ECLI:NL:GHARL:2025:1967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
21-000208-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van dood door schuld door methadonpillen na onvoorzichtig handelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van dood door schuld in verband met het overlijden van twee mannen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die op 31 oktober 2021 overleden na het gebruik van pillen die methadon bevatten. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en het hof heeft deze vrijspraak bevestigd. Het hof oordeelde dat er te veel schakels waren tussen de aanmerkelijke onvoorzichtigheid van de verdachte en het gevolg van de dood van de slachtoffers, waardoor het gevolg niet voorzienbaar was en niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De verdachte had pillen in zijn woning, maar het hof kon niet vaststellen hoe deze pillen in het bezit van de slachtoffers zijn gekomen. De advocaat-generaal had betoogd dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door drugs en medicijnen zonder vergunning te verhandelen, maar het hof oordeelde dat de schuld van anderen de schuld van de verdachte niet opheft. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002080-23
Uitspraak d.d.: 2 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-150341-22 en 16-299682-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is bij akte beperkt tot de vrijspraken met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 16-150341-22. Gelet hierop zijn de beslissingen naar aanleiding van het overig ten laste gelegde niet aan het oordeel van het hof onderworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N. de Jager, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. C.H. Dijkstra, en de nabestaanden naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte -kort gezegd- vrijgesproken van feit 1, te weten dood door schuld/roekeloosheid, en van feit 2, inhoudende dat het aan zijn schuld te wijten is dat waren, schadelijk voor het leven of de gezondheid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld worden, zonder dat de verkoper of verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, terwijl het feit iemands dood ten gevolge had.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2021 te [plaats] , althans in Nederland, roekeloos, in elk geval grovelijk/zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of nalatig heeft gehandeld door
- in zijn (verdachtes) woning (onbevoegd en/of onrechtmatig) pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon te bewaren/voorhanden/aanwezig te hebben en/of
- deze pillen/tabletten te bewaren/voorhanden/aanwezig te hebben, terwijl deze niet verpakt/gedoseerd waren in (een) pillenstrip(s) en/of in (een) medicijndoosje(s) en/of in (een) medicijnpotje(s) en/of niet waren voorzien van (een) bijsluiter(s) en/of - deze pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon te bewaren/te leggen en/of voorhanden/aanwezig te hebben op (een) plaat(sen) die voor een ieder in die woning vrij toegankelijk was/waren en/of
- niet zelf in zijn (verdachtes) woning aanwezig te zijn op (een) moment(en) dat [getuige 1] pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam van verdachte wilde afnemen/hebben en/of [getuige 1] in zijn (verdachtes) woning kwam en/of
- (een) ander(e) perso(o)n(en), die (op de/het moment(en) dat [getuige 1] pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam van verdachte wilde afnemen/hebben) wel in de woning van verdachte aanwezig was/waren, (een of meerdere malen) de opdracht en/of toestemming en/of de gelegenheid te geven om (voor [getuige 1] ) pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam in die woning te pakken en/of aan [getuige 1] te verkopen en/of te overhandigen en/of uit te delen en/of af te leveren en/of
- (een of meerdere malen) [getuige 1] de toestemming en/of (daarbij) de gelegenheid te geven om tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) temazepam in/uit de woning van verdachte te pakken en/of af te nemen/aan te nemen/te kopen en/of
- (daarbij) niet te controleren welke tabletten/pillen er precies zijn gepakt en/of zijn overhandigd en/of zijn afgenomen en/of zijn aangenomen en/of zijn verkocht en/of zijn afgeleverd en/of zijn uitgedeeld en/of zijn verkregen,
- terwijl hij (verdachte) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon en de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam (qua kleur, vorm en afmetingen) op elkaar lijken en/of (een) ander(en) niet het verschil zou/zouden kunnen opmerken/zien, althans niet het onderscheid zou/zouden kunnen maken tussen de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon en pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam en/of (een) ander(en) de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon zou/zouden kunnen aanzien voor pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam en/of
- terwijl hij (verdachte) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het gebruik/het innemen van een of meerdere van deze pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon (voor de niet gewende gebruiker van methadon) ernstige gevaren voor de gezondheid kan opleveren en/of dodelijk kan zijn en
- waarna [getuige 1] meerdere van deze tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) methadon (afkomstig uit de woning van verdachte) ) in handen heeft gekregen en/of heeft gepakt en/of heeft gekocht en/of afgeleverd/uitgedeeld heeft gekregen (terwijl [getuige 1] in de veronderstelling was dat het pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam waren) en/of
