Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 27 augustus 2024 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleegzorgvoorziening werd verlengd tot 6 september 2025. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI), af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en [de vader] de ouders zijn van [de minderjarige], die in 2013 is geboren. De moeder heeft alleen het gezag over [de minderjarige]. De minderjarige heeft in het verleden onder toezicht gestaan en is meerdere keren uit huis geplaatst. De kinderrechter heeft op 6 september 2019 de minderjarige opnieuw onder toezicht gesteld van de GI, en de machtiging tot uithuisplaatsing is sindsdien steeds verlengd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2024 zijn de moeder, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig geweest. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en is tot de conclusie gekomen dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de continuïteit van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Het hof heeft geoordeeld dat de GI voldoende inspanningen heeft geleverd om te onderzoeken of een thuisplaatsing mogelijk is, maar dat er nog onzekerheden bestaan over de opvoedcapaciteiten van de moeder. Daarom heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd.