ECLI:NL:GHARL:2025:196

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.341.185
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van kinderen na scheiding: terugverhuizing naar woonplaats vader

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ouders over de woonplaats van hun kinderen na een scheiding. De moeder, die in [woonplaats1] woont, heeft in hoger beroep verzocht om vervangende toestemming voor haar verhuizing met de kinderen naar [woonplaats1]. De vader, die in [woonplaats2] woont, is het hier niet mee eens en verzoekt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken of de bestreden beschikking te bekrachtigen. De rechtbank Gelderland had eerder de verzoeken van de moeder afgewezen en bevolen dat zij binnen zes maanden terug moest verhuizen naar [woonplaats2]. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de communicatie tussen de ouders en de belangen van de kinderen. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak was voor haar verhuizing naar [woonplaats1] en dat de belangen van de vader en de kinderen zwaarder wegen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verlengt de termijn voor de terugverhuizing van de moeder met zes maanden, zodat zij uiterlijk op 5 juni 2025 met de kinderen moet zijn terugverhuisd naar [woonplaats2].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.185
(zaaknummer rechtbank Gelderland 05/426451 / FA RK 23-3344)
beschikking van 16 januari 2025
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
verzoekster in hoger beroep
verder te noemen: de moeder
advocaat: mr. M. Metin
en
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
verweerder in hoger beroep
verder te noemen: de vader
advocaat: mr. M.J. Verdult.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 mei 2024;
- het verweerschrift met producties, en
- een journaalbericht van mr. Metin van 30 oktober 2024 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat,
- de vader met zijn advocaat, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2021en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2022.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder en de vader zijn samen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
I. het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming voor haar verhuizing met de kinderen naar [plaats1] afgewezen;
II. de moeder bevolen binnen een periode van zes maanden vanaf 12 februari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats2] ;
III. iedere verdere beslissing pro forma aangehouden tot 2 augustus 2024 en bepaald dat de moeder de rechtbank, de raad en de vader uiterlijk op die datum dient te informeren over welke inspanningen zij heeft gedaan om terug te verhuizen naar [woonplaats2] , om een netwerk daar op te bouwen en wat het resultaat van die inspanningen is geweest, voor zover mogelijk onderbouwd met stukken waaruit dit blijkt, en
IV. partijen verzocht de rechtbank na het hiervoor genoemde bericht van de moeder te
informeren over de gewenste voortzetting van de procedure, onder indiening van hun
verhinderdata voor de maanden augustus, september en oktober 2024 indien zij een volgende mondelinge behandeling wensen.
3.3
Bij beschikking van 12 juli 2024 heeft de rechtbank de raad voor de kinderbescherming verzocht onderzoek te doen te rapporteren en te adviseren over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling, iedere verdere beslissing pro forma aangehouden en een voorlopige regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld als volgt:
- week op week af met het wisselmoment op vrijdagmiddag om 16.00 uur;
- het halen en brengen van de kinderen dient tussen de ouders te worden gedeeld, waarbij
de ouder waar de kinderen zullen verblijven de kinderen bij de andere ouder ophaalt;
- de zomervakantie bij helfte te delen, waarvan de eerste drie weken bij moeder en de
laatste drie weken bij vader en
- in de herfstvakantie dit jaar verblijven de kinderen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de moeder en de vader is in geschil de verhuizing van de kinderen naar -bij de rechtbank- [plaats1] en - inmiddels - [woonplaats1] .
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar - inmiddels - [woonplaats1] .
4.3
De vader is het niet eens met de moeder. De vader verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep of de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige op een ander plaats een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
Standpunten
5.5
De moeder is het niet eens met de rechtbank dat er voor haar geen noodzaak was om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] . Volgens haar was de verhuizing in april 2023 noodzakelijk omdat de moeder vreesde voor haar veiligheid en die van de kinderen. De moeder stelt dat zij fysiek en verbaal is mishandeld door de vader. De vader schreeuwde veel naar de kinderen. De moeder wordt er door haar schoonfamilie op aangekeken dat zij het traditionele kerkelijke huwelijk met de vader heeft verbroken. Zij is bang dat zij bij een terugkeer naar [woonplaats2] door de vader en zijn netwerk in de gaten gehouden zal worden. Met de kinderen gaat het - aldus de moeder - goed. De zorgregeling loopt en de kinderen komen aan hun ontwikkeling toe. De kinderen zijn weliswaar geboren in [woonplaats2] maar wonen inmiddels al ruim een jaar in het oosten van het land. De moeder heeft inmiddels door loting een woning in [woonplaats1] gekregen. Zij heeft haar hele netwerk in het oosten van het land. In [woonplaats2] wil ze niet meer wonen. Daar heeft zij zich nooit gelukkig gevoeld. Bovendien zijn daar voor haar geen (betaalbare) woningen te krijgen.
