ECLI:NL:GHARL:2025:1919

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
21-002920-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot moord met mes in Leeuwarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van twee pogingen tot moord op 1 februari 2023 in Leeuwarden. De verdachte heeft zijn huisgenoot, [benadeelde 1], met een mes in de hals en het bovenlichaam gestoken, en ook [benadeelde 2] verwond door hem in het gezicht te steken. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van poging tot moord, maar het hof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorbedachte raad. De verdachte had voorafgaand aan de feiten een plan gemaakt en had de intentie om zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] van het leven te beroven. Het hof legde een gevangenisstraf van zeven jaren op, met aftrek van voorarrest, en een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Daarnaast werden vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002920-24
Uitspraak d.d.: 1 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2024 met parketnummer 16-032930-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1997,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] ,
thans verblijvende in [P.I.] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn (waarnemend) raadsman, mr R.B. Venema, en de advocaat van de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 28 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht,
  • verdachte ter zake van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit vrijgesproken;
  • verdachte ter zake van de onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest;
  • verdachte een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege opgelegd;
  • beslist tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen steekwapens en tot teruggave van de handschoenen aan de rechthebbende;
  • beslist tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] , te weten tot € 11.890,00, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade beslist tot niet-ontvankelijkheid, en ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade beslist tot afwijzing;
  • beslist tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] , te weten tot € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade beslist tot afwijzing.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht en/of in de hals, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde 1] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde 2] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, aan [benadeelde 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (grote) steekwond(en) en/of een of meer blijvend(e) litteken(s) in het gelaat heeft toegebracht, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde 2] te steken en/of prikken;
2. meer subsidiair
hij, op of omstreeks 1 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal, in het gezicht, althans in het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde 2] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd ter zake van de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde poging(en) tot moord.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Ter zake van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot moord heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat, nu verdachte een zwaaiende beweging met het mes in de richting van aangever [benadeelde 2] heeft gemaakt, het tenlastegelegde steken dan wel prikken niet kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, dan wel opzet heeft gehad op de dood van aangever [benadeelde 2] .
Oordeel van het hof
Bewijsmiddelen
Het hof verenigt zich met de bewijsmiddelen zoals deze door de rechtbank in het vonnis van 28 juni 2024 zijn opgenomen (en hierna cursief zijn weergegeven). Het hof neemt deze bewijsmiddelen over en vult deze als volgt aan:
‘Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
In een proces-verbaal van bevindingen staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende
gerelateerd:
Ik kreeg op 1 februari 2023 de melding om naar de [adres] te [plaats] te gaan vanwege een ruzie in de woning. Er zou ook iemand in de woning onder het bloed zitten en in bedwang worden gehouden.
Ik ben achter een collega aan de woning in gegaan. Op de gang van de eerste verdieping lag een grote plas bloed. Ik zag dat er in de kamer aan de rechterzijde van de gang drie mannen stonden. Twee mannen hielden een andere man vast. Ik zag dat een van de mannen die een man vasthield bloed had in zijn gezicht. Dit was [benadeelde 2] . De man die werd vastgehouden door de twee mannen bleek verdachte te zijn.
Ik vroeg vervolgens wie er een mes had en wie letsel had toegebracht bij [benadeelde 2] . Ik zag dat de twee mannen wezen naar verdachte, waarbij [benadeelde 2] zei “It is him!!” Verdachte is hierop aangehouden. Ik hoorde [benadeelde 2] zeggen dat er op de tweede verdieping nog een persoon was. Op de overloop van de tweede verdieping zag ik een man languit op zijn rug liggen. Ik zag dat hij volledig onder het bloed zat. Ik zag dat hij met zijn hand een handdoek tegen de linkerzijde van zijn nek aan drukte. Ik hoorde hem puffen en kreunen, waarschijnlijk van de pijn. Ik zag dat hij meerdere steekwonden had op zijn lichaam. Ik zag dat zijn gezicht erg bleek was en er zweet op zijn voorhoofd stond. Ik zag dat hij hevig ademhaalde. Ik vroeg of hij even zijn handdoek van zijn nek af kon halen zodat ik kon zien wat het letsel betrof. Toen hij dat deed, zag ik dat er een ontzettend lange en diepe snee zat aan de linkerzijde van zijn nek. Ik zag dat er veel bloed vanuit de wond kwam. Ik heb hem vervolgens de handdoek weer tegen de wond aan laten drukken en met spoed om een ambulance gevraagd.