- waarna [getuige 1] een of meerdere van deze tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) methadon heeft gegeven aan en/of ter beschikking heeft gesteld aan en/of heeft verkocht aan en/of heeft afgeleverd aan en/of heeft (uit)gedeeld aan/met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (tevens) in de veronderstelling was/waren dat het (een) pil(len)/tablet(ten) (bevattende de werkzame stof) temazepam, althans (een) slaaptablet(ten) waren/was) en
- waarna [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere van deze tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) methadon heeft/hebben gebruikt/ingenomen en
- waardoor het aan hem, verdachte, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vervolgens zodanig(e) letsel(s) (te weten (een) methadon-intoxicatie(s)) hebben bekomen, dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] aan de gevolgen daarvan is/zijn overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2021 te [plaats] , althans in Nederland, het aan verdachte zijn schuld te wijten is geweest dat een of meerdere malen pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon (in elk geval enige waren), welke pillen/tabletten(/waren) (telkens) voor het leven en/of de gezondheid schadelijk waren, - zijn verkocht en/of zijn afgeleverd en/of zijn uitgedeeld aan [getuige 1] en/of - zijn verkocht en/of zijn afgeleverd en/of zijn uitgedeeld aan [slachtoffer 1] en /of [slachtoffer 2] , zonder dat deze koper(s) en/of de verkrijger(s) met dat schadelijke karakter bekend was/waren, immers heeft verdachte roekeloos, in elk geval grovelijk, althans zeer onvoorzichtig, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of nalatig gehandeld door
- in zijn (verdachtes) woning (onbevoegd en/of onrechtmatig) pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon te bewaren/voorhanden te hebben/aanwezig te hebben en/of
- deze pillen/tabletten te bewaren/voorhanden/aanwezig te hebben terwijl deze niet verpakt/gedoseerd waren in (een) pillenstrip(s) en/of in (een) medicijndoosje(s) en/of in (een) medicijnpotje(s) en/of niet waren voorzien van (een) bijsluiter(s) en/of - deze pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon te bewaren/leggen en/of voorhanden/aanwezig te hebben op (een) plaat(sen) die voor een ieder in die woning vrij toegankelijk was/waren en/of
- niet zelf in zijn (verdachtes) woning aanwezig te zijn op (een) moment(en) dat [getuige 1] tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) temazepam van verdachte wilde afnemen/hebben en/of [getuige 1] in zijn (verdachtes) woning kwam en/of
- (een) ander(e) perso(o)n(en), die (op de/het moment(en) dat [getuige 1] tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) temazepam van verdachte wilde afnemen/hebben) wel in de woning van verdachte aanwezig was/waren, (een of meerdere malen) de opdracht en/of toestemming en/of de gelegenheid te geven om (voor [getuige 1] ) tabletten/pillen tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam in die woning te pakken en aan [getuige 1] te verkopen en/of te overhandigen en/of uit te delen en/of af te leveren en/of
- (een of meerdere malen) [getuige 1] de toestemming en/of (daarbij) de gelegenheid te geven om tabletten/pillen tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam in/uit de woning van verdachte te pakken en/of af te nemen/aan te nemen/te kopen en/of
- (daarbij) niet te controleren welke tabletten/pillen er precies zijn gepakt en/of zijn overhandigd en/of zijn afgenomen en/of zijn aangenomen en/of zijn verkocht en/of zijn afgeleverd en/of zijn uitgedeeld en/of zijn verkregen,
- terwijl hij (verdachte) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon en de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam (qua kleur, vorm en afmetingen) zeer op elkaar lijken en/of (een) ander(en) niet het verschil zou/zouden kunnen opmerken/zien, althans niet het onderscheid zou/zouden kunnen maken tussen de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon en pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam en/of (een) ander(en) de pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) methadon zou/zouden kunnen aanzien voor pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam en
- waarna [getuige 1] meerdere van deze tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) methadon (afkomstig uit de woning van verdachte) in handen heeft gekregen en/of heeft gepakt en/of heeft gekocht en/of afgeleverd/uitgedeeld heeft gekregen (terwijl [getuige 1] in de veronderstelling was dat het pillen/tabletten (bevattende de werkzame stof) temazepam waren) en/of
- waarna [getuige 1] een of meerdere van deze tabletten/pillen (bevattende de werkzame stof) methadon heeft gegeven en/of ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgedeeld aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (tevens) in de veronderstelling was/waren dat het (een) pil(len)/tablet(ten) (bevattende de werkzame stof) temazepam, althans (een) slaaptablet(ten) waren/was), waarna [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere van deze tabletten/pillen heeft/hebben gebruikt/ingenomen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn komen te overlijden;

Vrijspraak

Inleiding
Op 31 oktober 2021 overlijden in [plaats] kort na elkaar twee mannen. Rond 17.15 uur krijgt de politie een melding van een reanimatie. Deze werd kort na aanvang gestaakt toen bleek dat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) was overleden. [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) was op dat moment bij [slachtoffer 1] aanwezig. Kort daarna krijgt de politie een melding dat ook [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) door zijn ouders overleden is aangetroffen in zijn bed.
