De tenlastelegging
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18-283753-22:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2022 te [adres 1] , althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, welke geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [benadeelde 4] , en/of
- achter die [benadeelde 4] te gaan staan en/of (vervolgens) een nekklem aan te brengen/leggen bij die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 4] bij de nek/hals vast te pakken, en/of
- die [benadeelde 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Geld, geld!" en/of "Fouilleer hem", en/of
- die [benadeelde 4] te duwen;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te [adres 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een gebouw aan de [adres 2] (cafetaria), één of meer geldlades uit een gokkast en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldlades en/of hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 2 november 2022 te [adres 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een gebouw aan de [plaats 2] ( [activiteitencentrum 1] ), één of meer laptops, een kluis en/of blikjes/flesjes drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen één of meer laptops, kluis en/of blikjes/flesjes drinken onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
in de zaak met parketnummer 18-147306-23:
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te [plaats 3] , een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een wapenluchtdrukpistool heeft gedragen;
in de zaak met parketnummer 18-262651-22:
1. primair
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) Apple Ipad(s) (met oplader(s) en/of toetsenbord) en/of (respectievelijk) huis- en/of autosleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7] en/of (respectievelijk) [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) Apple Ipad(s) (met oplader(s) en/of toetsenbord), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de inboedel van) een (kantoor)ruimte en/of (een) brandblusser(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. primair
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (Volkswagen Up, [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door (een) valse sleutel(s), te weten (eerder) gestolen autosleutels;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (Volkswagen Up, [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs in de zaak met parketnummer 18-283753-22
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van [verdachte] voor het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit [verdachte] vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde nu op grond van het dossier voldoende aanwijzingen zijn dat hij ‘jongen 2’ is die in de ogen van aangever geen handelingen heeft verricht jegens hem. [verdachte] heeft niets tegen aangever gezegd en heeft zijn telefoon niet weggenomen. Gelet hierop kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat hij betrokken is geweest bij dit feit, dan wel dat hij uitvoerende handelingen heeft verricht. Daarnaast lopen de verklaringen te ver uiteen om medeplegen vast te kunnen stellen.
De raadsman heeft verder bepleit om [verdachte] vrij te spreken van het onder 3 tenlastegelegde, omdat de handelingen van [verdachte] , het enkel zitten op een stoel en daarna delen in de buit, indien deze al als strafrechtelijk verwijtbaar zouden kunnen worden aangemerkt, onvoldoende zijn om te spreken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. [verdachte] wist niet wat er zou gaan gebeuren en heeft geen rol bij de daadwerkelijke uitvoering van de diefstal gespeeld.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 1 november 2022 maakte aangever [benadeelde 4] zijn dagelijkse wandeling door het park. Toen hij op een bankje afliep waar [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten, stond één van de jongens op en richtte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op aangever. Aangever werd door één van de jongens bij zijn nek vastgepakt en er werd geschreeuwd om geld. Toen aangever zei dat hij geen geld had, werd hij gefouilleerd en is zijn telefoon afgepakt. Daarna kreeg aangever een duw en zijn de jongens weggerend.
Vaststaat dat [verdachte] aanwezig was bij dit incident. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij voor aangever stond met een pistool in zijn hand. Op de zitting bij het hof heeft [verdachte] dit bevestigd. [verdachte] heeft daarmee bijgedragen aan de dreigende situatie. Naar het oordeel van het hof is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten hiermee komen vast te staan. Dat er wisselende verklaringen zijn over wie welk aandeel heeft gehad in de beroving, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. [verdachte] en de medeverdachten hebben immers alle drie een aandeel in dit strafbare feit en er is sprake van een gezamenlijke uitvoering. Zij zijn dan ook alle drie verantwoordelijk.