Het slachtoffer dat in zijn nek was gestoken is [benadeelde 1] . [2]
Aangever [benadeelde 1] heeft in zijn aangifte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 lag ik op de bank in mijn kamer. De Oekraïense man genaamd [verdachte] , met wie ik een kamer deel (de rechtbank begrijpt: verdachte) kwam in mijn richting. Hij pakte mij van achteren en begon mij te snijden in mijn nek. Op het moment van steken voelde het alsof hij begonnen was met mij te wurgen. Hij stak ook in mijn buik. Ik schreeuwde tegen hem ‘wat doe je, waarom doe je dit’. Hij zei helemaal niks alsof het niet binnen kwam. Hij was aan het zwaaien met het mes, hij heeft mij op meerdere plekken geraakt.
Twee andere personen zijn de kamer in gekomen. Zij zagen het mes en het leek alsof ze weer terug wilden gaan. Het lukte mij om het mes uit zijn handen te trappen. Toen hij het mes niet meer had kwamen die twee mannen binnen en hielden [verdachte] vast. Ze zeiden dat ik zo snel mogelijk de kamer moest verlaten. [3]
In een Letselrapportage betreffende [benadeelde 1] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
Gemelde toedracht: meerdere keren gestoken met een mes. Ik was aan het slapen. Mijn huisgenoot viel mij uit het niets aan.
Beschrijving letsels:
In de hals, vanaf 10 cm onder het linker oor, een schuin naar beneden lopende dikke rode streepvormige verdikking van de huid. Lengte ongeveer 15 cm. Het is een litteken van een snijwond met daarnaast littekens van de hechtingen.
Buik. Over de rechter flank, vanaf 5 cm onder de ribbenboog, een horizontaal lopende
scherpbegrensde paarsrode streepvormige verdikking van de huid, lengte ongeveer 20 cm. Het is een vers litteken van een snijwond.
Rechterarm: littekens van snijwonden.
Ten aanzien van alle hierboven genoemde letsels: de gemelde toedracht past goed bij het letsel. [4]
Aangever [benadeelde 2] heeft in zijn aangifte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was op 1 februari 2023 in de woonkamer van de woning aan de [adres] te [plaats] . Ik hoorde een hoop geschreeuw op de eerste verdieping. Ik liep met mijn broer naar boven. Wij hoorden het geschreeuw uit de rechter slaapkamer komen. Toen ik de deur opende, zag ik [verdachte] bovenop [benadeelde 1](het hof begrijpt: [benadeelde 1] )
zitten. Ze lagen samen op het bed van [benadeelde 1] . Ik zag dat [verdachte] minimaal twee keer met een mes stak. Toen [verdachte] mij in de deuropening zag staan, sprong [verdachte] van het bed en kwam in mijn richting gestormd met het mes in zijn handen. Ik probeerde zo snel mogelijk de slaapkamer uit te gaan en de deur te sluiten, maar [verdachte] was snel dicht bij mij en maakte een zwaaiende beweging met de hand waar hij het mes in had. Hij raakte mij in mijn gezicht, waardoor ik nu een grote snee van ongeveer 10 tot 15 centimeter breed aan de rechterkant van mijn neus heb zitten. Ook raakte [verdachte] mij met het mes boven mijn rechteroog. Ook hier heb ik nu een snee van enkele centimeters breed. [5]
In een letselrapportage betreffende [benadeelde 2] is onder meer, zakelijk weergegeven,
het volgende opgenomen:
Omschrijving letsel:
Vanaf 1 centimeter boven de rechter wenkbrauw, naar beneden lopend over de rechterkant van de neus, tot aan bovenlip, scherpbegrensde, streep vormige, rode iets verdikte verkleuring van de huid. Uitsparing huid rechter oog. Het is een litteken van een snijwond. [6]
In een ‘proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) - aantreffen
messen’ is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op de overloop van de eerste etage voor slaapkamer 3 lag een deel van een lemmet van een breekmes zonder heft.