Na onderzoek blijkt dat bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] diverse sporen van verdovende middelen, waaronder cocaïne en methadon, worden aangetroffen. De voorlopige doodsoorzaak wordt dan vastgesteld op een niet-natuurlijk overlijden en mogelijk drugs-gerelateerd.
Na geruchten in het dorp [plaats] over het mogelijk in omloop zijn van vervuilde drugs en medicatie, meldt verdachte zich niet veel later, op 1 november 2021, op het politiebureau. Hij geeft aan temazepam aan [getuige 1] te hebben verkocht en dat [getuige 1] bevriend was met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op 2 november 2021 doorzoekt de politie het huis en de auto van verdachte en later ook een chalet waar verdachte is gezien. Daar wordt, naast een grote hoeveelheid verschillende medicijnen, ook drugs aangetroffen.
Aan het hof ligt kort gezegd (opnieuw) de vraag voor of de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de schuld van verdachte te wijten is.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe voert zij aan dat verdachte in drugs en medicijnen heeft gehandeld zonder dat hij daartoe bevoegd was en hij deze grotendeels zonder opschrift, bijsluiters of doosjes in zijn huis bewaarde. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld door toestemming te geven om [getuige 1] pillen temazepam af te laten afnemen, terwijl verdachte weet dat andere mensen methadonpillen zouden kunnen aanzien voor temazepam, terwijl hij weet wat de gevaren zijn van het gebruik van methadon. Deze aanmerkelijke onvoorzichtigheid is aan verdachte te verwijten, omdat verdachte anders had kunnen handelen. Hij had er immers voor kunnen kiezen niet illegaal te handelen in drugs en medicijnen en hij had beter toezicht kunnen houden op de middelen in zijn woning. Tot slot is het evident dat het ingetreden gevolg voor verdachte voorzienbaar was. Medeschuld van een ander staat aan het causale verband ten aanzien van verdachte niet in de weg. Door gelegenheid te geven aan anderen om pillen uit zijn huis mee te nemen, heeft hij de situatie geaccepteerd, inclusief de kwalijke gebeurtenissen. Verdachte heeft door zijn gedrag het gevaar in zodanige mate verhoogd dat het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Allereerst voert zij daartoe aan dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, omdat de politie getuige [getuige 1] en (destijds medeverdachte) [naam] (hierna [naam] ) bij elkaar heeft gezet om hen overeenstemming te laten bereiken over hun verklaringen.
Dit is in strijd met de regels van een zorgvuldige opsporing en waarheidsvinding.
De beginselen van goede procesorde beogen te waarborgen dat verhoren op zodanige wijze plaatsvinden dat de daarbij afgelegde verklaringen zo betrouwbaar mogelijk kunnen worden geacht. Nu dit strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, verzoekt de raadsvrouw om hieraan de sanctie bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a eerste lid onder b Wetboek van Strafvordering toe te passen.
Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat deze getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn. Ten eerste waren de waarnemingsomstandigheden van de betrokken getuigen suboptimaal voor een gedetailleerde en accurate reproductie een maand later. Op de betreffende avond wist niemand dat het in bezit krijgen van de betreffende pillen een cruciaal moment zou worden. Tevens was er door het middelengebruik sprake van een waas. Ten tweede was sprake van een lange periode tussen het tenlastegelegde en de verklaringen van de getuigen, namelijk ongeveer een maand. De verhoren bij de rechter-commissaris vonden minstens een jaar later plaats. Ten derde is sprake van post hoc informatie. Dit betreft een proces waarbij getuigen achteraf over details verklaren die zij niet zelf hebben waargenomen, maar waarvan zij wel zijn gaan geloven dat ze dat hebben gedaan. Hieraan heeft onder andere de onbewuste informatieverschaffing van de politie aan de getuigen bijgedragen. Dit alles terwijl de verhoren van belangrijke getuigen niet audio(visueel) zijn geregistreerd, zodat deze achteraf niet voldoende te controleren zijn.