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 31 oktober 2022 is er in de horecazaak van aangever een gokkast opengebroken waarbij de geldlade met geld is weggenomen. Uit het dossier leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij dit strafbare feit af dat hij de eigenaar van de horecazaak in de gaten heeft gehouden, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de gokkast konden openbreken. Daarnaast heeft [verdachte] meegedeeld in de buit. [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij voor de deur van de horecazaak (al) wist dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de gokkast wilden openmaken. Ondanks dat hij op de hoogte was van dit plan, is hij mee naar binnen gegaan en op een stoel gaan zitten.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt bovendien dat [verdachte] achter hem ging zitten om de eigenaar van de horecazaak in de gaten te houden. [medeverdachte 1] verklaarde ook dat de gokkast is opengebroken met een breekijzer die door [verdachte] is meegenomen.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen van [medeverdachte 1] .
Daar komt bij dat [verdachte] tijdens de zitting bij de rechtbank op 25 oktober 2023 heeft verklaard dat zij alle drie een rol hebben gehad bij de diefstal van de gokkast. Dit wordt bevestigd door het feit dat de buit onder hen drieën is verdeeld, waarbij elk een (ongeveer) gelijk deel heeft gekregen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten is komen vast te staan. De bijdrage van [verdachte] aan het tenlastegelegde is van zodanig gewicht dat die kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof, net als de rechtbank, het onder 3 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Onder feit 4 is – kort samengevat – tenlastegelegd dat [verdachte] zich op 2 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van laptops, een kluis en flesjes drinken, toebehorende aan [benadeelde 6] , door middel van braak.
Het hof is van oordeel dat dit tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. [verdachte] heeft dit feit bekend.
Overweging met betrekking tot het verweer van de verdediging en over het bewijs in de zaak met parketnummer 18-147306-23
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek omdat er redelijkerwijs geen aanleiding bestond de tas van [verdachte] te doorzoeken op grond van artikel 50 Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM). De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de melding omschreven persoon niet overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van [verdachte] . Er was derhalve geen redelijk vermoeden van schuld om hem staande dan wel aan te houden. Dat maakt dat er geen aanleiding bestond om de tas van [verdachte] open te maken en dat het openen van de tas onrechtmatig was zodat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsmateriaal dat door het onrechtmatig openen en doorzoeken van de tas is verkregen, moet worden uitgesloten van het bewijs. Wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs dient [verdachte] vrijgesproken te worden.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen en heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het hof stelt voorop dat voor een rechtmatige uitoefening van de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 50 WWM niet de eis van een verdenking wordt gesteld maar dat jegens een persoon een aanleiding bestaat.
In dit geval bestond de aanleiding uit de melding dat een persoon in donkere kleding bij de woning van de melder een vuurwapen op hem richtte. De man met het vuurwapen had aangegeven dat hij een enkelband droeg. Tijdens het uitkijken naar deze persoon, zag de politie rond de plaats delict een jongeman in donkere kleding op een fiets rijden. Deze persoon stopte op enige afstand van de politie en was aan het schreeuwen. Toen ze hem aanspraken, ging hij ervandoor. De politie zag bovendien dat de persoon een enkelband om zijn rechterenkel droeg.
Onder deze omstandigheden is het hof, net als de rechtbank, van oordeel dat niet alleen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld om [verdachte] staande te houden dan wel aan te houden; ook bestond er voor de politie voldoende concrete aanleiding om zijn tas te openen.
Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] blijkt dat in het voorvakje van zijn tasje een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is aangetroffen. Na onderzoek bleek het te gaan om een luchtdrukpistool. [verdachte] heeft bekend dat dit wapen van hem was. Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Overweging met betrekking tot het bewijs in de zaak met parketnummer 18-262651-22
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van [verdachte] voor het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] moet worden uitgesloten van het bewijs, nu die verklaring leugenachtig is. Dan blijft slechts de verklaring van [verdachte] over, waarin hij zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten ontkent. Die verklaring wordt door geen enkel bewijsmiddel weerlegd. Een waarnemingshandeling kan niet worden vastgesteld, er kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] de goederen in handen heeft gehad, dan wel dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen van enig misdrijf afkomstig waren.
