles wat zij hadden verloren. Zij hebben door de aanslag en de gevolgen daarvan psychische klachten overgehouden en hebben zich onder psychologische c.q. traumabegeleiding gesteld, EMDR-therapie gevolgd en zij krijgen vanwege resterende spanningsklachten en concentratiestoornissen nog steeds begeleiding. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, ook in onderling verband en samenhang bezien met de andere door het hof toegewezen vorderingen in de zaken uit onderzoek Panter. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 25.000,- per benadeelde vaststellen.
Verdachte is vanaf 25 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de heren [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] kosten hebben gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van de proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Daarin wordt bij vorderingen boven de € 25.000,- het ‘Liquidatietarief Rechtbanken en Gerechtshoven’ gehanteerd. Het hof ziet in onderhavig geval geen reden om af te wijken van het liquidatietarief.
Proceskosten eerste aanleg
Voor de rechtsgang in eerste aanleg zal het hof - net als de rechtbank - uitgaan van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (geldend per 1 februari 2021 tot 1 februari 2023). Gelet op de datum van het vonnis (27 september 2022) en de hoogte van de toe te wijzen vordering bedraagt de vergoeding vanaf 1 februari 2021 € 1.114,- per punt
(tarief IV). In totaal worden 3,5 punt toegekend voor het instellen van de vordering en de toelichting daarvan ter terechtzitting. Dit betekent dat de proceskostenvergoeding voor de eerste aanleg kan worden begroot op € 3.899,- per benadeelde.
Proceskosten hoger beroep
Voor de rechtsgang in hoger beroep zal het hof uitgaan van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (geldend per 1 februari 2024), omdat deze nieuwe tarieven gelden voor procedures bij de gerechtshoven in alle zaken waarin de kostenveroordeling wordt uitgesproken na de invoeringsdatum van de nieuwe tarieven. Dit geldt ook voor lopende zaken voorafgaand aan 1 februari 2024. Gelet op de datum van het arrest (4 april 2025) en de hoogte van de toe te wijzen vordering bedraagt de vergoeding vanaf 1 februari 2024
€ 1.214,- per punt (tarief IV). In totaal worden 2 punten toegekend voor het toelichten van de vordering ter terechtzitting, omdat voor de inhoudelijke behandeling een uitgebreidere behandeltijd is uitgetrokken. Dit betekent dat de proceskostenvergoeding voor het hoger beroep kan worden begroot op € 2.428,- per benadeelde.
Op basis van het voorgaande zou een bedrag van € 3.899,- (eerste aanleg) plus een bedrag van € 2.428,- (hoger beroep) aan proceskosten moeten worden toegekend. Het hof zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. De proceskosten, die ten laste van verdachte zullen worden gebracht, worden daarom tot op heden begroot op € 6.327,- per benadeelde.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 1 primair, 1 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 05/780033-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 05/780033-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
23 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
23 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 68.882,38 (achtenzestigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 43.882,38 (drieënveertigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
6.327,00 (zesduizend driehonderdzevenentwintig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20
onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 68.882,38 (achtenzestigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 43.882,38 (drieënveertigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 168 (honderdachtenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 65.940,88 (vijfenzestigduizend negenhonderdveertig euro en achtentachtig cent) bestaande uit € 40.940,88 (veertigduizend negenhonderdveertig euro en achtentachtig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
6.327,00 (zesduizend driehonderdzevenentwintig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780072-20 onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 65.940,88 (vijfenzestigduizend negenhonderdveertig euro en achtentachtig cent) bestaande uit € 40.940,88 (veertigduizend negenhonderdveertig euro en achtentachtig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 161 (honderdeenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 november 2020.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman en mr. D. van der Geld, griffiers,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: de tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 05/780072-20:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
na kalm beraad en rustig overleg
‒ een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp heeft/hebben bevestigd en/of
‒ naar de woning van die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] ( [huisnummer B] ) is/zijn gereden en/of
‒ de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
‒ die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] op dat moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5]
opzettelijk van het leven te beroven
‒ een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp heeft/hebben bevestigd en/of
‒ naar de woning van die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] ( [huisnummer B] ) is/zijn gereden en/of
‒ de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
‒ die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] op dat moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [huisnummer B] ) door
‒ ( (een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen en/of
‒ ( naar die woning te rijden en/of
‒ ( de lont van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen) en/of vervolgens
‒ ( die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een (slaapkamer)raam van die woning (perceel [huisnummer B] ) te gooien, waarbij dat/die explosieve stof(fen) nabij/onder dat (slaapkamer)raam tot ontploffing is gekomen,
ten gevolge waarvan het (buitenste) (thermopane)(slaapkamer)raam van die woning en/of een auto is vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , in elk geval levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 5] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3. primair
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020 te Hedel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
‒ naar de woning van die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] ( [adres 3] ) is/zijn gereden en/of