In slaapkamer 3 zagen wij twee bedden staan. Op het linker bed lagen diverse goederen. Op deze goederen zagen wij een zilverkleurig heft van een breekmes liggen. Het deel waar het lemmet van de breekmesjes wordt afgebroken, leek verbogen. Op het heft zagen wij sporen van bloed.
Onder het rechter bed lagen een aantal goederen, waaronder bebloede luiers. Onder de luiers zagen wij het heft van een breekmes liggen. Dit heft was sterk bebloed. [7]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 2 februari 2024 onder meer verklaard,
zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 ben ik na het werk naar de [winkel] gegaan in [plaats] . Ik heb allerlei dingen gekocht en een mes. Toen ik thuis was heb ik een mens vermoord, [benadeelde 1] . Misschien heb ik hem niet vermoord, maar gewoon een beetje aangesneden. [8]
Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 3 februari 2023 onder
meer verklaard:
“De officier van justitie verdenkt u twee keer van poging moord, dan wel poging doodslag, op 1 februari 2023 in [plaats] . Wilt u vandaag reageren op deze verdenkingen?
Een persoon heb ik meerdere malen helemaal gestoken en de andere persoon in zijn oog.
Is meneer [benadeelde 1] degene die u helemaal heeft gesneden?
Ja. (...)
Ik wil eerst weten wat er tussen u en meneer [benadeelde 1] is gebeurd?
Er was niets bijzonders tussen ons. Ik was heel rustig, totdat het gebeurde: datgeen wat ik heb gedaan.
Waarmee heeft u dat gedaan, dat steken?
Een mes om papier mee te snijden.
De politie vindt een stanleymes bij het slachtoffer. Weet u wat dat is?
Ja.
Was het een stanleymes dat u heeft gebruikt?
Ja. (...)
Heeft u op meneer gewacht om hem daarna neer te steken met dat stanleymes?
Ik kwam van mijn werk. Ik ging douchen. Toen heb ik wiet en een sigaret gerookt. Ik heb Red Buil ingenomen. Ik pakte het mes en begon hem te steken. Hij lag op bed, daarna stond hij op. De eerste keer was het aan zijn linkerkant toen hij lag. Toen stond hij op en begon hij te schreeuwen. (....)
Hoe is [benadeelde 2](het hof begrijpt: [benadeelde 2] )aan de snijwond in zijn gezicht gekomen?
Ik ga alles vertellen. Zij renden naar buiten. Ze hadden de kamer verlaten. Ik dacht dat [benadeelde 1] niet meer op zou staan uit zijn bed. Ik gooide hem op het bed en ik volgde deze twee andere mensen, [benadeelde 2] en zijn broer. Een van hen kreeg van mij een snee in zijn hand. Ik weet niet wie van hen dit was. De ander kreeg een snee in zijn oog.
Wanneer had u bedacht dat u [benadeelde 1] ging snijden?
(....) Ik had wel een plan gemaakt. Na mijn werk ben ik naar de winkel gegaan. Ik heb het mes en een spons gekocht. Ik heb plastic zakken en pampers gekocht. Dit was om het bloed op te vangen en daarna om schoon te maken.
Het hof vult dit bewijsmiddel als volgt aan:
Was dat gericht op [benadeelde 1] of ook gericht op de andere mensen?
Op alle 3. Meneer [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en zijn broer. (…)
Ik zie in het dossier op de foto’s dat u ook rood en verwondingen lijkt te hebben op uw rug (p. 69,70)?