5.6
De vader weerspreekt dat er sprake is geweest van huiselijk geweld en veel geschreeuw naar de kinderen. De vader ziet niet in dat er een noodzaak is voor een verhuizing naar [plaats1] en nu [woonplaats1] . De vader betwist ook dat het voor de moeder niet mogelijk is om terug te verhuizen naar [woonplaats2] . Er is in de ogen van de vader geen sprake van onmacht maar van onwil bij de moeder. De verzoeken van de moeder zijn alle gericht op wat in haar belang én haar wens is. Volgens de vader gaat de moeder voorbij aan het belang van de kinderen, namelijk wonen in hun eigen huis en een zorgregeling waarin beide ouders een betekenisvolle rol in het leven van de kinderen kunnen (blijven) spelen.
Advies raad
5.7
De raad heeft het hof geadviseerd om de beslissing van de rechtbank in stand te laten.
Volgens de raad zijn zowel de vader als de moeder in staat om de kinderen goed op te voeden. Er is nu een voorlopige zorgregeling, waarbij de kinderen de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader zijn. Die regeling is nog uitvoerbaar zolang de kinderen, op dit moment twee en drie jaar oud, nog niet naar school gaan. Met het terugverhuizen van de moeder met de kinderen naar [woonplaats2] kunnen beide ouders ook op termijn een gelijkwaardige rol in het leven van de kinderen houden.
Oordeel hof
5.8
Het hof is net als de rechtbank en de raad van oordeel dat de moeder in het belang van de kinderen moet terugverhuizen naar Maasssluis. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.1
Het hof ziet net als de rechtbank onvoldoende noodzaak voor de verhuizing. De moeder is in april 2023 overhaast, zonder dit vooraf met de vader te bespreken, met de kinderen vertrokken naar haar moeder in [plaats1] . Hoewel de visie van de vader en de moeder over de gebeurtenissen tijdens hun huwelijk haaks op elkaar staan, ziet de vader in dat de moeder vanwege het stranden van hun huwelijk niet samen met hem in de echtelijke woning kon blijven wonen. In zoverre is het dan ook begrijpelijk dat de moeder - tijdelijk - is uitgeweken naar haar moeder in [plaats1] . Dat wil niet zeggen dat er ook een noodzaak was om zonder overleg met en toestemming van de vader ook de kinderen mee te nemen naar [plaats1] . Dat die noodzaak er was is onvoldoende gebleken.
5.11
Een groot twistpunt tussen partijen is de terugkeer van de moeder naar de voormalige echtelijke woning in juli van dit jaar, naar aanleiding van de beslissing van de rechtbank. De moeder voert aan dat zij heeft geprobeerd uitvoering te geven aan die beslissing maar dat zij voor een dichte deur kwam te staan, waarvan de sloten waren veranderd. De vader licht op zijn beurt toe dat de moeder hem niet had laten weten dat zij op die dag zou komen en dat het ook nog niet was gelukt om afspraken te maken over (onder meer) het betalen van de huur. Hoe dan ook is deze terugkeer naar de voormalige echtelijke woning, die enige afstemming vergt van partijen, als gevolg van hun slechte communicatie niet gelukt. De vader zegt dat hij daarna nog meerdere voorstellen heeft gedaan om de terugkeer naar [woonplaats2] mogelijk te maken, zoals tijdelijk verblijf in de voormalige echtelijke woning of het huren van een woning van de neef van de vader. De moeder zegt dat gedwongen terugkeer naar [woonplaats2] haar beklemt vanwege de sociale controle vanuit de vader en zijn familie en dat zij dus in elk geval niet in woningen wil verblijven die van de vader of zijn familie zijn. Wat daar ook van zij, ondanks het feit dat de moeder wist dat zij van de rechtbank met de kinderen moest terugverhuizen naar [woonplaats2] , lijken haar inspanningen er vervolgens vooral op gericht te zijn geweest om in de regio [plaats1] te blijven wonen. De moeder heeft inmiddels door loting een woning in [woonplaats1] gekregen. De moeder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar best heeft gedaan om terug te verhuizen naar [woonplaats2] . De als productie 3 overgelegde reacties op huurwoningen in en rond [woonplaats2] van 7 mei 2024 zijn daarvoor niet toereikend.