Wat betreft de vraag of de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de schuld van verdachte te wijten is, merkt de raadsvrouw het volgende op. Uit het dossier blijkt niet hoe de overhandiging van de cruciale pillen heeft plaatsgevonden. Het enkel gelegenheid bieden, door het voorhanden hebben van de tas met pillen in de woning, is onvoldoende voor de vaststelling dat sprake is van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid die leidt tot de dood van een ander. Tevens dient, gelet op de persoon van verdachte, de zorgmachtiging, de jarenlange verslaving en de diagnostiek van de Jellinek, geconcludeerd te worden dat verdachte niet is staat is geweest om anders te handelen. Hierdoor is geen sprake van een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Tot slot heeft verdachte op geen enkele wijze invloed gehad op de keten aan gebeurtenissen, waardoor het niet redelijk is om de dood van de slachtoffers aan verdachte toe te rekenen.

Oordeel van het hof

Het hof sluit zich grotendeels aan bij hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de aan verdachte tenlastegelegde feiten. Het hof neemt die overwegingen hieronder (cursief weergegeven) op en sluit zich daarbij aan. Waar hierna in de cursieve tekst ‘rechtbank’ of ‘zij’ staat vermeld als wordt verwezen naar de rechtbank, moet ‘hof’ of ‘hij’ worden gelezen.
Vormverzuim
Wat betreft het punt van de verdediging over de confrontatie tussen [getuige 1] en
[naam] , overweegt de rechtbank dat hier wel sprake is van een schending van een
ongeschreven norm. Binnen het strafprocesrecht geldt het algemene beginsel dat verdachten
en getuigen hun verklaring moeten kunnen afleggen zonder beïnvloeding van buitenaf. Het is in het opsporingsonderzoek aan de politie om ervoor te zorgen dat dit beginsel wordt
gewaarborgd. In deze zaak is het echter juist de politie geweest die getuige [getuige 1] en
verdachte [naam] op 26 november 2021 bij elkaar in een verhoorkamer heeft geplaatst,
waarbij in het proces-verbaal van [naam] is aangegeven " [getuige 1] en [naam] worden het niet
eens over de verklaringen". [naam] heeft daarna in een latere verklaring aangegeven dat ze sinds dit voorval bang is voor [getuige 1] . De rechtbank stelt vast dat de politie op dit
punt in strijd met de beginselen van een goede procesorde heeft gehandeld en oordeelt dat
sprake is van een vormverzuim. Dit vormverzuim kan ook niet meer worden hersteld. Echter, een vormverzuim hoeft niet direct tot een rechtsgevolg te leiden. Daarvoor dient beoordeeld te worden of en in hoeverre de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd dat daarvan sprake is. Verdachte [naam] heeft zich weliswaar bij de rechter-commissaris op haar verschoningsrecht beroepen, waardoor de verdediging haar niet verder heeft kunnen ondervragen, maar de rechtbank vindt niet aannemelijk dat deze proceshouding het gevolg is geweest van de confrontatie met [getuige 1] . [naam] heeft immers op 2 mei 2022, dus ná de confrontatie met [getuige 1] , nog een uitgebreide verklaring als verdachte bij de politie afgelegd. Deze verklaring wijkt niet wezenlijk af van wat ze eerder bij de politie voorafgaand aan de confrontatie heeft verklaard. De rechtbank zal daarom alleen vaststellen dat sprake is van een vormverzuim en er geen andere gevolgen in het kader van artikel 359a WvSr aan verbinden.