Dat was bloed van [benadeelde 2] toen hij mij vast greep. Ik gooide [benadeelde 1] op het bed en ik dacht dat het afgelopen was met hem. Toen opende ik de deur om verder te gaan met die andere twee heren. Ik heb [benadeelde 2] in zijn oog gestoken, maar [benadeelde 1] stond op en hield me vast.’
Dus dat had u wel bedacht om te gaan doen?
Ja. (...)
Waarom heeft u dit gedaan?
Omdat dit soort mensen niet mogen leven. (...) Ik heb [benadeelde 2] in zijn oog gestoken, maar [benadeelde 1] stond op en hij hield me vast. Ik heb hem weggeduwd en ik heb hem nog 1 steek gegeven die was fataal.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie d.d. 24 maart 2023 onder meer verklaard,
zakelijk weergegeven:
Na het werk ben ik naar de [winkel] gegaan om instrumenten te kopen om een misdrijf te plegen. Bij de [winkel] kocht ik onder andere sponsen, luiers, vuilniszakken en messen. De sponzen kocht ik om geen vermoeden te wekken in de winkel. Ik bedoel dan het vermoeden voor moord. Daar was ik over aan het nadenken. Ik kocht de luiers om het bloed te dekken, om te voorkomen dat het op het bed komt. Luiers hebben de functie om te absorberen en niet meer los te laten. Ik kocht de vuilniszakken voor het geval ik lichamen en luiers moest weggeooien.
De verpakking van de messen ging ik openen voordat ik naar de douche ging. De messen nam ik mee naar de douche en uit de douche kwam ik al met die messen. Toen ik binnenkwam in mijn kamer heb ik de messen ergens gelegd, op mijn bed. Toen heb ik nog geblowd in de hoop tot rust te brengen en alles in mijn hoofd op een rijtje te krijgen. Toen heb ik de Red Bull geopend en een sigaret aangestoken. Ik heb de sigaret opgerookt en de Red Bull opgedronken. Toen ik heb gerookt en gedronken heb ik één mes op de vensterbank gelegd. En de andere had ik besloten om dicht bij mij te houden. [benadeelde 1] lag op bed. Ik zag dat hij in bed was en begon te snijden. Ik pakte hem bij zijn gezicht en begon zijn keel door te snijden. Ik pakte zijn gezicht vast om hem vast te houden zodat hij niet kon draaien en ik zijn keel kon doorsnijden. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘waargenomen goederen [adres] ’ is onder meer
gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Er is onderzoek gedaan naar de goederen waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze zou hebben gekocht bij de [winkel] , te weten een mes, een spons, plastic zakken en pampers. Dit is verricht aan de hand van de foto’s die zijn gemaakt tijdens het forensisch onderzoek in de woning van verdachte op 1 februari 2023. De door verdachte in zijn verhoor genoemde goederen (messen, luiers, sponzen, vuilniszakken) zijn in zijn slaapkamer aangetroffen. Het pak met babyluiers was geopend. Een aantal luiers lag op het bed. De afbreekmessen die in de woning zijn aangetroffen, komen overeen met afbreekmessen die bij de [winkel] worden verkocht. [10]
Bewijsoverwegingen feit 1
Het hof verenigt zich voorts met de overwegingen van de rechtbank omtrent het onder 1 tenlastegelegde feit en neemt deze over waar de rechtbank overweegt (hierna cursief weergegeven):
‘Voorbedachte raad - had verdachte vooraf het plan om [benadeelde 1] te doden?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij komt het aan op een weging en waardering van de omstandigheden die een rol spelen in deze zaak.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het bestanddeel voorbedachte raad, nu verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2024 heeft verklaard dat hij niet het plan had om [benadeelde 1] te doden. De rechtbank oordeelt echter anders en zal dat uitleggen(het hof merkt op dat de verdediging bij monde bij mr. Venema een gelijkluidend standpunt heeft ingenomen; ook in het hiernavolgende neemt het hof het oordeel van de rechtbank over).
