ECLI:NL:GHARL:2025:194

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.342.525
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake co-ouderschapsregeling en wijziging weekendregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2017, van partijen die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De vader had de rechtbank verzocht om een co-ouderschapsregeling vast te stellen, terwijl de moeder een wijziging van het bestaande ouderschapsplan en een zorgregeling had verzocht. De rechtbank Gelderland had op 7 maart 2024 de verzoeken van beide partijen afgewezen, wat de vader ertoe bracht in hoger beroep te gaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2024 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders verbeterd was, maar dat er nog steeds zorgen waren over de praktische uitvoering van de door de vader gewenste week-op-week-af regeling. De moeder voerde aan dat deze regeling niet in het belang van de kinderen zou zijn, gezien de intensieve voetbaltrainingen van de oudste en de impact daarvan op de jongste. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om de door de moeder verzochte regeling te volgen, waarbij de kinderen per drie weken twee weekends bij de vader en één weekend bij de moeder verblijven.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zorgregeling gewijzigd, waarbij de kinderen per drie weken twee weekends bij de vader verblijven. De vader is verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen naar school in de weekends dat zij bij hem zijn. Het hof heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.525
(zaaknummer rechtbank Gelderland 428974)
beschikking van 16 januari 2025
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D. Coskun,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.W.A. Wools.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 7 juni 2024;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Coskun van 21 november 2024 met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Wools van 28 november 2024 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest en zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2014;
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2017.
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
In het door partijen op 7 januari 2021 ondertekende ouderschapsplan zijn zij – onder meer – overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de kinderen ieder weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader verblijven, alsmede de helft van de vakanties en bijzondere dagen.
3.3
De vader heeft de rechtbank verzocht om een co-ouderschapsregeling vast te stellen en vervangende toestemming te verlenen voor het (her)opstarten van het kindervaccinatietraject (op maat) van de GGD voor de kinderen.
3.4
De moeder heeft de rechtbank in haar zelfstandig verzoek verzocht om het ouderschapsplan te wijzigen en een zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend vóór school bij de vader zullen zijn, waarbij de wissel via de school zal verlopen en de vader zal zorgdragen voor het halen en brengen van en naar school.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de in 3.3 en 3.4 genoemde verzoeken van partijen afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover daarbij zijn verzoek om een co-ouderschapsregeling vast te stellen is afgewezen. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen en opnieuw beschikkende een co-ouderschapsregeling vast te stellen.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van gronden, te bekrachtigen.
In het incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij haar verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling is afgewezen en, opnieuw beschikkende, dat verzoek alsnog toe te wijzen.
4.4
De vader heeft verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep. Hij vraagt (het hof begrijpt:) om het desbetreffende verzoek van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder andere omvatten: een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.2
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn eerste grief, inhoudende dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van het bestaan van een wijziging van omstandigheden, ingetrokken. Deze grief hoeft daarom door het hof niet te worden beoordeeld.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek verder -kort samengevat- gesteld dat de verstandhouding tussen hem en de moeder inmiddels is verbeterd en dat daardoor hun communicatie ook beter verloopt. De vader denkt dat een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen de ene week bij hem en de andere week bij de moeder verblijven, in het belang is van de kinderen. Zij hebben ook tegen hem gezegd dat zij hem beter willen leren kennen. De vader wil, meer dan nu het geval is, betrokken worden in het leven van de kinderen. Hij is in staat om de kinderen ook doordeweeks te verzorgen, omdat hij ruime thuiswerkmogelijkheden heeft en zijn werktijden kan aanpassen.
5.3
De moeder voert aan dat een co-ouderschapsregeling niet in het belang van de kinderen is. De communicatie tussen de vader en haar is weliswaar wat verbeterd, maar partijen moeten hun best doen om deze nog verder te verbeteren. Volgens de moeder duidt de wens van de kinderen om meer tijd bij de vader door te brengen op een mogelijk loyaliteitsconflict. In de huidige zorgregeling zijn de kinderen alleen doordeweeks bij haar. De moeder verzoekt een andere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen om het andere weekend, of in ieder geval af en toe een weekend bij haar kunnen zijn, zodat zij ook meer sociale activiteiten met hen kan ondernemen.