Betrouwbaarheid van verklaringen [getuige 1] , [naam] en verdachte
Op basis van het dossier kan geconcludeerd worden dat [getuige 1] , [naam] en verdachte in de periode van de tenlastegelegde feiten gebruikers waren van drugs en/of
geneesmiddelen. Van [getuige 1] kan worden vastgesteld dat hij in het weekend van 31
oktober 2022 onder invloed van die middelen was (onder meer omdat hij dat zelf heeft
verklaard). Daarnaast zijn zowel [naam] als [getuige 1] een mogelijke schakel in de
keten van gebeurtenissen tussen verdachte en het overlijden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en is het
mogelijk dat zij in hun verklaringen hun eigen rol (bewust) kleiner of anders hebben gemaakt dan hun rol in werkelijkheid is. Ook zijn zij tijdens hun verhoor op 26 november 2021 (terwijl [naam] op dat moment nog verdachte was) bij elkaar gezet, wat -
zoals hiervoor al overwogen - in strijd is met geldende zorgvuldigheidsnormen in het voorbereidend onderzoek. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat zij terughoudend moet zijn met het gebruik van de getuigenverklaringen als bewijs, maar niet dat de verklaringen van [getuige 1] en [naam] in het geheel niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs zoals door de verdediging bepleit. De rechtbank zal behoedzaam met de verklaringen omgaan en deze slechts gebruiken met betrekking tot de feiten en
omstandigheden waar deze getuigen consistent over hebben verklaard en die worden
ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Hetzelfde geldt voor de verklaringen die verdachte heeft afgelegd. Verdachte was op 3l oktober 2021 en in de periode daaraan voorafgaand zwaar verslaafd en leefde naar eigen zeggen in een waas. Hij geeft aan dat hij zich weinig tot niets meer kan herinneren van die periode en de rechtbank vindt het aannemelijk dat hij achteraf feiten heeft ingevuld aan de hand van het dossier.
Feitenvaststelling
Ook het hof zal voorafgaande aan de vraag of verdachte in juridische zin schuld heeft aan de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , moeten nagaan welke feiten kunnen worden vastgesteld.
Wat is de doodsoorzaak van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ?
Op zondag 31 oktober 2021 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] overleden. Uit het toxicologisch onderzoek van [slachtoffer 1] van 15 februari 2022 blijkt dat in zijn lichaam cocaïne, temazepam en een hoog therapeutische concentratie methadon (0,29 mg/l) aanwezig waren. Uit het toxicologisch onderzoek van [slachtoffer 2] van 15 februari 2022 blijkt dat in zijn lichaam cocaïne, lorazepam en eveneens een hoog therapeutische concentratie methadon (0,22 mg/I) zijn aangetroffen. In beide gevallen wordt in het definitieve forensisch onderzoek op 18 maart 2022 door de patholoog geconcludeerd: "Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam kan (mede gezien het ontbreken van een verdere mogelijke doodsoorzaak) het overlijden het best verklaard worden ten gevolge van intoxicatie met methadon (mogelijk in combinatie met cocaïne)." In een toxicologisch rapport van 26 januari 2023 wordt daarop aangevuld dat indien de aanname wordt gedaan dat het slachtoffer niet gewend was aan opioïden (in dit geval methadon) en geen tolerantie had voor de effecten van deze stoffen, de resultaten van het toxicologisch onderzoek veel waarschijnlijker zijn onder de hypothese van overlijden ten gevolge van een methadonoverdosis dan onder de hypothese van niet-methadon gerelateerd overlijden. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden niet gewend waren aan methadon, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit getuigenverklaríngen. [getuige 1] heeft namelijk stellig verklaard dat [slachtoffer 1] geen methadon gebruikte. Verder hebben [getuige 2] en [getuige 3] beiden verklaard dat [slachtoffer 2] geen methadon gebruikte. Gelet op deze verklaringen en de rapporten van de patholoog concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden aan een intoxicatie met methadon.
Wat is bekend over het innemen van de methadon en van wie hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] methadon gekregen?