Verdachte heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd, zoals onder meer ook volgt uit de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die hierboven zijn weergegeven. Uit een van zijn eerste verklaringen, afgelegd bij de rechter-commissaris, volgt reeds dat verdachte een plan had gemaakt. Toen verdachte werd gevraagd wanneer hij had bedacht om aangever [benadeelde 1] te snijden, verklaarde hij dat hij een plan had gemaakt: hij is naar de winkel gegaan, heeft een mes, sponzen, plastic zakken en pampers gekocht. Verdachte bevestigt daarbij dat hij had bedacht dit te gaan doen. In een latere verklaring geeft hij meer uitleg over de vooraf aangeschafte goederen bij de [winkel] die hij meenam naar de woning, waar hij een kamer deelde met aangever [benadeelde 1] :
'De sponzen kocht ik om geen vermoeden te wekken in de winkel. Ik bedoel dan het vermoeden voor moord. Daar was ik over aan het nadenken. Ik kocht de luiers om het bloed te dekken, om te voorkomen dat het op het bed komt. Luiers hebben de functie om te absorberen en niet meer los te laten. Ik kocht de vuilniszakken voor het geval ik lichamen moest weggeooien en luiers.’
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door diverse objectieve bewijsmiddelen. Elk van deze goederen wordt aangetroffen in de slaapkamer van verdachte, waar het geweldtegen aangever [benadeelde 1] zich ook heeft afgespeeld. De luiers waren opengemaakt en lagen deels op het bed en er lag een bebloed afbreekmes c.q. stanleymes dat bij de [winkel] kan worden gekocht. Op camerabeelden van diezelfde dag is te zien dat verdachte al deze aangetroffen goederen enkele uren voor het geweldsincident aanschaft bij de [winkel] . Vervolgens voltrekt dit vooraf gemaakte plan zich ook daadwerkelijk in die slaapkamer. Verdachte beschrijft hoe hij eerst nog is gaan douchen, heeft gedronken en geblowd/gerookt. Hij is met de messen naar de douche gegaan en vanuit de douche heeft hij de messen meegenomen naar de slaapkamer. Daar lag aangever [benadeelde 1] nietsvermoedend op zijn bed/bank. Verdachte heeft toen het hoofd van aangever [benadeelde 1] vastgepakt en is in zijn keel/hals gaan snijden. Uit de letselverklaring volgt dat sprake is van een litteken van 15 centimeter in de hals. Uit de foto’s in het dossier blijkt ook hoe ernstig die wond was: er was sprake van een lange en zeer diepe snee in de hals en een grote plas bloed. Reeds op deze foto’s is te zien dat er een groot gevaar bestond dat aangever [benadeelde 1] de aanval niet zou overleven.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat hij welbewust is overgegaan tot het uitvoeren van het vooraf door hem gemaakte plan. Hij geeft daar ook een reden/motief voor: ‘omdat dit soort mensen niet mogen leven’. Verdachte heeft op meerdere momenten verklaard dat (onder meer) aangever [benadeelde 1] de vriendin van verdachte zou hebben verkracht. De rechtbank merkt in dit verband op dat er - anders dan de verklaring van verdachte - geen aanwijzingen zijn dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De vriendin van verdachte is gehoord en heeft dit ontkend, net als alle andere personen die hier volgens verdachte een rol bij gespeeld zouden hebben. Verdachte heeft op 24 maart 2023 bovendien verklaard dat hij niet zeker weet of die verkrachting echt had plaatsgevonden, of dat het een hallucinatie was. Toch is dit een motief geweest voor zijn handelen.
Dat verdachte inmiddels, tijdens het onderzoek ter terechtzitting, heeft verklaard dat er geen sprake was van een vooraf gemaakt plan, doet aan het voorgaande niet af. Dat er een plan was, en dat verdachte bovendien de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, volgt uit de verklaringen die verdachte eerder heeft afgelegd, die bovendien steun vinden in diverse andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangever [benadeelde 1] te vermoorden.’
Bewijsoverwegingen feit 2
Voorbedachte raad - had verdachte vooraf het plan [benadeelde 2] te doden?