5.4
De raad heeft geadviseerd om de door de moeder verzochte regeling, waarbij de kinderen een weekend per vier of per drie weken bij de moeder kunnen zijn beter is voor de kinderen dan dat zij in een door de vader verzochte week-op-week-af-regeling bij de ouders verblijven. Volgens de raad moet de communicatie tussen partijen nog verder worden verbeterd en vragen de voetbalactiviteiten van [de minderjarige1] doordeweeks te veel organisatie van de ouders om de door de vader gewenste regeling te kunnen uitvoeren.
5.5
Het hof zal, zoals de raad ook heeft geadviseerd, de door de vader verzochte week-op-week-af-regeling afwijzen en de zorgtaken zo verdelen dat de kinderen per drie weken twee weekends bij de vader en een weekend bij de moeder verblijven. In de weekends waarin de kinderen bij de vader verblijven haalt de vader hen vrijdag op uit school en brengt hij hen op maandagochtend weer naar school. De kinderen verblijven, zoals ook nu het geval is, doordeweeks bij de moeder. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
De kinderen zijn nu doordeweeks bij de moeder en ieder weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader. De door de vader verzochte week-op-week-af-regeling zal van de ouders meer communicatie vragen dan nu het geval is over doordeweekse aangelegenheden van de kinderen, zoals over hun schoolactiviteiten. Het hof acht het prijzenswaardig dat de ouders er in zijn geslaagd om hun communicatie al enigszins te verbeteren en dat zij er beiden aan willen werken om die communicatie nog verder te verbeteren, waarvoor zij een ouderschapstraject bij [naam1] volgen. Het hof acht echter op dit moment de communicatie nog niet goed genoeg voor de verzochte week-op-week-af-regeling. Daarnaast zal zich bij een door de vader verzochte regeling het hierna omschreven praktisch probleem voordoen.
[de minderjarige1] voetbalt op hoog niveau. Hij volgt een jeugdopleiding bij de voetbalclub [naam2] in [plaats1] . Hij moet vier keer per week, van maandag tot en met donderdag, voor een training naar [plaats1] . De vader haalt hem – in afwijking van de overeengekomen regeling - op die dagen om 15.30 uur op bij de moeder in [woonplaats2] en brengt hem naar [plaats1] , waar hij tijdens de training tot 19.30 uur blijft wachten, waarna hij [de minderjarige1] weer terugbrengt bij de moeder.
Indien de kinderen een aaneengesloten week bij de vader verblijven, zal de vader vier keer in die week een oplossing moeten zoeken voor de opvang van dochter [de minderjarige2] tijdens de trainingen van [de minderjarige1] . Het hof acht het niet in het belang van [de minderjarige2] dat zij, zoals de vader tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd heeft voorgesteld, vier dagen per week vele uren in of rond de trainingslocatie van haar broer moet wachten. Het mag zo zijn dat zij, volgens de verklaring van de vader, daar niet alleen zal zijn omdat er meer broertjes en zusjes van voetballertjes wachten, maar het hof is van oordeel dat dit geen verantwoorde situatie is voor de nog jonge [de minderjarige2] . Ook het alternatieve voorstel van de vader om voor haar voor die dagen opvang elders te regelen acht het hof, zeker nu het gaat om maar liefst vier van de vijf doordeweekse dagen, niet in het belang van [de minderjarige2] . Het hof betrekt voorts in zijn oordeel dat, als er sprake zou zijn van een week-op-week-af-regeling, dit erop neer zou komen dat de moeder [de minderjarige1] bijna niet meer ziet, nu hij zo intensief moet trainen. Ten slotte is het ook goed voor de kinderen dat zij regelmatig een weekend bij de moeder kunnen doorbrengen, waarbij zij -anders dan op doordeweekse dagen- meer kunnen toekomen aan het ondernemen van sociale activiteiten met de moeder. Het hof vindt de door de moeder verzochte regeling waarbij de kinderen maar eenmaal per twee weken een weekend bij de vader zijn, echter te minimaal.
5.6
Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en opnieuw beslissen over de zorgregeling zoals hiervoor is overwogen en daarbij bepalen dat, ervan uitgaande dat dit in de huidige situatie ook al geldt, de wissel via de school zal verlopen en dat de vader in de weekends dat de kinderen bij hem zijn dus zal zorgdragen voor het halen en brengen van en naar school.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 maart 2024;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 februari 2021 voor zover van die beschikking deel uitmaakt de in het ouderschapsplan van 7 januari 2021 opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de weekendregeling;
bepaalt dat de kinderen per drie weken twee weekends bij de vader verblijven waarbij de vader de kinderen op vrijdagmiddag van school haalt en hen op maandagochtend naar school brengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 16 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.