Over de feiten en omstandigheden rondom het verkrijgen van en innemen van de
methadonpillen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is met name de verklaring van [getuige 1] van belang. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 1] op dit punt betrouwbaar omdat hij hierover al vanaf het begin consistent verklaart, hij zichzelf met deze verklaringen belast (hij was degene die pillen heeft gegeven aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hij was bij [slachtoffer 1] bij het innemen) en zijn verklaring op een aantal punten wordt ondersteund door ander bewijs. [getuige 1] verklaart over het weekend van het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hij dat weekend naar [slachtoffer 1] was gegaan en dat hij slaappillen (temazepam) had meegenomen. [slachtoffer 1] en [getuige 1] hadden die vrijdagavond verschillende middelen gebruikt, waaronder - volgens de verklaring van [getuige 1] - cocaïne, temazepam en alcohol. [getuige 1] verklaart dat ze vaker een combinatie van cocaïne en temazepam innamen (ook wel uppen en downen genoemd). [getuige 1] verklaart hierover: `je snuift eerst een lijntje coke. En als je het idee hebt dat het te hard gaat, dan neem je een temazepammetje". Toen [slachtoffer 1] en [getuige 1] in de ochtend (zaterdag) wakker werden, voelden ze zich ziek en grieperig. [getuige 1] verklaart dat ze veel moeten overgeven en dat ze het toen gek vonden. Dit was nog nooit eerder gebeurd. Die zaterdagavond kreeg [getuige 1] een bericht van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] vroeg of
[getuige 1] nog ‘ogen’ (temazepam) had. [getuige 1] bevestigde dit en [slachtoffer 2] is
vervolgens langsgekomen om temazepam te halen. Deze gang van zaken wordt bevestigd
door de verklaring van [getuige 3] bij de rechter-commissaris. Hij verklaart dat hij die
avond samen was met [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] op een gegeven moment weg ging om
slaappillen te halen bij [getuige 1] . Hij kwam daarna terug met een paar kleine en grote
tabletten. [getuige 3] verklaart dat ze ervan uitgingen dat [slachtoffer 2] slaaptabletten had gehaald. Ook [getuige 3] had een aantal van deze pillen genomen en ook hij was ziek en moest overgeven. Getuige [getuige 2] bevestigt dat [slachtoffer 2] dacht temazepam pillen te slikken. Hij verklaart dat hij die zaterdagavond een berichtje kreeg van [slachtoffer 2] , waarin [slachtoffer 2] zei dat hij bij [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) was geweest om ogen te halen. Ook getuige [getuige 4] heeft die nacht nog whatsapp-contact gehad met [slachtoffer 2] . Deze berichten zijn aan de
getuigenverklaring toegevoegd. [slachtoffer 2] stuurde op 31 oktober 2021 tussen 4:22 uur en
5:03 uur: "Heer, lekker op me eigen bed, en 7 ogen op, kan nie meer typen, Ogen gaan
werken, Beoogde ouwe Heer." [getuige 4] geeft aan dat ‘beoogde ouwe heer’ een vaste tekst
is die ze tegen elkaar zeiden als ze temazepam hadden gebruikt.
Naast de verklaring van [getuige 1] over het ziek zijn en overgeven, verklaart ook getuige
[getuige 5] dat ze die avond langs ging bij [slachtoffer 1] en [getuige 1] en dat laatstgenoemden
zich niet goed voelden. Ze waren alleen maar aan het overgeven.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [getuige 3] veronderstelden dat ze temazepam pillen namen in het weekend van 30-31 oktober 2021 terwijl ze in werkelijkheid (ook) methadon pillen hebben genomen. De rechtbank heeft al eerder vastgesteld dat op basis van de getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] normaal gesproken geen methadon gebruikten.
Door de forensische opsporing zijn in de trainingsbroek van [slachtoffer 1] gripzakjes aangetroffen met acht pilletjes erin. Op vijf pilletjes stond het getal `20' en op drie andere pilletjes stond de tekst `Temazepam 10'. Deze pillen zijn door het NFI onderzocht en uit de resultaten blijkt
dat de pillen met opdruk ‘20’ methadon bevatten en de andere pillen met tekst ‘Temazepam
10’ temazepam bevatten. [getuige 1] verklaart dat hij de temazepam mee had genomen naar
[slachtoffer 1] . In de tas van [getuige 1] werden door de politie twee gripzakjes met witte pillen
aangetroffen. In het ene gripzakje zaten 27 pillen met de opdruk ‘20’ en in het andere
(kleinere) gripzakje zaten 61 pillen met een breeklijn en de opdruk ‘1.0’. Door het NFI is
onderzoek gedaan naar deze pillen en daaruit blijkt dat de pillen uit het grotere zakje met
diepdruk ‘20’ methadon bevatten en de pillen uit het kleinere zakje met opdruk ‘1.0’
lorazepam bevatten. Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 3] over de pillen die
[slachtoffer 2] had gekregen van [getuige 1] dat in de tabletten het getal ‘20’ stond gedrukt.
In een proces-verbaal aanvullend onderzoek tabletten van 20 maart 2023 is aanvullend
onderzoek verricht naar de afmeting, dikte, opdruk en gewicht van de aangetroffen pillen
methadon. De rechtbank merkt op dat de samenstelling, dikte, gewicht, het uiterlijk en de
beschreven diepdruk `20' bij de pillen methadon die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 1] en in de
rugzak van [getuige 1] overeenkomen.