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden. Uit de verklaringen die verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, blijkt dat het plan van verdachte om een ander van het leven te beroven zich niet enkel tegen aangever [benadeelde 1] richtte, maar tevens tegen aangever [benadeelde 2] en diens broer. Zo heeft verdachte op 3 februari 2023 tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat het plan, waarvoor hij bij de [winkel] al onder meer een mes, plastic zakken en pampers had gekocht, was gericht tegen aangever [benadeelde 1] , aangever [benadeelde 2] en diens broer. Met als reden dat ‘dit soort mensen niet mogen leven’. Ook heeft verdachte verklaard dat, nadat hij aangever [benadeelde 1] op het bed had gegooid, hij de deur opende ‘om verder te gaan met die andere heren (het hof begrijpt: aangever [benadeelde 2] en zijn broer)’. Verder heeft verdachte op 24 maart 2023 bij de politie verklaard dat hij de vuilniszakken bij de [winkel] had gekocht ‘voor dit geval dat ik lichamen moest weggooien’. Uit deze bewoordingen (te weten:
lichamen, meervoud) leidt het hof eveneens af dat verdachtes plan niet enkel tegen aangever [benadeelde 1] was gericht.
De rechtbank heeft overwogen dat, terwijl verdachte bezig was met de uitvoering van zijn plan om aangever [benadeelde 1] te doden, en aangever [benadeelde 2] en diens broer de slaapkamer binnenkwamen, de daarop volgende handelingen van verdachte gezien moeten worden als reactie op die verstoring, en niet als gericht op de uitvoering van een (mogelijk) bestaand plan om (ook) de broers [benadeelde 2] van het leven te beroven. Het hof ziet dit anders. Op het moment dat de broers [benadeelde 2] de slaapkamer binnenkwamen, had verdachte reeds het plan opgevat om hen en aangever [benadeelde 1] van het leven te beroven. Ook had hij reeds een begin gemaakt met de uitvoering van dit plan door met een mes langs de hals van aangever [benadeelde 1] te snijden. De omstandigheid dat het verdere verloop een voor verdachte onverwachte wending nam toen verdachte in de uitvoering van zijn plan werd gestoord, door de binnenkomst van de broers [benadeelde 2] op het moment dat verdachte bezig was met het snijden van [benadeelde 1] en verdachte zich vervolgens met het mes op [benadeelde 2] richtte, doet niet af aan zijn voornemen om hen alle drie van het leven te beroven. Het hof ziet de handelingen van verdachte met het mes in de richting van Dobranski daarom niet slechts als reactie op de verstoring maar ook als begin van uitvoering en volharding in de verdere uitvoering van het door hem voorgenomen plan.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaringen van verdachte, alsmede diens handelen, te weten het steken met een mes in het gezicht van aangever [benadeelde 2] , bovendien dat het (volle) opzet van verdachte was gericht op het doden van aangever [benadeelde 2] .
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde poging(en) tot moord.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 1 februari 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes, in de hals en meermalen in het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij, op 1 februari 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes eenmaal in het gezicht van voornoemde [benadeelde 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niet ter beschikking kan worden gesteld met een verpleging van overheidswege, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel. Verdachte heeft ontkend dat bij hem sprake is van een psychische stoornis. Ook stelt de verdediging vraagtekens bij de door de gedragsdeskundigen gestelde diagnose, nu zij slechts relatief weinig tijd met verdachte hebben doorgebracht.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Op 1 februari 2023 is verdachte naar de slaapkamer van zijn huisgenoot, aangever [benadeelde 1] , gegaan. Daar heeft verdachte aangever [benadeelde 1] , die nietsvermoedend op bed lag, bij zijn hoofd vastgepakt en hem meermalen met een stanleymes in zijn hals en bovenlichaam gestoken. Vervolgens heeft verdachte met het stanleymes in het gezicht van aangever [benadeelde 2] gestoken, die samen met zijn broer de slaapkamer was binnengekomen om aangever [benadeelde 1] te hulp te schieten.