5.12
Er is nu een zorgregeling waarbij de kinderen afwisselend een week bij de moeder een week bij de vader verblijven. Deze zorgregeling verloopt volgens beide ouders goed. Ook de communicatie tussen de ouders is niet meer zo slecht als. De huidige zorgregeling is volgens de raad - en het hof is het daarmee eens - met het oog op de leerplicht van de kinderen in de nabije toekomst alleen houdbaar wanneer de ouders weer bij elkaar in de buurt wonen. De moeder heeft niet duidelijk kunnen maken hoe zij de zorgregeling in de toekomst voor zich ziet vanaf het moment dat de kinderen leerplichtig zijn. Ook heeft zij de vader geen alternatieven aangeboden om de gevolgen voor de verhuizing voor de vader en de kinderen te verzachten wanneer zij met de kinderen in de regio [plaats1] zou blijven wonen.
5.13
Ook speelt een rol dat de moeder sociaal-economisch in mindere mate gebonden aan de regio [plaats1] lijkt dan de vader aan de regio [woonplaats2] . Zo heeft de moeder heeft nog geen werk in de regio [plaats1] gevonden: zij ontvangt een WW-uitkering. Verder heeft de moeder haar stelling dat haar hele netwerk zich in het oosten van het land bevindt onvoldoende onderbouwd: concreet heeft zij alleen haar moeder genoemd. Daar staat tegenover dat de vader al zijn hele leven woont in de regio [woonplaats2] . Zijn familie en vrienden wonen in de buurt en hij heeft in deze regio een onderneming in projectmanagement opgebouwd.
5.14
Hoewel de ouders nodig aan de slag moeten om hun communicatie in het belang van de kinderen te verbeteren, gaat dit volgens beide ouders al iets beter. Nu de heftigste emoties rondom de scheiding voorbij lijken te zijn en de moeder helemaal geen onderbouwing heeft gegeven van haar (door de vader betwiste) stelling dat zij is lastiggevallen door familie of vrienden van de vader, ziet het hof niet in dat terugverhuizing met de kinderen naar [woonplaats2] van de moeder niet gevraagd kan worden. Aangezien beide ouders volgens de raad in staat goed voor de kinderen te zorgen, wegen naar het oordeel van het hof de belangen van de vader en de kinderen met het oog op continuering van de huidige zorgregeling zwaarder dat zij terugkeren naar [woonplaats2] , dan het belang dat de moeder erbij heeft om in [woonplaats1] te blijven wonen.
5.15
Het hof is zich er daarbij van bewust dat het niet eenvoudig is om in [woonplaats2] en omgeving een woning te vinden. Het is daarom van belang dat de vader zijn toezegging op de mondelinge behandeling nakomt dat hij zal meewerken aan het vinden en mogelijk maken van praktische oplossingen. Bijvoorbeeld door de moeder alsnog tijdelijk met de kinderen in de voormalige echtelijke woning te laten wonen zodat zij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring van de gemeente [woonplaats2] .
5.16
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen, met verlenging van de termijn waarbinnen de moeder met de kinderen naar [woonplaats2] moet zijn terugverhuisd met zes maanden. Dat wil zeggen dat de moeder tot 16 juli 2025 de tijd heeft om met de kinderen terug te verhuizen naar [woonplaats2] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
12 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met uitzondering van de periode van zes maanden waarbinnen de moeder moet terugkeren met de kinderen naar [woonplaats2] en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder uiterlijk 5 juni 2025 met de kinderen moet zijn terugverhuisd naar [woonplaats2] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, E. de Boer en C.L.F.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
16 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.