Op basis van alle hiervoor genoemde omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de pillen
die [slachtoffer 2] heeft ingenomen, de pillen die [slachtoffer 1] heeft ingenomen, de pillen die in de
broekzak van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen en de pillen die in de rugtas van [getuige 1] zijn
aangetroffen, een zelfde soort methadonpillen zijn. De rechtbank concludeert ook dat op basis van al het voorgaande vastgesteld kan worden dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de
methadontabletten van [getuige 1] hebben gekregen.
Concluderend hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] die avond meerdere pillen ingenomen,
waarvan zij dachten dat het temazepam was, maar waarvan achteraf - zoals blijkt uit de
toxicologische rapporten - blijkt dat het methadon was (of in ieder geval een deel daarvan).
Die methadonpillen hebben zij gekregen van [getuige 1] .
Hoe heeft [getuige 1] de methadon verkregen?
De getuigen [getuige 1] en (medeverdachte) [naam] verklaren, mede tegen de achtergrond van de hiervoor besproken betrouwbaarheid, op het punt van het verkrijgen van de (methadon)pillen wisselend en tegenstrijdig.
Getuige [getuige 1] verklaart naarmate hij meerdere malen is ondervraagd door de politie telkens meer of anders dan in voorgaande verhoren. [getuige 1] komt ook met nieuwe informatie. Informatie die hij niet eerder heeft gedeeld. Daarnaast verklaart hij tegenstrijdig over het verkrijgen van de pillen. In het tweede verhoor verklaart [getuige 1] voor het eerst dat hij de pillen uit het huis van verdachte heeft gehaald en dat [naam] de deur heeft opengedaan en hem de pillen heeft gegeven, terwijl hij dit in het eerste verhoor in het geheel niet heeft gemeld. Later verklaart hij echter dat hij het zich niet voldoende kan herinneren en dat hij denkt dat [naam] hem de pillen bij een Blokker heeft gegeven. De enige consistentie lijkt te zijn dat de pillen uit de woning van verdachte vandaan kwamen en dat verdachte op dat moment zelf afwezig was, maar in het midden blijft op welke wijze, zo mogelijk door wie en hoe deze bij [getuige 1] in zijn bezit zijn gekomen.
Hetzelfde geldt voor de verhoren van verdachte [naam] . Zij verklaart wisselend over de data waarop [getuige 1] langs is gekomen, maar ook voor wat betreft wie de pillen, stiekem of op haar verzoek, heeft gepakt, of zij dit daadwerkelijk gezien heeft en of verdachte toestemming heeft gegeven.
De verklaringen van de verdachte op dit punt bieden ook geen duidelijkheid. Verdachte leefde in die periode, zoals hiervoor reeds overwogen in het kader van de betrouwbaarheid, in een waas. Het hof acht het met de rechtbank aannemelijk dat hij achteraf feiten heeft ingevuld aan de hand van het dossier, verhalen van anderen en/of geruchten in het dorp [plaats] . Daaronder vallen wat het hof betreft ook de uitingen van verdachte in de afgeluisterde gesprekken. De omstandigheid dat verdachte op enig moment heeft verklaard zich nog wel te herinneren dat hij door [naam] is gebeld maakt dit niet anders, omdat daarmee nog niet kan worden vastgesteld of hij [naam] toestemming heeft gegeven om pillen te (laten) pakken dan wel heeft gezegd dat [getuige 1] moest wachten totdat hij weer thuis was.
Ander (ondersteunend) bewijs op dit specifieke punt ontbreekt in het dossier.
Het hof kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting (aldus) niet vaststellen op welke wijze [getuige 1] de (methadon)pillen in zijn bezit heeft gekregen. Er kan op grond van het dossier ook niet worden vastgesteld hoe de pillen door verdachte verpakt waren en waar de betreffende pillen die uiteindelijk hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (precies) lagen. Ook kan niet worden vastgesteld hoe de pillen in het huis van verdachte waren opgeslagen, gelet op de wisselende verklaringen in het dossier op dit punt en het ontbreken van foto’s. Het hof kan uit de verklaringen en overige bewijsmiddelen alleen afleiden dat de pillen uit de woning van verdachte kwamen en dat verdachte zelf vermoedelijk niet aanwezig was toen [getuige 1] in het bezit kwam van de (methadon)pillen.