Aangever [benadeelde 1] heeft ten gevolge van verdachtes handelen ernstig letsel opgelopen. De foto’s die kort na het geweldsincident door de politie zijn gemaakt, liegen er niet om. Daarop is te zien dat de hals van aangever [benadeelde 1] half open ligt. Uit het dossier blijkt dat de steekwonden die aangever [benadeelde 1] in zijn hals en bovenlichaam had opgelopen potentieel levensbedreigend waren en dat aangever [benadeelde 1] met spoed naar het ziekenhuis is gebracht, waar hij werd geopereerd.
Ook aangever [benadeelde 2] heeft ten gevolge van verdachtes handelen letsel opgelopen, te weten steekwonden boven zijn oog en naast zijn neus.
Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van aangever [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geschonden. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 11 februari 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld in Nederland voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de rapportages die omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt, waaronder een Pro Justitia-rapportage van 30 mei 2024, opgemaakt door GZ-psycholoog I.W.J. ten Post en psychiater M. van Berkel, in het kader van een bevel tot observatie in het Pieter Baan Centrum.
Uit deze rapportage blijkt dat tijdens de observatieperiode een psychotisch toestandsbeeld wordt vastgesteld bij verdachte. Er is sprake van formele denkstoornissen bij verdachte; hij heeft een zeer chaotische gedachtegang, en denkt incoherent en fragmentarisch. Hierdoor is verdachte niet meer goed in staat om een logisch gesprek met anderen te voeren. Daarnaast is bij verdachte sprake van wanen, alsmede ontremd gedrag en zeer gebrekkige sociale afstemming. Omdat de psychotische symptomen van verdachte niet passend zijn bij een manie of schizofrenie, worden de psychotische symptomen daarom geclassificeerd als een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis. Naast deze diagnose wordt een stoornis in het gebruik van cannabis vastgesteld.
Op grond van de beschikbare informatie kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten in ieder geval voor een groot deel handelde vanuit de onderliggende wanen waarvan bij hem sprake was. Hij was er immers van overtuigd dat hij door de aangevers was gedrogeerd (omdat hij dacht dat er drugs in zijn eten of drinken zou zijn gedaan, of zelfs bij hem zou zijn geïnjecteerd) en ook was hij ervan overtuigd dat de aangevers zijn vriendin hadden verkracht. Dit maakte hem heel boos op de aangevers. Ook ten tijde van de observatie in het PBC doet verdachte uitspraken waaruit blijkt dat hij hier nog altijd van overtuigd is. Door de beperkingen in het onderzoek is echter niet helemaal duidelijk geworden in hoeverre verdachte nog alternatieve gedragskeuzes heeft kunnen afwegen ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in ieder geval in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Door de gedragsdeskundigen wordt het risico op recidive ingeschat als hoog, zolang verdachte psychotisch ontregeld is. Aanbevolen wordt om verdachte in eerste instantie klinisch te gaan behandelen. De gedragsdeskundigen adviseren om aan verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de reclasseringsrapportage van GGZ Fivoor van 11 juni 2024. Uit deze rapportage blijkt dat het risico op recidive door de reclassering wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies binnen het kader van een verplicht reclasseringscontact of een voorwaardelijke tbs-maatregel de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Geadviseerd wordt om een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen, met dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
Het hof verenigt zich met voornoemde conclusies van de psycholoog en psychiater en zal verdachte de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekenen. In hetgeen de raadsman daaromtrent heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, een dubbele poging tot moord, is het hof van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van lange duur op zijn plaats is. Alles afwegende acht het hof, net als de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het tot een andere kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten is gekomen, dan de rechtbank.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tbs-maatregel
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat naast oplegging van een gevangenisstraf een tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege moet worden opgelegd.
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van een tbs-maatregel, nu het beschikt over recente adviezen van gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater. Uit deze adviezen, zoals hiervoor zijn weergegeven, blijkt dat door de gedragsdeskundigen is vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Het hof is in de gegeven situatie van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel vereist. Daarnaast betreffen de door verdachte begane feiten misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Omdat de maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt door de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur daarom een periode van vier jaar te boven gaan en zal derhalve niet worden gemaximaliseerd.