De verdediging heeft dan ook bepleit [verdachte] integraal vrij te spreken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
[verdachte] is, zo verklaart [verdachte] zelf ook, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] op 30 mei 2022 in de zorginstelling van [bedrijf] geweest. Uit het Snapchat bericht dat op de telefoon van [verdachte] is aangetroffen, blijkt dat hij wist hoe er bij de zorginstelling binnengekomen kon worden en dat hij een ‘key’ heeft gevonden. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn binnen de zorginstelling in ruimtes geweest die alleen toegankelijk waren met behulp van een medewerkerspas. In het pand zijn die nacht vernielingen gepleegd en twee Apple iPads inclusief opladers en een toetsenbord weggenomen. Nadat [verdachte] en [medeverdachte 3] uit de zorginstelling zijn vertrokken, zijn zij in de auto van aangeefster [benadeelde 8] , werkneemster bij de zorginstelling [bedrijf] , gestapt. Zij was die nacht aan het werk en had haar huis- en autosleutels in haar jas zitten die zij op een kantoor in de zorginstelling had liggen. [medeverdachte 3] heeft gebruik gemaakt van de sleutels die dezelfde nacht uit de zorginstelling zijn weggenomen. In de auto, maar ook bij [verdachte] zelf, zijn de uit de zorginstelling weggenomen goederen aangetroffen. Tijdens de aanhouding van [verdachte] vloog een iPadlader over de straat.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Gelet op het feit dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3] op 30 mei 2022 bij de zorginstelling naar binnen is gegaan, de Snapchat berichten van [verdachte] over de gevonden ‘key’ en dat hij daar eerder geweest is en het feit dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3] in de auto van aangeefster [benadeelde 8] zat waar ook nog de gestolen goederen in zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van de twee iPads met bijbehorende opladers en toetsenbord. Daarbij neemt het hof in het bijzonder mee in de overweging dat één van de iPadladers is aangetroffen bij [verdachte] zelf. Toen hij werd aangehouden door een van de verbalisanten vloog die oplader immers over de straat. De verklaring van [verdachte] dat dit zijn eigen telefoonlader zou zijn, acht het hof ongeloofwaardig. De oplader van een iPad ziet er anders uit dan een oplader van een telefoon. Daarnaast is eenzelfde oplader kort daarvoor weggenomen uit een pand waar [verdachte] diezelfde nacht is geweest. Het hof gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging dat de verklaring van [medeverdachte 3] moet worden uitgesloten van het bewijs omdat die verklaring leugenachtig zou zijn, nu het hof ook zonder deze verklaring tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt.
Onder feit 2 is – kort samengevat – tenlastegelegd dat [verdachte] zich op 30 mei 2022 schuldig heeft gemaakt aan het beschadigen en onbruikbaar maken van de inboedel van een kantoorruimte en de brandblusser van [benadeelde 7] .
Het hof is van oordeel dat dit tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. [verdachte] heeft dit feit bekend, in die zin dat hij heeft verklaard in het pand van [benadeelde 7] te hebben gespoten met een brandblusser.
Vrijspraak van feit 3 primair
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [verdachte] als (mede)pleger betrokken is geweest bij de diefstal van de personenauto.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] primair is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Tijdens de zitting bij het hof heeft [verdachte] verklaard dat hij wel wist dat de auto waarin hij samen met [medeverdachte 3] is vertrokken nadat zij uit de zorginstelling [bedrijf] kwamen, niet van [medeverdachte 3] was. Ook heeft [verdachte] verklaard dat hij toen al dacht dat het waarschijnlijk niet pluis zou zijn dat [medeverdachte 3] met die auto zou gaan rijden. [verdachte] is toen toch ingestapt en met [medeverdachte 3] weggereden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] , toen hij de auto samen met [medeverdachte 3] voorhanden kreeg, wist dat de personenauto een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat het voor [verdachte] niet duidelijk was of [medeverdachte 3] de sleutels van die auto vlak daarvoor uit de zorginstelling [bedrijf] had meegenomen of dat de sleutels ergens anders vandaan kwamen, zoals [verdachte] tijdens de zitting bij het hof heeft verklaard, is voor de vraag of sprake is van opzetheling niet relevant en leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, namelijk opzetheling.