Juridisch kader.
Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. De kern is daarbij gelegen in een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Dit houdt in dat de dader anders moest handelen en ook anders kon handelen. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voor een bewezenverklaring van schuld is verder van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten, onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden. Alleen onvoorzichtig handelen is dus niet voldoende om van schuld in de zin van genoemd te kunnen spreken. Niet ieder onvoorzichtig handelen voldoet aan de eis van min of meer grove of aanmerkelijke schuld.
Vaste rechtspraak is dat de beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en het gevolg, in dit geval het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , moet gebeuren aan de hand van de maatstaf of dat overlijden redelijkerwijs als gevolg aan de verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte had een grote hoeveelheid drugs en medicijnen in zijn huis, waarvan hij in ieder geval een deel verhandelde, zonder dat hij daartoe bevoegd was of hiervoor een vergunning had. De medicijnen die bij verdachte zijn aangetroffen, waaronder methadon en temazepam, staan op een bij de Opiumwet behorende lijst en worden daarom door de wetgever beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico van de volksgezondheid oplevert. Verdachte heeft daarom gehandeld in strijd met de Opium- en Geneesmiddelenwet. Verdachte had op dit punt anders moeten handelen. Ook kan worden vastgesteld dat de medicijnen en drugs veelal niet in doosjes zaten met opschrift of bijsluiter, maar in gripzakjes. Daar komt bij dat verdachte zelf ook zwaar verslaafd was in die periode en verdachte verschillende personen, waaronder gebruikers van de middelen die hij in huis had, in zijn huis toeliet. Het hof acht het voorts niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat hij methadon in huis had, omdat hij de tas met medicijnen en drugs had gekocht van een drugsgebruiker, verdachte zelf ook wel eens methadon had gebruikt en verdachte heeft verklaard al een deel van de temazepam in de tas te hebben omgepakt, zodat het niet aannemelijk is geworden dat daarbij de methadon hem niet is opgevallen. Bovendien zaten die pillen (in elk geval) in een pot met een sticker met het opschrift ‘methadon’ en wist verdachte ook van het gevaar van het innemen van methadon. Deze gedragingen kunnen echter niet los worden gezien van de wijze van verkrijging van de pillen en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd. Hoewel vastgesteld kan worden dat de (methadon)pillen uit het huis van verdachte kwamen, was verdachte op het moment dat [getuige 1] de pillen vermoedelijk in zijn bezit kreeg niet aanwezig.
Niet kan worden vastgesteld hoe en waar de (methadon)pillen door verdachte in zijn woning werden bewaard en hoe die pillen uit de woning van verdachte in het bezit van [getuige 1] zijn gekomen. Deze aspecten zijn van essentieel belang en vormen een onmisbare schakel in de gebeurtenissen die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Nu deze schakel in het geheel van de gebeurtenissen in het ongewisse blijft, maakt dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk is het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe te rekenen aan verdachte. Dat de schuld van anderen de schuld van verdachte niet opheft, staat aan deze conclusie niet in weg. Van een min of meer grove of aanmerkelijke schuld is daarom geen sprake.
Conclusie
Met de rechtbank, is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gekomen, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.
In het licht van het hiervoor overwogene kan evenmin worden vastgesteld dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat de pillen methadon zijn verkocht, afgeleverd of uitgedeeld aan [getuige 1] en/of zijn verkocht, afgeleverd of uitgedeeld aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl het feit de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten gevolge had. Het hof zal daarom verdachte ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Het hof merkt afsluitend het volgende op. Door het gebruik van (verkeerde) middelen zijn twee mannen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , overleden. Het betreft een tragisch voorval dat, naast het onherstelbaar leed bij familieleden en vrienden, ook voor beroering heeft gezorgd in maatschappelijke zin. Het hof ziet het maatschappelijke probleem van drugsgebruik.
Het hof is ondanks dat maatschappelijk probleem gehouden om iedere zaak, dus ook deze, in juridische zin te toetsen aan de wet.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij, [benadeelde 1] , heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 36.322,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij, [benadeelde 2] , heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij, [benadeelde 3] , heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Oordeel van het hof
Nu het hof verdachte vrijspreekt van de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde feiten en aldus aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kunnen de benadeelde partijen in hun vorderingen niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.E. Tangelder, griffier,
en op 2 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.