‒ de lont(en) van zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of (een) brandbare stof(fen) en/of (een) brandversnellende middel(en) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
‒ die/dat aangestoken/brandende stof(fen) met kracht door een of meer ra(a)m(en) van die woning, waar die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] op dat moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020 te Hedel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7]
opzettelijk van het leven te beroven
‒ naar de woning van die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] ( [adres 3] ) is/zijn gereden en/of
‒ de lont(en) van zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of (een) brandbare stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
‒ die/dat aangestoken/brandende stof(fen) met kracht door een of meer ra(a)m(en) van die woning, waar die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] op dat moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020 te Hedel, gemeente Maasdriel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht in een woning (boerderij, perceel [adres 3] )
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
opzettelijk
(een) explosieve en/of brandbare stoffen en/of brandversnellende middel(en)aangestoken en/of
deze vervolgens gegooid door/tegen ((een) ra(a)m(en) van) die woning, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare en/of explosieve stof(fen),
ten gevolge waarvan die woning (boerderij) en/of een schuur/stal geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning, te weten [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] te duchten was;
In de zaak met parketnummer 05/780033-21 (gevoegd):
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en met 17 december 2020 te Hilversum en/of Bussum en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of opzettelijke brandstichting in een woning (perceel [huisnummer D] te Hilversum) met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten
opzettelijk
‒ ( (een) gegevensdrager(s) met het adres [straat 2] (6) te Hilversum erop en/of
‒ ( een auto (Renault Clio, gekentekend [kenteken 8] , op naam en in gebruik bij verdachte) en/of
‒ ( twee/een (vuurwerk)shell(s)/mortierbom(men) (na de aanhouding van medeverdachte [naam 13] op 17 december 2020 aangetroffen in diens slaapkamer) en/of
een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers, bestemd tot het begaan van die/dat misdrijven/misdrijf, hebben/heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden hebben/heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Panter 1’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met het BHV zaaknummer PL0600-2020599668. Het dossier bestaat uit acht mappen en is gesloten op 27 mei 2021. Daarna zijn negen aanvullingen aan het dossier toegevoegd.
2.Proces-verbaal algemeen dossier onderzoek Panter, p. 17-18 (Panter 1, map 1).
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1941 (Panter 1, map 6).
4.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 933 (Panter 1, map 3).
5.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 942 (Panter 1, map 3).
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof op 12 november 2024.
7.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 4] , p. 6 (Panter 1, map 2).
8.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden, p. 118 (Panter 1, map 2).
9.In het proces-verbaal staat dat de verbalisant een en ander vernam van aangeefster [benadeelde partij 4] , maar het hof begrijpt dat het een verschrijving betreft omdat naar de persoon in kwestie wordt verwezen met ‘hij’ en uit de aangifte blijkt dat het bonkgeluid is waargenomen door de partner van de aangeefster.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1103-1105 (Panter 1, map 4).
11.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Kerkdriel, p. 40 (Panter 1, map 8).
12.Rapport bakenlocaties, p. 173-176 en 184-185 (Panter 1, map 2).
13.Proces-verbaal bevindingen, p. 215-218 (Panter 1, map 2).
14.Rapport bakenlocaties, p. 184 (Panter 1, map 2).
15.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden, p. 122-123 (Panter 1, map 2).
16.Proces-verbaal bevindingen, p. 127 (Panter 1, map 2).
17.Proces-verbaal bevindingen, p. 568 (Panter 1, map 3)
18.Proces-verbaal, p. 919 (Panter 1, map 3).
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 1463-1464 (Panter 1, map 5).
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 13] , p. 2212-2221 (Panter 1, 1e aanvullende stukken).
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 14] , p. 2601, 2605 en 2608-2609 (Panter 1, 9e aanvullende stukken).
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1083 (Panter 1, map 4).
23.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 6] , p. 9 (Panter 1, map 2); proces-verbaal verhoor slachtoffer [benadeelde partij 6] , p. 12 (Panter 1, map 2).
24.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 7] , p. 14 (Panter 1, map 2).
25.Geneeskundige verklaring huisarts [naam] , p. 454 (Panter 1, map 2).
26.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1085-1086 (Panter 1, map 4).
27.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Hedel, p. 61 (Panter 1, map 8).
28.Rapport bakenlocaties, p. 178-182 en 186-187 (Panter 1, map 2).
29.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden tankstation, p. 155-171 (Panter 1, map 2).
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 13] , p. 2212-2213 en 2224-2225 (Panter 1, 1e aanvullende stukken).
31.Proces-verbaal bevindingen, p. 568 (Panter 1, map 3)
32.Proces-verbaal, p. 919 (Panter 1, map 3).
33.Proces-verbaal fotobijlage, p. 152-154 (Panter 1, map 2).
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 1464 (Panter 1, map 5).
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 517-518 en 524-530 (Panter 1, map 3).
36.Proces-verbaal van bevindingen (locatiegegevens Renault Clio), p. 820 (Panter 1, map 3).
37.Proces-verbaal bevindingen, p. 568 (Panter 1, map 3)
38.Proces-verbaal, p. 919 (Panter 1, map 3).
39.Proces-verbaal aanhouding [verdachte] , p. 16 (Panter 1, map 7).
40.Proces-verbaal van aanhouding [naam 13] , p. 49 (Panter 1, map 7).
41.Proces-verbaal verijdelde aanslagen Hilversum, p. 86 (Panter 1, map 8).
42.Proces-verbaal getuigenverhoor [naam 13] , p. 7.
43.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1902 (Panter 1, map 6).
44.Proces-verbaal onderzoek aan iPhone 11, p. 459 (Panter 1, map 2).
45.Proces-verbaal verijdelde aanslagen Hilversum, p. 121 (Panter 1, map 8).