Beslag

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen steekwapens aan het verkeer worden onttrokken, en dat de inbeslaggenomen handschoenen aan de rechthebbende worden teruggeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een eventuele beslissing omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Van de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee handschoenen, zal het hof de teruggave aan de rechthebbende gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.299,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.890,14. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Standpunt van verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde kostenpost ‘bespaarde kosten van huishoudelijke hulp’ aangevoerd dat deze primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing, en subsidiair wordt verzocht om het gevorderde bedrage te matigen tot een bedrag van € 103,00.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman, onder verwijzing naar soortgelijke zaken waarin lagere bedragen worden toegekend, om het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade - verlies aan verdienvermogen
Voorafgaand aan de zitting heeft het hof van de advocaat van de benadeelde partij een Nederlandse vertaling ontvangen van de loonstroken van de benadeelde partij. Tevens heeft de advocaat ter terechtzitting in hoger beroep de kostenpost nader toegelicht. Daarmee is de kostenpost naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Het hof zal deze kostenpost ter hoogte van € 1.787,14, dan ook geheel toewijzen.
Materiële schade - (bespaarde) kosten van huishoudelijke hulp
Het hof acht de noodzaak tot het maken van kosten voor huishoudelijke hulp voldoende aannemelijk gemaakt, gelet op de medische stukken in het dossier. Het hof zal gebruikmaken van zijn schattingsbevoegdheid en aansluiten bij de door de verdediging in eerste aanleg gemaakte berekening. Deze berekening komt het hof redelijk voor. Daarbij wordt uitgegaan van een lichte/matige beperking à 50% van een tweepersoonshuishouden. Dit betreft (103/2=) € 62,50 per week. Uitgaande van ongeveer twee weken, komt dit tot een totaalbedrag van € 103,00. Het hof zal de overige gevorderde materiële schade afwijzen.
Immateriële schade
Omdat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, is ook voldoende gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen, zal het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft geleden, naar billijkheid begroten op een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Standpunt van verdediging
De raadsman heeft verzocht om primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het gevorderde bedrag te matigen vanwege onvoldoende onderbouwing van de vordering.
Oordeel van het hof
Omdat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, is ook voldoende gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat het letsel van de benadeelde partij tussen letselcategorie 0 en 1 van de Letsellijst is te plaatsen en dat acht geslagen dient te worden op de omstandigheid dat de benadeelde partij ten tijde van het bewezenverklaarde feit werd geconfronteerd met zeer ernstig letsel bij de persoon die hij te hulp schoot. Om die reden zal het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft geleden, naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- steekwapen: bebloed, aangetroffen onder rechter bed kamernr. 3, AAQI8256NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114083);
- steekwapen: handvat afbreekmes met stukje lemmet, passend bij AAQI8255NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114080);
- steekwapen: stukje lemmet van afbreekmes. Overloop voor kamer nr. 3, AAQI8255NL (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114077).
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- handschoen, schietmouw links (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114085);
- handschoen, schietmouw rechts (droeg verdachte na aanhouding) (omschrijving: PL0900-2023032960-G3114111).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.890,14 (elfduizend achthonderdnegentig euro en veertien cent) bestaande uit € 1.890,14 (duizend achthonderdnegentig euro en veertien cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.890,14 (elfduizend achthonderdnegentig euro en veertien cent) bestaande uit € 1.890,14 (duizend achthonderdnegentig euro en veertien cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 94 (vierennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 februari 2023.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 februari 2023.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 1 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer/documentcode MD2R023017 / HANSA, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd I tot en met 457. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 34 tot en met 36.
3.Pagina’s 133, 134, 137, 138.
4.Pagina’s 429 en 430 tot en met 432.
5.Pagina 141.
6.Pagina’s 425 en 427.
7.Pagina’s 206 tot en met 208.
8.Pagina’s 28 tot en met 30.
9.Pagina’s 415 tot en met 419.
10.Pagina’s 228 tot en met 234.